Monday, May 7, 2007

Willem Frederik: splendid isolation

Ik wilde goed mijn best doen. Ik wilde niet ontslagen worden. Nee, hoe misplaatst ik mij soms ook voelde tussen stapel mesjogge politici en andere gevaarlijke gekken, ik wilde bij deze firma wel in dienst blijven. En ze waren niet allemaal even gek. Het is minder ontmoedigend dan ontslagen te worden. De redacties van dag- en weekbladen te moeten aflopen met het verzoek of ik alsjeblieft een stukje zou mogen schrijven, op maat gemaakt voor de domheid van de hoofdredacteur. Of nog erger: iedereen te vriend houden om er maar bij te blijven horen en niet verbannen te worden. Terwijl de ware functie van een schrijver is: de lezer te ontmaskeren en te tuchtigen.

Opgevoed met angst voor geldgebrek, te onhandig om te stelen en te misantropisch om te lenen, was ik gedwongen aan de Nederlandse (handels)maatschappij deel te nemen. Ik deed dus mijn best. Ik deed mijn plicht en meer. Nu weet ik dat ik eigenlijk alleen mijzelf af en toe huldig, dat ik alleen met mijzelf werkelijk feestelijk en schitterend kan zijn. Mijn ene binnenpretje na het andere werd gesmoord door wanbeheer en onbehoorlijk bestuur.

Een hartverscheurend heimwee naar de stad overrompelde mij. Toen ik er werkelijk was, had ik mij matig geamuseerd. Ik ben geschikt om gelukkig te zijn in grote steden, in de herfst, tegen de avond. De hemel is helder en nog blauw, maar de lichtreclames en de lichten in de etalages branden al. Een surrealistische vereenzaamde verstilde wereld waarin verschrijver zich thuis voelt.

Niet ver van deze straat woon ik in een hooggelegen topappartement, met twee vrouwen, de ene is mijn vriendin, de andere mijn secretaresse/directrice. Deze vrouwen zijn alleen bij mij omdat ze van mij houden. Zo houdt ook nagenoeg iedereen van mij, al ben ik met weinig intiem.

Men behandelt mij voorkomend, men is beleefd zonder slaafsheid. En wat het voornaamste is: ik heb niets hoeven doen om respect af te dwingen. Ik hoef niet op mijn tellen te passen, de vlag hoog te houden, argwanend te controleren of de werkster ons niet besteelt. Iedereen met wie ik in aanraking kom, leeft alleen maar om mij gelukkig te maken. Geld heb ik niet, maar ik heb het ook niet nodig. Over geld wordt nooit gepraat. Mijn secretaresse of directrice betaalt, geloof ik, alle rekeningen en sluit contracten. Mijn vriendin is waarschijnlijk zeer rijk, ik weet niet waar het geld vandaan komt voor de luxueuze maar sobere smaakvol ingerichte flat met uitzicht op central park en de buitenhuizen aan zee in Italië, Frankrijk, Spanje, Californië en Nederland.

Tussen ons en onze vrienden worden leuke gesprekken gevoerd, geen plichtplegingen om elkaar naar de mond te praten. Complimenten zijn tussen mij en mijn vrienden ondenkbaar, wij tonen onze waardering door de aandacht die wij besteden aan het werk en het leven. Onopvallend bewegen zij zich door het dagelijks leven. Zij hoeven zich niet wekenlang niet te scheren om op te vallen, te bluffen, een baard te hebben, of geen baard en een gladde man te zijn en veel te dure pakken en grote sigaren. Of zich continu ironisch superieur voor te doen. Het zijn geen politici, ijdeltuiten of soortgelijks. Ze hebben niet de minste neiging zich tot het rooms-katholicisme te bekeren, in het stof te rollen voor de Islam of onder het grauwe achterwerk van Karl Marx te kruipen. Bovendien zie ik ze eigenlijk weinig, maar als ik ze zie is het vaak plezierig.

Mijn vrienden hebben nooit gebrek aan geld, zij hoeven hun dagelijks brood evenmin te verdienen als ik. Rustig en geregeld is mijn leven. Nooit ben ik gedwongen te commanderen of om iets te vragen. ’s Ochtends word ik vanzelf wakker, neem twee krantjes vluchtig door en na een smakelijk ontbijt ga ik wat mijmeren en lezen terwijl mijn directrice thee of koffie met een lekker koekje brengt. Wat is zij toch een plezierige vrouw en knap bovendien. Zij begrijpt mijn wensen zonder woorden.

’s Middags tegen twee uur ga ik op de straat flaneren en ik bepaal geheel zelf wanneer ik besluit terug te komen. Iedere gedachte die plat, gemeen en vervelend is, wordt door mijn zorgzame omgeving verre van mij gehouden. Daarom ben ik geen misantroop, zoals nu. Mijn medelijden met anderen is vrij van neerbuigendheid. In die prachtige stad flaneer ik door mooie straten. Vaak word ik herkend, maar men weet dat ik bescheiden ben. Zij weten dat ik er niet van houd de aandacht te trekken. Soms maak ik een praatje met gelijken. Later op de avond ga ik naar het restaurant waar ik met mijn vriendin heb afgesproken. Ik hoef mij nooit af te vragen of zij mij wel trouw is, want zij bedriegt mij niet. Ze is jaloers, maar maakt nooit scènes. Zij is even intelligent als ik. Zij is mooi, maar nog belangrijker is dat zij van mij houdt. Ze ruikt heerlijk, ze heeft een prachtige stem, ze weet wanneer ze stil moet zijn en is daarmee haar gewicht in goud waard en prettig pervers in bed.

Wij eten kleine hoeveelheden van een aantal superieur toebereide spijzen. Ze heeft een nieuwe jurk aan en is mooier dan ooit. Zelfs als ik somber ben, weet zij mij aan het lachen te maken.
Maar ik zou niet weten waar ik zo’n vrouw en leven zou kunnen vinden en hoe zo’n leven te organiseren en ik zou het trouwens niet hebben willen organiseren, want dan zou het heel wat anders zijn. Daarom kan ik er niet eens mijn best voor doen. Ik wil geen tiran wezen, die gevreesd wordt en gevleid. Ik wil geen rijkaard bedolven onder parasieten zijn. Ik wil ook niet gerespecteerd worden door daar stilzwijgend om te zeuren, te bedelen, met suggestie, dreigementen, leugens, tact, kletspraatjes en het doen van nooit gehouden beloften. Wat ik wil, wil ik zo maar, ik wil kortom zo zijn. Vanzelf.

No comments: