Thursday, May 17, 2007

Verschrijver wordt undercover agent, maar een slimme...

“Denk erom”, fluisterde Verschrijver, “ïk doe het woord, Ad schijnt nogal ijdel, hautain en arrogant te zijn, een typisch politicus, veel woorden, geen daden, veel zenden, nooit ontvangen”.

Daarop werd de deur geopend. De portier was een Lombroso type, laag voorhoofd en doorlopende wenkbrauwen.
Verschrijver liep zonder aarzelen binnen, waardoor Lombroso een stap opzij moest doen.

“Goedenavond”, sprak Verschrijver minzaam, “is Ad Melkert er ? We moeten hem spreken vanwege de wereldbank.”
Met een zuchtend knikje wees Lombroso in de verte. Dikke tapijten, veel bordeaux rood, een quasi luxe zaak in Den Haag. Van achter een buffet keken drie diensters bij onze binnenkomst hoopvol op. Een knappe vrouw zagen we; verwonderd bekeek ik haar korte en laag uitgesneden zwarte zijden jurk en haar hoge zwarte spannende laarzen en net panties. Met nog grotere verbazing merkte ik op dat dit extravagant uitziende schepsel een rijzweep in haar hand hield en met het uiteinde van dit voorwerp nu en dan zachtjes, als verstooid, het zitvlak beroerde van een aan haar voeten gelegen man. Haar witgepoederde gezicht met een knalrood mondje in het midden drukte een hartgrondige verveling uit.

Verschrijver had zich tot een van de dames achter het buffet gewend. “De heer Melkert ?” hoorde ik hem vragend zeggen. En ik vernam ook het antwoord. “Ad ? Die meneer daar op de grond.”
Meneer op de grond, inderdaad. Terwijl we door het zaaltje naar het duo toeliepen deed ik een nieuwe vaststelling. Om de hals van de man die aan de voeten lag van de opmerkelijke dame prijkte een leren band met metalen noppen: een hondenhalsband met een riem waarvan het uiteinde losjes in de hand van de juffrouw rustte.

Zodra ze in de gaten kreeg dat we haar kant uitkwamen herleefde de interesse van de jongedame in haar bezigheden. Ze knalde driftig met haar zweepje, zonder de man aan haar voeten te raken. Deze keek eerst met kruiperige blik omhoog, maar toen volgde hij haar blik en zag ons naderen. Onmiddellijk krabbelde hij overeind.
“Ad. Stoute hond ! Stil blijven zitten. Zit !”
De bevelen kwamen uit het bekoorlijke rode mondje, maar toch deed Ad haastig de halsband los.
“Heer Melkert ? Mijn naam is Verschrijver en dit is mijn collega Fokkema. We komen hier om te spreken over Wolfowitz, we willen weten hoe deze man verwijderd kan worden omdat hij een prestigieuze instelling als de wereldbank een naam bezorgt van corruptie en nepotisme, waar besluiten worden genomen op grond van lafheid, positie en vriendjes- of vijandenpolitiek, een gesloten, afhankelijke en onrechtvaardige instelling door onbehoorlijk bestuur.”
“Ja, ehm, juist, Verschrijver, ” zei Ad, “daarvan heb ik wel gehoord, de man die regeringen en anderen ten val brengt na onbehoorlijk bestuur en nalatig en pertinent onjuiste superieure besluitvorming.”
Hij gedroeg zich joviaal en zonder gene ten aanzien van de houding waarin hij zich juist bevond. Met Verschrijver was hij amicaal en het leek wel of ik niet bestond. Enige uiterst geheime vertrouwelijke informatie werd uitgewisseld tussen beide heren.

Toen we op de straat stonden stelde ik één vraag uit de velen die mij door het hoofd spookten:
“Snap jij waarom Ad voor hondje speelde tegenover de juffrouw ? Nogal pijnlijk dat wij daarvan getuige moesten zijn.”
“Ach”, zei Verschrijver verstrooid, “alle perversies zijn een overwinning van de cultuur op de natuur”, klonk het, “als rechtgeaard dandy kan ik daar moeilijk tegen zijn.”
“Wat je cultuur noemt,” zei ik geringschattend.
“Een zege van de geest over de biologie. Gedragingen zoals deze wijzen op een ongelimiteerde verbeeldingskracht, of anders op een reusachtige erotische ervaring. Misschien ook op allebei. Hoe dan ook, beiden zijn in ons vak alleen maar nuttig. Taxi !”

No comments: