Sunday, December 30, 2007

Qui se ne frega ?

(Non sostenire) le conseguenze dell'amore. Dat was nu een goede film, een van mijn favoriete, ook omdat hij speelt op de plek waar ik tot mijn twaalfde woonde (is dat dan ijdelheid ? Als de film tegen de spaans franse grens had gespeeld i.p.v. de zwitsers-italiaanse, dan had ik hem toch even goed gevonden ?) (Onderschat) de gevolgen van de liefde (niet), betekent het.

La meglio gioventu vond ik ook geweldig (speelt niet op de plaatsen waar ik opgegroeid ben).

Amici Miei (omdat mijn vader hem zo leuk vond, vanwege de scene bij de wegrijdende trein, waarbij ze passagiers die naar buiten hangen een mep geven en waarbij ze een klein dorpje opmeten en de burgemeester en pastoor vertellen dat het dorp plat gaat vanwege de snelweg).

Was het niet Nietzsche die zei: ook het minste creëren staat hoger dan het praten over gecreëerde dingen.

Tirza van Grunberg gelezen tm bladzijde 25. Voor Joe Speedboot geldt hetzelfde. Hoe komt dat nou ? Toch geen jaloezie of afgunst ? Een jonger schrijvertje dat het wel "gelukt" is ? Blauwe maandagen heb ik toch met plezier gelezen. Zal dat boek Tirza de komende week wel echt verder lezen, na dat boek van Martin Koomen, Portland in Pruisen. Pas bij bladzijde 60 in dat boek kreeg ik in de gaten dat ik het al eens gelezen had; verontrustend ? Maar het was wel een herschreven versie van "import, export, doodslag, moord" ter verdediging mijner verstandelijke vermogens op mijn 43ste.

Van Kees van Kooten "koot droomt zich af" van 1975-1977 gelezen. En "de ergste treitertrends." Dat vond ik niet zo goed. Vervolgens "koot graaft zich autobio" van 1977-1979, dat is geweldig. Een prachtig boekje. Net als veertig, hedonia en de rest.

Van Willem Frederik Hermans vond ik de eerste drie boeken ook niet goed (conserve, de god denkbaar, denkbaar de god en paranoia). Terwijl Hermans zelf wakker lag met zelfmoordneigingen omdat hij "de god denkbaar, denkbaar de god" zo goed vond. "De donkere kamer van damocles" vond ik vroeger ook niet denderend, pas vanaf "onder professoren" (zelf gekozen verbanning uit Nederland) werd ik gek op Hermans en het verhaal "het grote medelijden" uit een wonderkind of een total loss.

Kees van Kooten had aan de nieuwjaarsconference van Wim Kan van 1979 meegeschreven. Gisteren zag ik de nieuwjaarsconference van 1976 van Wim Kan, die was bijna hetzelfde, zelfs qua grappen ! Maar wel heel leuk, die beelden van de zaal van mensen uit 1976 en 1979 en Wim Kan.
Bijzonder dat Youp van t Hek zo goed blijft, ook al vinden sommige vrienden hem niet zo leuk en zijn mensen nog steeds "geschokt" door Youp. Zoals Youp daar grappen vertelt en leuk staat te wezen, dat zou ik nooit kunnen.

En wat wil je hier mee zeggen ? Niets.

Nog even een stukje uit "koot droomt zich af" van 1975-1977, om te laten zien dat er toch ook goede dingen in zaten:

Mijn zwemmen

Eerst, dat u het beter begrijpt, zij hier gezegd dat ik mijn zwemkunst voor zoverre beheers dat ik de schoolslag slaag te halen tot meestal wel de overkant, maar zonder terug.
Dit komt waarschijnlijk hierdoor dat ik mijn eerste schreden zwom in het Haagse Mauritskade bad, onder aanwijzing van een bepaalde Bert Vermons. Dit was een andere man van hetzelfde kantoor van mijn vader, die wekelijks opnieuw door de Maurits-directrice uit het publieksdeel der openbare bad abso-luut werd gesommeerd te verwijderen omdat hij 's zaterdagmiddags beunhazend langs de bassinrand, onder het tarief en daarmee de duiven van de drie welbevoegde zwemintructeurs of trices werkte, zodat er van enigermate lescontinuïteit of cursusopbouw bij mij nooit sprake gaf: kleumend hing ik soms wel tien minuten in mijn dooie eentje (7) aan de badgoot te klampen, klapperend en kippevellend te wachten op nadere instructies of al waren het maar de correcties van Bert Vermons, die, om natuurlijk niet in de gaten te staan, hetzij vaak bovenover de badrand langslopend "intrekken, spreiden, sluiten" siste terwijl hij met zijn overige mondhoek een gevulde koek opat en de andere kant uitkeek; hetzij ook onverhoeds (jaws !) naast of achter mij opdook en bijvoorbeeld "en vooral rustig, rustig ademhalen" commandeerde, om zich onmiddelijk daarna weer onvindbaar in het echoënd krioel te zwemmen.
Dit duurde iedere hele zaterdagmiddag en daar heb ik aan overgehouden dat ik bij elke schoolslag mijzelf nog steeds moet onderdrukken om steeds opzij of achterom te kijken en dat ik the crawl nooit heb geleerd wanneer je hem moet leren en dat is namelijk als je jong bent, omdat ik voor mijn achtste verjaardag als grootste cadeau vroeg en kreeg niet meer naar Bert Vermons te mogen hoeven.



En uit een ander verhaal:

Bertus de Harder, de kale linksbuiten van VUC. Het is vaak aan anonimi toegeschreven, maar het was dus absoluut mijn vader die dat toen een keer tegen Bertus den Harder riep. Wil rand strafschopsgebied de bal erin koppen, leder schampt van zijn hoofd. "Krijten, Bertus !" schalde mijn vader met een handentoeter door het stadion. Sinds die tijd kraaiden de toeschouwers van VUC het telkens uit als Bertus de bal op zijn kale knikker dreigde te krijgen: "krijten, Bertus, krijten ! ".

Wat was dat een goeie, van mijn vader. Ik heb het trouwens van niemand vreemd dat ik zo leuk ben, zegt mijn moeder.

-------------


In Italie kreeg je een diploma als je binnen een bepaalde tijd in de vier zwemslagen (crawl, school, rug en vlinder) de overkant van het zwembad (25 meter) en terug haalde. De vlinderslag bleek lastig. Veel competitiever dus dan het Nederlandse zwemmen. Die indruk heb ik toch gekregen, dat Duitsers en Italianen competitiever opgroeien, je moet proberen de beste te zijn in wat je doet. Ehm, juist, Verschrijver, en waar komt Pieter van den Hoogenband dan vandaan ? Generaliseren is dom en jij doet daar ook aan mee. Toen ik die film "jaws" op 11 jarige leeftijd in het Italiaans zag durfde ik bijna niet meer te zwemmen in het zwembad.

Waarom zijn die eerste twee boekjes van Van Kooten niet zo goed ? Dat gemaakt leuke expres fout schrijven. Zo graag leuk gevonden willen worden. De leukste. Behaagziek. Ooit zat ik met een vrouwelijke collega op een kamer en dag in dag uit zat ze tegen me aan te tetten. Daar ergerde ik me steeds meer aan tot ik op een gegeven moment zei:

"Goh, jij hebt ook wel veel aandacht nodig, he ?"

Dat is het, dat continu tetten, omdat je aandacht wil. Of waardering, nog erger, de bodemloze put van waarderingaandacht willen hebben. In het geval van Van Kooten, De Bie en Van t Hek is het terecht dat ze aandacht krijgen, maar iemand die continu gedachteloos tegen me zit te tetten. Verschrikkelijk. Misschien is dit weblog wel van hetzelfde laken een pak ? Stoppen ?

Friday, December 28, 2007

En anders kun je altijd je haar nog blonderen...

Agent uitmaken voor hetero toch strafbaar





Uitgegeven: 28 december 2007 10:35
Laatst gewijzigd: 28 december 2007 11:20

DEN BOSCH - Een agent uitmaken voor 'homo' is een belediging en dus strafbaar. Dat bepaalde het gerechtshof in Den Bosch vrijdag in hoger beroep.

Een agent uitmaken voor "hetero" is een belediging en dus strafbaar. Dat bepaalde het gerechtshof in Den Bosch vrijdag in hoger beroep.

Is dat nu geen discriminatie ? Als ik tegen een agent albert verlinde zeg, dan ben ik strafbaar !? Als ik tegen albert verlinde "agent" zeg, dan ben ik strafbaar ?

Sunday, December 23, 2007

Dictatoriale fascistische gezellige kerst !!!

De ontreddering en wanhoop van die man in het filmpje; het samenballen van een jaar misere en ellende ontaarden mogelijk in gedachten over een gezellig kerstfeest, een kringgesprek met (schoon)familie. Volgens mij vloekt hij daarover en niet zozeer tegen zijn vrouw, die rottige verlichte kerstman en al die tuttige verlichting: in de plomp ermee ! Ook al in mijn vrije tijd gevangene van kerst, van die vrouw, van bezit, van troep !!! Godverdegodverdegloeiendegodver.


Niet meer glimlachen of grijnzen maar hardop lachen, vooral als ik met mijn winkelwagen klem rij in de ah vanwege de drukte tijdens de kerstinkopen.


Een stukje Bieslog:      http://bieslog.vpro.nl/programma/bieslog/news.jsp?news=38502635


http://nl.youtube.com/watch?v=P3WcK9Y6w28

Goede kerst, beter 2008 en het beste !

'Leg friet eerst in zout water'
Uitgegeven: 10 mei 2007 10:22

GENT - Mensen die thuis patat bakken, kunnen de rauwe frietjes beter eerst tien minuten in heet zout water leggen met een scheutje azijn en dan afdrogen. Dat vermindert de kankerverwekkende stoffen acrylamiden met ongeveer 60 procent.
De Belgische bio-ingenieur Frédéric Mestdagh is gepromoveerd op deze techniek bij de Universiteit van Gent. Zijn vinding is een alternatief voor technieken die de smaak aantasten.
"Het zat me als frietliefhebber hoog dat ons nationaal product aan kwaliteit dreigde te moeten inboeten", zei Mestdagh donderdag in de Vlaamse krant Het Laatste Nieuws. "Ik hoop dat mijn techniek de industrie een uitweg biedt".
De frietexpert adviseert ook de patat niet lang in de frituurpan te laten sudderen. "Hoe bruiner de frieten, hoe meer kankerverwekknde acrylamiden".




Raar dat ik belangstelling heb voor gezonde voeding, van groene thee tot en met fruit en groente. Vanwege de kinderen ? Nee, altijd al gehad, in ieder geval sinds 1984.



Van www.ivanwolffers.nl :

Thuis gekomen lees ik dat tweemaal per week bloemkool eten de kans op agressieve prostaatkanker verkleint. Dat staat in het Journal of the National Cander Institute. Ik ben vroeger een lastige eter geweest, hield de lippen stijf op elkaar en liet me nooit verleiden iets anders dan opgebakken aardappelen, sperziebonen of appelmoes te eten. Krijgt mijn moeder op haar zevenentachtigste alsnog gelijk? Had ik de bloemkool die ze me voorzette moeten eten? In plaats daarvan sloot ik mijn mond. Mijn vader hield mijn armen vast. Mijn moeder probeerde de lepel bij me naar binnen te drukken.
In mijn leven had ik om veilig te zijn 6000 keer bloemkool moeten eten en het is misschien maar 10% daarvan geworden en dat alles pas ook nog na mijn twintigste, toen Marion de regie overnam. Ergens op een eiland in Thailand waar we een paar weken verbleven aten we elke dag haaienvlees met knoflook en bloemkool omdat er niets anders was: samen twintig keer. In Indiase restaurants bestel ik Aloo Gobi omdat het lekker is: bij elkaar vijftig keer. In de groentesoep omdat het er voor de kleur wel in moet zitten: honderdvijftig keer. De keren dat ik zelf zo'n grote witte kool bij de supermarkt uitkoos zijn ook te tellen: hooguit tien keer per jaar, dus bij elkaar vierhonderd. Het is niet voldoende geweest om de prostaatkanker te voorkomen.
Het mag dan hormonaal zijn, maar er is ook iets met mijn karakter dat bij heeft gedragen aan de situatie waarin ik me nu bevind. Ik ben altijd koppig geweest en liet me niet gemakkelijk verleiden iets anders te doen dan ik in mijn hoofd had. Ook als mijn moeder een gulden op tafel legde, naast mijn bord, en zei dat ik die mocht hebben, opende ik mijn mond niet voor de lepel en bezweek niet. Instinctief besefte ik dat zodra ik toegaf, de strijd voor altijd verloren was. Voor iemand die een kwartje zakgeld per week kreeg, was een gulden erg veel geld. Het onderstreept ook dat mijn moeder zich werkelijk grote zorgen over mijn voeding en gezondheid moet hebben gemaakt.

Friday, December 14, 2007

Maar ik ben een beetje in een pestbui, Sonja.

Vandaag heb ik een pak aangetrokken en zit ik er goed geschoren bij. Geen vervelende mensen op het werk die allerlei onbeduidende zaken "verschrikkelijk belangrijk" vinden. Waarschijnlijk vinden ze vooral zichzelf verschrikkelijk belangrijk, of zouden ze dat graag willen zijn. Niet een levende dode ambtenaar. Straks komen mijn kinderen ook in die verschrikkelijke hierarchische wereld terecht, met druktemakers, politici, bedriegers, dieven, potentaten, ceo's, cfo's en ander fout volk. Ach, je praat over jezelf, die kinderen vinden hun weg ook wel.

Maar ik heb een beetje een rothumeur, Sonja.

Gisteren kreeg ik te horen dat een lieve en vriendelijke man in mijn straat is overleden, waar ik af en toe koffie ging drinken. 79 jaar is een mooie leeftijd, maar hij was nog levenslustig en had humor, rust, relativeringsvermogen en zin in het leven. Ook kwam ik hem vaak tegen in de duinen, waar ik nog wel eens rond wandelde in een tijd dat ik ontslagen was. Een kleurrijke figuur met mooie verhalen over onder andere de politiek van 1960 tm 1990. Dick Hillenius, een beste man. Paul Verhoeven had zijn huwelijk gefilmd en hij kende Marten Toonder vrij goed (volgens Hillenius genoot die daar eigenlijk wel in het Rosa Spier verzorgingshuis ondanks zijn interview waarin hij verklaarde zo alleen te zijn en zijn tweede vrouw, dat was een verschrikkelijk mens, vond iedereen, terwijl Marten juist zo gek op haar was).

Maar, Sonja, ik heb dus een beetje een slechte bui.

Moet ook constateren dat ik helemaal geen mensenmens ben. Dat wist ik natuurlijk al, maar het is toch vervelend om te merken. Ik was zo graag van kooten en de bie geweest. Of ik zou zo graag heel goed zijn geworden in een vak, zoals Marten Toonder. Te weinig talent, te lui, te bang, vermoed ik.

Maar ik ben dus in een slechte stemming, Sonja, sodeju, Sonja.

In de volkskrant bijlage las ik het verhaal van een dichtster of dichteres, dat haar moeder continu acties organiseerde voor amnesty international, greenpeace, de wereldvrede, maar dat het bij haar thuis altijd oorlog en onrust was. De boodschap van de dichteres was: zorg dat je thuis vrede en rust hebt.

Net zoals Piet Vroon al zei: "een land dat extern oorlog voert, verkeert intern ook in staat van oorlog." Geldt hetzelfde niet voor mij de afgelopen twee jaar, extern in oorlogsstemming, intern ook in staat van oorlog ? Zeker is dat van navelstaren en teveel met jezelf bezig zijn niemand ooit gelukkig is geworden...en dat een rotsfeer op je werk ook niet bijdraagt aan levensvreugde. Maar ook daar ben je zelf verantwoordelijk. In korte tijd een laffe leidinggevende meegemaakt die mij maar ontslaat zodra hij zich aangevallen voelt en een ambitieuze politieke druktemaker. Ben ik nog wel geschikt om te werken ? Ja, ik heb ook die twee zeldzame prima leidinggevenden gehad die mij in mijn waarde lieten en waar ik goed werk gedaan heb.

Sonja, maar ik heb dus een pestbui, Sonja, een rotbui heb ik.

Liever onafhankelijk en zelfstandig door het leven gaan. Door gebrek aan talent, werklust en doorzettingsvermogen blijven hangen in de ambtenarij, waar ik zeker 10 jaar met veel plezier gewerkt heb, maar de afgelopen tijd dus even niet meer zo.
Doe daar zelf wat aan, vent ! En godverdek, dan moet Lucy de B. onschuldig in de gevangenis blijven zitten en wordt verdonk gekozen door het volk als de beste politica. Jesses ! Er zijn wel ergere zaken, dan jouw stemming.

Maar door zo te malen heb ik dus een slecht humeur, schei daar nou eens mee uit.

Als je het slechte zoekt in mensen, dan zul je het ook vinden. Datzelfde geldt bij zelfonderzoek. Ga nou weer eens genieten van de vele goede momenten, de nieuwe mogelijkheden. Elke dag is een nieuw wonder, carpe diem, elke dag dat je mag leven is er weer 1, kies daarvoor. Ooit werkte ik in de horeca tot 4 uur op vrijdag en zaterdag. Wat was dat zwaar !

Zo Sonja, poep all over the place. Ik kan er uuuuuren over doorgaan, overal stront, kak, enne, enne, enne piesgeur. En stinken ! Ja, Sonja, ik kan er uren over vertellen. Nou, Sonja, dan was ik daar in al dat afval en in die stinkzooi aan het peuren bij de gemeentereiniging, die jongens van de Roteb, of de AVR, nou, een geur en een viezigheid, Sonja, dat wil je niet weten, Sonja, ik kan er wel uuuuren over praten. Dagen kan ik erover doorgaan. Sonja.

Maar een rottige narrige bui, die heb je nou eenmaal, Sonja.


Gauw aan de slag, een vergadering voorbereiden, me verdiepen in wat stukken, een kopje koffie. In mijn levensnevel enigszins wegmijmeren over haar mooie kersenmond, een jaar geleden heb ik haar voor het eerst en het laatst gezien. Als ik vrolijk wil worden, dan zie ik haar in een erotische omstrengeling. Een half jaar leven op zanzibar. Waarschijnlijk heb ik het daar na twee weken wel weer gezien.

De onbeantwoorde vraag aan Linda de Mol: "noem eens 1 voordeel van bekend of beroemd zijn ?"....na relatief lang aarzelen stelde Linda dat ze zaken sneller en eenvoudiger voor elkaar kreeg. Maak plaats, maak plaats, maak plaats, wij hebben een ongelooflijke haast. Wie scoort het eerst ? Wie is het eerst bij de eindstreep ? Wie ligt er het eerst in het graf ? Wat is jouw deadline. Je haasten om niet na te hoeven denken.
Sommigen hebben wel het talent en de capaciteit voor roem. Ehm, ehm, binnenkort weer vakantie. Wat heb ik het toch goed en luxe ! Wat ben ik toch een zondagskind !

Thursday, December 13, 2007

Kunstpenis

Gé gooit per abuis bij het eendjesvoeren ipv brood zijn gebit op het ijs. Een nieuw gebit wordt niet meer door het Ziekenfonds vergoed en kost 600 gulden. Thuis lijkt het misschien nog politiek los te lopen en Gé krijgt zolang een sinaasappel gebit in, waarmee hij niet eens op een houtje kàn bijten.


Als ik het bovenstaande lees, een uitzending van 1997 van Ge en Arie Remmes, twee samenwonende bejaarde arme broeders, do ist die bahnhof, dan krijg ik een grijns op mijn gezicht. Zojuist heb ik de site www.kootenbie.nl eens helemaal gelezen. Van 1978 t/m 1983 waren het (mijn) helden. Is dat afhankelijk van je leeftijd, helden hebben ?

Ook valt het me op dat ze in die tijd meer indruk op mij maakten dan daarna. De beelden en grappen tussen 1978 en 1983 heb ik beter onthouden dan die daarna. Het lijkt ook alsof ze zich na 1983 meer met politiek en den haag bezig hielden. Toch heel knap dat ze bleven vernieuwen en leuk en creatief bleven tot en met 1997. Liever had ik voor politiek geen belangstelling gekregen, want ik voel me een stuk minder goed sinds ik meer betrokken ben geraakt bij die politiek. Daar moet ik vanaf. Live from day to day.

Als je aan een vvd of een pvda econoom vraagt of investeringen van de overheid goed zijn voor de werkgelegenheid, dan krijg je een heel ander antwoord. Dus succes in het vinden van de gulden middenweg.

Dat kunstpenis als titel heb ik bedacht, door dat "kunstgebit". Nieuwe combinaties.

Ben jij ook zo bang ?



Dat erg veel mensen elkaar zo de hand boven het hoofd houden ? Laten we elkaar netjes behandelen ? Soort zoekt soort en mede daarom continu nerveuze, drukke, ambitieuze, megalomane, resultaat- en geen mensgerichte, zweterige, bange, politieke (=leugenachtige), voortvluchtige tiepjes leidinggevende worden, omhoog kruipen, verworden tot schaaldieren, een enkele uitzondering daargelaten ?

Dat als je vraagt: "wat wil je nou eigenlijk ?", dat ze dan stilvallen...het antwoord is waarschijnlijk: meer invloed, meer geld, meer aanzien, meer macht, meer aandacht, meer roem ook al ontbreekt het mij aan inhoud, empathie en achtergrond. Dat die ziekelijke hierarchie van het leger niet in de maatschappij thuis hoort, maar dat deze daar juist ver(k)ankerd is. Daar een nederhekel aan hebben...en dan maar roepen dat politiek topsport is, net zoals topaap spelen. Als je 1maal in dat wereldje terecht komt, dan gaat bijna eenieder zich dienovereenkomstig gedragen.

Zij, van de pvda, wij van het cda, zij van van groenlinks, wij van de vvd, zij van de sp, wij van de pvv. Zij van abn amro, wij van fortis, zij van belgië, wij van nederland, zij van vlaanderen, wij van wallonië. En toch worden de grootste huichelaars en bedriegers, de lijmers en likkers naar boven, de trappers naar onderen wel eens afgestraft, als het niet is door het nare leven dat ze leiden, dan wel door het rotte karakter dat hen verziekt.

Een tweede kamer die gezamenlijk regeert en niet meer via vriendjespolitiek, wij/zij denken.
Of niet, laat ze in hun ziekelijke waan, geen allesvrezer, maar je concentreren op het goede, de goede mensen en de goede dingen in het leven. Zo min mogelijk met politiek en rijke stinkerds te maken willen hebben. Een politicus zei mij al eens: het zijn geen aardige mensen. Helaas sijpelt dat wel door in de ambtenarij en het bedrijfsleven: slechte voorbeelden doen slecht volgen.

Dus zoek je heil elders. Dat drukke angstige gedoe, daar moet je niet in mee gaan. No more fear. There's a new age that is looming...man, van de slavernij via nazisme naar de huidige stand van zaken in Nederland, dat is nogal een wereld van verschil ! Daar moet je blij over zijn. Met zijn allen naar de ikea op tweede kerstdag, 2007 ! Filerijden voor de ikea !

De zeven vredesengelen

Per 2010 mogen Jack de Vries, Maxime Verhagen, Bert Koenders, Jan Peter Balkenende, Jaap de Hoop Scheffer, Hans van Baalen en Henk Kamp, de zeven vredesengelen, de zeven samoerai zorgen voor een veilig Afghanistan.

Veel sterkte en succes, we zijn trots op onze Nederlandse jongens !

Verdomd Verdonk !

Voor de duidelijkheid: laat het duidelijk zijn, ik zeg waar het op staat, dat moge duidelijk zijn. Ja, beste mensen, dit is een zelfverzekerde persconferentie en een frisse presentatie, want fris en daadkrachtig is de mode.
Ik ga d'r voor !
U kent mij, ik zeg waar het op staat, ik doe wat ik zeg: fris en daadkrachtig naar de toekomst kijken.
De mensen moeten weer gaan lachen om hun loonstrookjes !
Dag, beste mensen !
Voor alle duidelijkheid, ik zei: Dag, beste mensen !
Mensen, u woont in Nederland, het land verwacht dingen van u. Zo worden we allen, beste mensen, voor alle duidelijkheid, weer trots op nederland. Het is geven en nemen, ik ga voor de inhoud. Dus, beste mensen, voor alle duidelijkheid: let's go ! Ik doe het !
Voor de duidelijkheid: ik ben niet rechts, ik ben niet links, ik ben rechtdoorzee !
Voor alle duidelijkheid, beste mensen: let's go en ik ben niet rechts en ik ben niet links, ik ben rechtdoorzee zijn juwelen van onze Nederlandse taal die ik helemaal zelf alleen zonder hulp heb bedacht. Ik ben trots op Nederland. Ik ben trots op mezelf. Nederland, dat ben ik, voor alle duidelijkheid, beste mensen.

Mensen, voor alle duidelijkheid: wat was dat een mooi moment in mijn Amerikaanse campagne, ik bedoel het moment dat ik opeens bedacht "we moeten let's go tegen de mensen zeggen".
Yes ! riep mijn campagneleider varken, that's it, vasthouden. Trots op Nederland.
Voor alle duidelijkheid, het gaat om de inhoud. Ik sta voor wat ik zeg.
Let's go.
Voor alle duidelijkheid: ik ga d'r voor, voor de mensen van dit land, die weer moeten kunnen lachen met hun loonstrookjes.
Godallemachtig, beste mensen, wat een vertoning, he ? Doet u uw camera's en microfoons maar weer weg, dan kunnen we normaal doen. De files los ik op. Trots op Nederland. Ergernis nummer 1 in Nedeland. Alleen de mercedes en bmw laat ik toe op de autosnelweg. Tegen betaling mogen ook renault, citroen en peugeot circuleren. Alle andere auto's worden verbannen, terug naar het land van herkomst, beste mensen, dat je weer gaat lachen om je loonstrook. Zo los ik de files ook op. Mercedes en bmw mogen, nee, ze zijn verplicht om andere auto's aan te geven, beste mensen. Zo trots op Nederland.

De dochter van Jacobse en Van Es: Verdonk (Voor 95% van jan Mulder, het bovenstaande)

De kern van de democratie is geen inspraak, maar tegenspraak. De Irak kwestie waar honderd duizenden Irakezen onder valse voorwendsels zijn vermoord, denk eens aan de vele kinderkamers in Irak, beste mensen. Onze Tweede Kamer gaf, op voorstel van minister De Hoop Scheffer, in meerderheid (vooral CDA en VVD) politieke steun aan die oorlogsactie. Aan die zoveelste misdaad jegens de mensheid. Aan teveel ondoordachte moordpartijen. Bot heeft zijn twijfel, Balkenende wil een economische hervormingsagenda doorvoeren en waarschuwt voor de pvda. Leve het partij denken, leve het wij/zij denken.

Liever tien keer onterecht twijfel gezaaid dan éénmaal klakkeloos een bush, blair of balkenende volgen.

Enver Hoxha

Enver Hoxha (Gjirokastër, 16 oktober 1908 - Tirana, 11 april 1985) was lange tijd als secretaris-generaal van de Albanese Partij van de Arbeid de politieke leider van Albanië. Zijn ambt werd gekenmerkt door een meedogenloze dictatuur waarbij geen ruimte was voor vrije geloofs- en meningsuitingen.

Door zijn vriendschap met en bewondering voor Jozef Stalin dreef hij na diens dood in 1953 zijn land de totale isolatie in. In 1948 had Hoxha al alle banden met Joegoslavië verbroken vanwege de breuk tussen Tito en Stalin. Toen Chroesjtjov na Stalins dood kritiek op Stalin uitoefende, keerde Hoxha zich ook van de Sovjet-Unie af. In de jaren zestig klopte hij aan bij de Chinese leider Mao en zo werd het kleine Albanië het enige maoïstische en tevens armste en meest achtergebleven land van Europa. Nadat China na Mao's dood in 1976 een nieuwe politieke lijn afkondigde, keerde Hoxha zich ook van China af. Zo werd Albanië het meest geisoleerde land in Europa. Zonder "grote broer" die het land voorzag van hulp, grondstoffen en technologie dreigde Albanië af te glijden naar de middeleeuwen.

Hoxha stond erop dat de onafhankelijkheid van zijn land zekergesteld zou worden en liet daarom ongeveer 600.000 bunkers bouwen op iedere plek die maar enigszins van strategisch belang was. Daarvoor werd een betonindustrie uit de grond gestampt en duur staal ingevoerd uit het buitenland. Verder onderdrukte Hoxha consequent iedere geloofsuiting. Wie betrapt werd met de Bijbel of Koran kon rekenen op een straf van een aantal jaar "heropvoedingskamp".

Na zijn dood werd in Tirana een mausoleum voor hem gebouwd, maar zijn stoffelijk overschot heeft daar niet lang gerust. Tegenwoordig is het mausoleum een cultuurcentrum.

Hij werd na zijn dood opgevolgd door Ramiz Alia.





Volgens mij weet ik meer niet dan wel, maar Plato of Socrates had datzelfde inzicht. Laat mensen dus maar hun (bij)geloof, van de islam, via het katholicisme, het socialisme, het liberalisme (bestaat dat ?) tot het kapitalisme. Vrijheid van meningsuiting, dat is zeer belangrijk, op het werk, in de samenleving, net zoals vrijheid van geloof, zolang het anderen maar geen schade....

Zou jij iemand die pedofiele sites tijdens werk raadpleegt ontslaan ? Ja. Zou jij een niet functionerende leidinggevende ontslaan ? Naar een andere positie manouvreren en eerst goed bij mezelf kijken wie vindt dat hij/zij niet functioneert. Zou jij een medewerker ontslaan die negatieve geluiden over mij laat horen, gebaseerd op mijn werk ? Nee, ik zou een aantal gesprekken met hem/haar voeren en vervolgens bij een ander inzicht vragen ander werk te zoeken. Zou jij jezelf ontslaan ? Ja, zeker als ik doorbetaald zou worden zoals die ambtenaren van de provincie Brabant. Maar het liefste werk ik met plezier in een prettige omgeving, zoals ik zeker 12 jaar gedaan heb.

Friday, November 30, 2007

Schumpeter

Ondernemen is het realiseren van nieuwe combinaties.

Vernieuwing is innovatie.

Maar ook: behoud het goede en denk aan de remmende voorsprong van de "early adaptor". Met veel kosten ben je innovatief en vervolgens blijf je dat een zeer korte tijd. Denk aan IBM, niet naar de kleine pc kijken, daar was geen markt voor, de arrogantie van de vooroploper. Rare competitieve gedoe, concurrentie gesodemieter.

Schumpeter beschrijft zijn beroemde concept van creatieve vernietiging, wat inhoudt dat oude manieren van werken en oude structuren telkens vervangen worden door nieuwe. Een combinatie van (twee) verschillende ideeën of schrijwfijzen of muziek. Dat is uitvinden en innovatie. En/of evolutie. Kijk maar naar de mens en zijn/haar kinderen. Jammer dat het uiteindelijk vaak bij vernietiging blijft, oorlog.

Schupmeter, dan moet ik altijd denken aan trompetter. Zo'n mooie trombone ! Vrolijk stemmend leuk instrument. Prachtige combinatie van de vijfde van beethoven en take five van Brubeck ooit gehoord, gespeeld door vier trombones. Nooit meer terug kunnen vinden.

Joseph Alois Schumpeter (8 februari 1883 – 8 januari 1950) was een Oostenrijks econoom (maar geen lid van de Oostenrijkse School van economen).

Hij werd geboren in Triesch (toen onderdeel van Oostenrijk-Hongarije, nu in de Tsjechische Republiek), ging studeren onder de Oostenrijkse econoom Eugen von Böhm-Bawerk en werd in 1909 professor in de antropologie aan de universiteit van Czernowitz (toen eveneens Oostenrijks, thans Oekraïne) en bekleedde die positie van 1911 tot 1921 aan die van Graz. Van 1919 tot 1920 was hij Oostenrijks Minister van Financiën; van 1920 tot 1924 President van de Biederman Bank. Van 1925 tot 1932 had hij een leerstoel aan de Universiteit van Bonn maar moest Europa ontvluchten vanwege de opkomst van de nazi's. Hij verhuisde naar Harvard, waar hij van 1932 tot 1950 onderwees.

Schumpeters populairste boek is waarschijnlijk Capitalism, Socialism, and Democracy, waarin hij de theorieën van Karl Marx behandelt. Schumpeter staat sympathiek tegenover Marx' analyse, maar concludeert dat kapitalisme door socialisme vervangen zal worden om andere redenen dan Marx doet.

Wat weet ik verder van die abstracte lulkoek van "marxisme" of "socialisme". Geniet van de kleine dingen in het leven. Pas wel op voor de simplificaties van Verdonk. Dus leef me vlag en wimpel, hou het simpel, maar denk er wel over na, als iemand vreemdelingen, allochtonen, moslims, christenen, joden of de ongelovigen beschuldigt, ze verbant, ze opsluit, ze brandmerkt en zorgt voor een onaangename sfeer.

Kamp die burgemeesters als bruinhemden ziet om illegalen aan te geven. Ook niet helemaal fris, die man. Het generaal pardon kost een half miljard volgens gekke Henkie. Henk Kamp kost Nederland 70 jaar maal 100.000 EUR = 7 miljoen plus rotte knie, de vele dienstreizen en andere emolumenten, dan kom je al gauw op 13 miljoen EUR.

"De Nederlander" betaalt meer dan 13 miljoen EUR voor Henk Kamp, die bovendien erg graag mee deed aan de oorlog in Irak en Afghanistan, kosten rond de 5 miljard EUR en meer ? Daarvan kun je de leraren goed betalen en als henkamp er dan toch een maatschappelijke kosten analyse op loslaat, zonder naar de baten te kijken...liever goed onderwijs dan oorlog. Alles liever dan oorlog en geweld. Zozo, kantoorlog aan het bijhouden, Verschijterd ?

Tuesday, November 27, 2007

Sentimental Journey

De love boat tune horen op de radio en je weer even wentelen in die gelukkige gemakzuchtige luxe jeugd. Hans Teeuwen heeft daar ook een leuke act mee gedaan, met die tune, wat was dat fout leuk.

Wat is het eerste dat je leest op de website van verdonk: "kijke naar je loonstrookje, dat je dan weer gaat lache"

Nog nooit heb ik kunnen lachen om een loonstrookje, misschien toen ik ipv belgische franken nederlandse guldens ging verdienen, maar dat was een ander lachje, vermoed ik. Wie ken er nou ooit lache om ze loonstrook ?

Toch verheerlijk ik van kooten en de bie wel, want heel vaak keek je en dan bleef het bij een milde glimlach. Ook goed, ze waren er tenminste.

De burgemeester van Juinen met zijn opdringerige wethouder Hekking (was spreekwoordelijk in gemeenteland, nog steeds trouwens!), die zijn ook heel wat keren langs gekomen.

Jacobse en Van Es hadden heel wat meer dan alleen de tuin winterklaar maken, ze hebben van alles gedaan zoals drugshandelaar (i.p.v. echte drugs werd zeeppoeder verkocht, zodat de snuiver (Wim de Bie zelf) compleet in het schuim kwam te zitten ("dan ken u weer van die bruisende programma's make") en ook richtten zij de Tegenpartij op (Geen gezeik, iedereen rijk), die het vooral niet op allochtonen had begrepen en wel op handige jongens. Even later werd in het echte leven de Centrumpartij van Janmaat opgericht…

Een hele sterke was ook "Beter Weten", een (eenmalige) persiflage op het programma "wat heet beter". Dat maakte zich schuldig aan een vrij kritiekloze benadering van allerlei alternatieve therapieën, zodat Koot en Bie met een eigen versie kwamen. Daarin waren Jacobse en Van Es therapeut geworden en pasten de Zoetstofwisselingstherapie toe: als iemand rugpijn had moest hij op een tafel liggen en smeerden ze zijn rug in met pastachoca of aardbeienjam (het zoet neutraliseert al dat zuur in uw lichaam).
Totdat Cor van der Laak ("krities Avro-lid") met een voor 150 gulden gekochte pot jam op z'n bromfiets terugkwam en de pot door het raam van de kliniek keilde, wat dokter van Es de uitroep "Gotverdegotver" ontlokte.
"Van die dingen he, van die dingen!"
Met hetzelfde melodietje erbij, interviews met zogenaamde patiënten in de wachtkamer die al zoveel jaren last hadden van hun knieën enz… De makers van Wat Heet Beter zullen niet blij zijn geweest.

Dokter van Es liet na die welgemeende GVD toch die fantastische one-liner volgen: Daar krijg je stront mee van der Laak. In dat vette Haags van 'm klinkt zulks wel heel lekker.

Sunday, November 25, 2007

Kees van Kooten

Inmiddels lees ik al die leuke boeken van Kees van Kooten. In een half uur heb je er 1 uit. Raar, het besef dat een nieuwe generatie tussen 14 en 25/30 jaar nooit van Van Kooten en De Bie gehoord heeft of hooguit via via, maar dat zij daarmee niet opgegroeid zijn. Binnen de ambtenarij heeft die generatie voor mijn gevoel minder vermogen tot zelfrelativering en humor, maar dat kan aan Verschrijver liggen. Ja, je zal jezelf bedoele, verschrijverd.

De generatie daarvoor waren de kinderen van de oorlog, de hippies en de studentenrevoluties, nu is het de generatie van de zakelijke pro-actieve ambitieuze zelfbewuste...ik krijg er nederhekel aan. An die verschreiverd ! Generalisere in generaties, man hoepelt op, daar krijg je stront mee, Verschrijverd ! Wij en zij en maar in kampe denke, dat gaat goed fout ! Dan ben je een mens in oorlog en die gaan daaraan kapot, Verschijterd ! Dan voel je je niet meer lekker in je vel en geniet je niet meer van het kleine.

Prachtig, dat boek "Annie" of "Episodes". En ik vraag me af wie die smiecht in de Europese Politiek was van 57 jaar die in 1999 de fraude en corruptie te Brussel bestrijdde in een toppositie, een mooi verhaal uit "levensnevel" van Van Kooten.

Of het besef dat ik van 1992 tm 2000 bijna om de hoek woonde van zijn moeder, de moeder van Van Kooten, in het statenkwartier. Toch nog even door hetzelfde glas in lood gekeken als dat waardoor Kees van Kooten gekeken heeft. Je moet toch wat.

Als ik een kwartier naast een Gordon kloon zit van een steward van de KLM die de hele tijd "ben jij naar hurghada geweest ? Naar HOERRRghada ?" en vervolgens " ik vlieg naar bankok, BANG COCK, BANG COCK" en ik hoor nog onduidelijk wat sm sm sm gefleem, dan word ik zo moe. Dan lijd ik aan nederhekel.

Uit het prachtige boekje episodes.


EEN NEDERHEKEL HEBBEN

Dames en heren, ik wil nog even vertellen dat toen Paul Schnabel mij belde om te melden dat ik die Gouden Ganzenveer toegekend had gekregen, ik me voelde zoals Klaas Wilting zich gevoeld zou moeten hebben als hij gebeld zou zijn door Kofi Annan die hem de Nobelprijs voor de Vrede toekende. Ik kon er weinig anders tegenover stellen en ik ben de hooggeëerde Academieleden zeer dankbaar dat ik een jaar in hun midden mag verkeren om de tien namen die mij onmiddellijk als meer voor de hand liggend te binnen schoten naar voren te drukken in dit jaar. Dat zult u nog wel merken.

Ik heb een opstel geschreven, zo voel ik me ongeveer in de verhouding, voor het schoolbestuur.

Mijn grootvader, die timmerman was, koesterde een heimelijke hekel aan mijnheer Kors.
Mijnheer Kors, de aannemer van veel grote karweien, kon nog geen Machelse duimnagel in een raveelbalk slaan − maar wel de werklieden lopen uit te kafferen. Dat vond zichzelf een hele mijnheer. Maar bij het afvegen van zijn kont, schamperde mijn opa, schoot die mooie mijnheer Kors net als elke gewone arbeider wel eens met zijn vinger door het papier heen.

Als mijn oma boodschappen ging doen, zette mijn opa de draadomroep aan. Wanneer de zwartbakelieten schakelknop klassieke muziek serveerde, ging hij middenin de kleine woonkamer op de stoof staan om te spelen dat hij Eduard van Beinum was, door met tranen in zijn ogen de kolenkachel te dirigeren.

Op zaterdagavond luisterde hij hikkend van de lach naar de VARA hoorspelserie
Hotel Stoot Je Hoofd Niet, van de schrijver Willem van Iependaal. Wanneer Hotel Stoot Je Hoofd Niet begon, ging mijn oma naar bed, omdat zij de goedmoedige zelfkantfiguren te grof in de mond vond. Op woensdagmiddag las mijn opa mij voor uit Polletje Piekhaar, van diezelfde Willem van Iependaal.

Een week na oma's overlijden kreeg mijn opa de parkiet van zijn overburen
cadeau, tegen de eenzaamheid. Dat vogeltje heette Pipo, vloog vrij door de kamer en trok de haren uit mijn opa zijn oorlellen. Lezen ging niet meer, dus vulde hij zijn
namiddagen met televisiekijken. Vooral Swiebertje vond hij moppig, totdat hij na een aflevering opstond en zag dat hij een half uur lang bovenop zijn parkiet had zitten schuddebuiken. Na die dood van Pipo heeft mijn opa nooit meer gekeken omdat hij een gloeiende hekel aan die lange sladood van een Joop Doderer en trouwens aan dat hele toestel had gekregen. Dit was het eerste geval van telehekel dat ik meemaakte.

Mijn vader, die handelsreiziger was, gaf thuis onomwonden lucht aan de hekel die hij had aan ‘Muller’. Muller was de verkoopleider en knoeide ten eigen bate met de
provisiepercentages van de vertegenwoordigers. En bij ons op het portiek woonde mijnheer Wagenaar, die niet gegroet werd, omdat hij fout geweest was in de oorlog. Voor de rest koesterde mijn vader bij mijn weten geen gevallen van persoonlijke hekel.

Wij hadden één televisienet. Wilde je meer bekijken, dan moest je een tweede-net-antenne nemen. De speciale Duitsland-antenne was een status-symbool, waaraan je op de hoek van een straat al kon zien waar de rijkste mensen woonden.

Ja, werkelijk alles was beter, toen wij het nog slecht hadden. Met het oog op een zo scherp mogelijk televisiebeeld kocht mijn vader in 1955 een kleine schemerlamp voor op de schoorsteenmantel. Als die brandde, kon de rest van de kamerverlichting uitblijven en had mijn moeder toch voldoende zicht voor het zonder morsen inschenken van de thee. De lamp stond op een kegelronde, naar boven taps toelopende poot
van beukenhout.
De kap was gespannen rond een geraamte van vier grijsmetalen, aan beide uiteinden gesoldeerde spaken. Al na een week hadden, eigener beweging, twee van deze acht contactpunten losgelaten. In een poging de gammele constructie op de afgebroken plaatsen met dun ijzerdraad te omwikkelen, waarbij hij het lampje op de rand van de tafel met zijn knie in bedwang hield, moet mijn vader zoveel kracht hebben gezet dat de gladde poot, toen het karwei geklaard was, vier diepe butsen vertoonde.
“Ach kijk nou toch wat je gedaan hebt!” riep mijn moeder onthutst, toen zij haar schemerlampje aanklikte en het licht de littekens onthulde. Waarna mijn vader zei : “Dat was al.” Toen schoot er voor het eerst een schicht van hekel aan mijn eigen vader door mijn hart. Maar ik verbeterde hem niet, zodat wij mijn moeder dubbel bedonderden.
Op den duur verzoende zij zich wel met die mismaakte lamp, zoals je ook van een slag in het voorwiel van je fiets leerde houden, maar dat ik haar toen heb verraden, daar kan ik mijzelf nog altijd om haten. Ook dit is een vorm van telehekel: zelfhaat om wat je lang geleden deed, was, zei of niet zei.

Vanaf 1956 begonnen alle Nederlanders op zaterdagavond afwisselend naar Mies Bouwman, onder regie van Erik de Vries, en Willem O. Duys te kijken. Die eerste Nederlandse televisiesterren kwamen eens per veertien dagen op de buis en bij deze regelmaat groeide er nog geen telehekel. Een voorkeur voor de ene hield niet automatisch een afkeer van de ander in. Ik vond Johnny Kraaykamp en Rijk de Gooyer veel leuker dan The Mounties, maar daarmee had ik nog geen hekel aan dat tweede duo. Pierre Janssen was hooguit een beetje eng, omdat hij bij de presentatie van zijn Kunstgrepen zo griezelig kon trillen.

De eerste televisiefiguur die allebei mijn ouders tegen de haren in streek was de Belg Jan Theys. Dit was een showmaster die bij de presentatie van het songfestival in vijf talen ‘dames en heren goedenavond’ kon zeggen en daarom eerbiedig werd betiteld als ‘de sprekende vierkleurenballpoint’, maar mijn moeder noemde Jan Theys ‘een gladde glibber’. Zelf werd ik ook tamelijk wee van Jan Theys, maar van openlijke hekel kon nog geen sprake zijn: daarvoor was mijn eerbied voor het medium en de mensen die erop kwamen nog veel te groot.

Wanneer je klaagde dat iets of iemand op die televisie jou niet beviel, kreeg je bovendien het meest gebruikte cliché van de jaren zestig naar je hoofd: dat er niet voor niets een knop aan het toestel zat.

Mijn grootvader stemde zijn leven lang op de Sociaal-democratische Arbeiderspartij, mijn vader op de hieruit voortgekomen Partij van de Arbeid en beiden hadden zij het uiterlijk van de voorman maar vaag voor ogen. Een verkiezingsplakkaat vertoonde niet meer dan de naam van de kandidaat, zijn partij en het lijstnummer. Hooguit tienmaal per jaar stond er een foto van politici Drees, Oud, Romme of Tilanus in de krant. In het bioscoopjournaal van Polygoon kon je af en toe een door Philip Bloemendal benoemde bewindsman over het Binnenhof zien fietsen, eens per kwartaal wilden zij hun partijprogramma wel eens toelichten in een radioforum en een enkele keer zag je, in een gefilmd verslag van de oudejaarsconference van Wim Kan, een gevleid lachende minister in de zaal zitten. Behalve bij een ramp of bij de koningin zag je ze nooit in het echt; laat staan hardlopend, wielrennend, zingend, saxofoon spelend, kwissend, tv-babes kussend of onder het toeziend oog van een topkok in een potje roerend.

De eerste oprechte aanval van telehekel kreeg ik tijdens het kijken naar een aflevering van Voor De Vuist Weg, het actuele show- en rariteitenprogramma van Willem O. Duys. Duys had de grote bouwerReinder Zwolsman te gast en vroeg hem naar de precieze omvang van zijn vermogen. Dat leek een schaamteloze vraag, ware het niet dat de heer Zwolsman hier glimmend van zelfgenoegzaamheid op antwoordde.
“Dat is die Bunkerbouwer”, had ik eerst mijn opa en later mijn vader wel eens over Reinder Zwolsman horen fluisteren. Ondanks hun toon van afkeer sprak er ontzag uit deze vaststelling. Dat onze taal voor één persoon een hoogsteigen scheldwoord kende, droeg bij aan Zwolsmans grootheid. De grap die Duys had bedacht hield in dat de aannemer een krijtje kreeg om op een schoolbord zijn vanzelfsprekend pas na 1945 vergaarde kapitaal te noteren. Maar dat werden zoveel cijfers dat het eindbedrag er
niet helemaal op paste, waarna Duys zijn gast te hulp schoot en het derde luik van het bord uitklapte, opdat Zwolsman zijn laatste nullen kwijt kon. Toen riep Willem O. Duys: “Fantástisch beste mensen, in één woord fantástisch!”, waarop alle AVRO-kapsels uitzinnig begonnen te klappen.
Ik voelde dat ik, voor het eerst bij het kijken naar de televisie, een rode kop
van afschuw had gekregen. De opgeroepen telehekel was volkomen; ik haatte de hoofdgast, de presentator met zijn goudvis en het publiek alledrie even hartgrondig. En terugdenkend aan die uitzending werd het getoonde vermogen elke keer astronomischer.

Vertekent telehekel de herinnering? Ongetwijfeld. Maar ik weet nog wél heel zeker dat, 45 jaar na Zwolsman, de makelaar Harry Mens zijn van beurshandel met voorkennis betichte vriend Cor Boonstra bijsprong door voor de televisie te verklaren dat je als miljonair in Nederland automatisch tot levenslang bent veroordeeld.
Als je in de openbare ruimte iemand ziet naderen aan wie je een hekel hebt, kun je oversteken. Wie op de televisie een hekelgevende Bekende Nederlander wil ontlopen door een kanaal verder te vluchten, loopt grote kans de irritator opnieuw tegen te komen: in een talkshow, een kwis of een Ster-spot. En op de radio vertelt hij welke drie boeken en in de krant welke platen van The Beatles er mee moeten naar een onbewoond eiland.
Zát de hekelgever daar maar vast. Maar dat lost niets op. Voor hem honderd
anderen. Het zijn er teveel. Wanneer hij een hoorspelstem hoorde, noemde mijn opa onmiddellijk de naam van de bijbehorende acteur, maar daar doemde nog geen hoofd
bij op: hoe Dogi Rugani en Fé Sciarone er in het echt uit zagen mocht de luisteraar helemaal zelf bedenken. Nu staan er billboards van vier bij zes meter met de kop van de zojuist voor een miljoen euro van Radio 538 naar Yorin of andersom getransfereerde deejay langs de op- en afritten van alle snelwegen.

En er staat een file, dus je móet wel kijken, zodat je audiohekel alsnog een gezicht krijgt − wat de weerzin kwadrateert, tijdens de eerstkruipende tien kilometer.

In Nederland wilde Slauerhoff niet leven.

Hij hekelde het feit dat er hier niets openlijk gebeurde, men slechts in het geniep mocht krenken, het ging hem hier te kalm en te deftig, men sprak er langzaam, werd nooit heftig, maar de nu als vogelpest om zich grijpende Hollandse hekel van iedereen aan iedereen en van allen aan alles wordt juist aangezwengeld door wat er allemaal wél gebeurt: men wil niet meer om het welzijn van zijn medemensen denken en wie reeft er nog zijn lusten?
Wanneer zagen wij trouwens onszelf nog des zondags door de straten gaan in zwarte stoeten om elkaar te groeten? En gebeurt er nooit, neen nooit een mooie passiemoord?
En waar bleef dat geniep? Het was vijfentwintig jaar geleden nog een Herculisch karwei om de Tweehonderd van Mertens boven tafel te krijgen en in kaart te brengen, maar in deze jaren van publieke armoede, particuliere schathemelrijkdom en stuitende onbeschaamdheid melden vierhonderdvijftig van de vijfhonderd multinullen zich eigener beweging bij Kelders Quote.

De onschuldigste maar hardnekkigste vorm van hekel wordt opgeroepen door personen die uit de aard van hun wezen onophoudelijk irriteren, zoals Yoko Ono, met haar onverteerbare mix van messianisme en zelfoverschatting. En anonieme mensen die nu nog een zonnebril in hun haar dragen en mannen die ten afscheid het telefoongebaar maken en de bretels van Larry King en de glimlach van Tony Blair en Donald Rumsfeld in zijn geheel.
Maar dit blijft pekelhekel; het aangekoekte haatgevoel is esthetisch van aard en niet direct bestaansbedreigend. Als de irritator daarentegen verantwoordelijk is voor het verlies van je baan, de verwoesting van je gezin, de verdamping van je pensioen, het vergassen van je hobbykip of de uitzetting van je buren, dan schreeuwt de hekel vaak om fysieke wraak. Zonder mediation.

Onder koningin Juliana keken wij nog geamuseerd naar schelmen als Heer Olivier, Aage M., Kruidendokter van den Moosdijk en Het Goede Heertje, maar deze belhamels zijn vervangen door witteboordencriminelen met haar op hun rug: wibocri's als Pieter Kooistra, Willem Endstra, Cees van der Hoeven, Edward Kist, Dick Grijpink en Nina Brink; mensen die gloriedronken hun gezamenlijk gehaatzijn vieren op kaviaar- en haringparties waar le beaujolais primeur est arrivé en waar de aanwezigen stuk voor
stuk naar huis gaan met een ritsel-deal die eenieder het honderdvoudige oplevert
van het die stralende middag voor de Cliniclowns bijeengelapte totaalbedrag − al zit daar de veilingopbrengst van het speciaal door Ans Markus voor het goede doel vervaardigde schilderij nog niet bij.

Dit ijdele klitten is een belangrijke wezenstrek van grote hekelgevers. Jomanda
gaat een verbond aan met Ratelband, Spong allieert zich met Hammerstein, Ed Maas slaat een arm om de schouder van Eddy de Kroes en Ronald en Frank de Boer spelen weer in hetzelfde elftal.
Onze Nederlandse satirici, opiniemakers, columnisten, commentatoren en cabaretiers kunnen al deze hekelgevers snedig te kijk zetten, maar daarmee leveren zij niet meer dan opluchting voor gelijkgestemden.
Daarbij werkt hekel aanstekelijk, de weerzin geeft menig leven zin en met elke Hollandkundig gemaakte schimpscheut haalt men zichzelf de hekel van een collega-hekelaar op de hals, want evenals de hekelgevers zijn ook de hekelaars met honderden.

Onderlinge coördinatie van vijanden en onderwerpen ware wenselijk maar is uiteraard onmogelijk; elke commentator beschermt zijn eigen winkeltje en van een ministeriële uitglijder wil iedereen zijn persoonlijk gekruide, tussen de 250 en 750 woorden tellende en tussen de drie- en vijfhonderd euro opleverende uitsmijter bakken. Zodat alle Midden-Oostencommentatoren in Nederland op voet van oorlog met elkander leven.

Steeds vaker worden hekelaars door wederhekelaars in de hoek gezet als: mastodonten (21 procent), dinosaurussen (16 procent) en ‘mochten even het bejaardenhuis verlaten’ (18 procent), alsof niet alle Nederlanders 2004 jaar oud zijn. Dikwijls reconstrueren de wederhekelaars in dialoogvorm hoe de lompe hoofdredacteur de collega-columnist heeft toegesproken en dat de arme man toen dapper heeft geantwoord: nou, dan moet u dat vooral doen, meneer Jensma. Maar het meest voorkomend is nog altijd de beschrijving van de scène waarin de gehate hekelaar zich aan de hemelpoort meldt en Petrus hem doorverwijst naar het speciale sigarenrokershoekje voor de oud-linksisten. De drijfveer van deze dominohekel werd
omschreven door een columnist die ik in de Cliteur-discussie op de radio hoorde zeggen: “Als ik géén hate-mail krijg is mijn schrijven zinloos.”

Elke aanzet tot een breed openbaar debat op het scherp van de snede ontaardt in privaat gehakketak, dat niets verandert aan de in oorsprong aan de kaak gestelde situatie.
Wanneer het gedrag van de hekelgever-van-de-week in de verschillende media een paar maal opzichtig over de hekel is gehaald of verdedigd, krijgt het publiek de neiging te melden ‘dat het zo wel genoeg is’ en ‘of er geen belangrijker dingen aan de hand zijn’, waardoor de hekelgever uitgroeit tot een martelaar, die door de Speakers Academy wordt gevraagd om voor 6900 euro per dagdeel een congres over de kloof tussen publieke opinie en parlementaire besluitvorming te komen opleuken.

Ik kon de verleiding niet weerstaan om een verband te zoeken tussen Hekel en de filosoof Georg Wilhelm Friedrich Hegel. Je bent een taalvirtuoos of niet.
Je zou kunnen zeggen dat Hegel het ontstaan van de hedendaagse Hekel heeft voorverklaard via zijn dialectisch materialisme: de kwantitatieve toename blijkt op een bepaald punt dialectisch om te slaan in kwalitatieve verandering. Ook kun je stellen dat Hegel de gewenste kwaliteit van het hekelen beschrijft wanneer hij zegt: van kennis is sprake, niet als de mens bij de veelheid van dingen blijft stilstaan, noch als hij bij het pure lege Zijn blijft verwijlen, maar als hij naar het wezen vraagt. En wezen is het gewezene, het Zijn dat tijdloos voorbijgegaan is en deze verleden tijd drukt uit dat kennis bezinning is, afstand nemen en zich achteraf afvragen: wat wás het eigenlijk, waar komt wat er nu is vandaan?

Het komt er in Nederland in de regel op neer dat een aangekondigde nieuwe ontwikkeling van vier kanten wordt benaderd.
Stel dat er in The New Scientist wordt geschreven dat de Amerikanen nu technisch in staat zijn om, net zoals Melkpoeder, Waterpoeder te fabriceren en dat het alleen nog maar de vraag is waarmee je dat moet aanmaken. De eerste commentator roept optimistisch en volmondig hoera tegen deze stap vooruit. Landbouw derde wereld, behoud zeldzame plant- en diersoorten, gat in ozonlaag. Daarna beweert een cynische brombeer dat de multinationals hierachter zitten, met de bedoeling de kleinere waterleidingbedrijven van de wereldkaart te vegen. Een derde analist waarschuwt
vervolgens dat je van aangemaakt waterpoeder kanker krijgt en de vierde hekelaar die zich in de multimediaal gevoerde discussie mengt, denkt te weten dat de mensen nooit kunstmatig water zullen kopen; dat is namelijk bewezen.

Intussen zwijgt de politiek, want er gaapt immers een verbaal ravijn tussen de opinievormers en de beleidsmakers. Er wordt van alles uitbesteed en geëxternaliseerd, men volgt mediatrainingen om te leren hoe niet te antwoorden, maar aan het schrijven van doortimmerde en humoristische hekelteksten wordt in Den Haag geen aandacht besteed. Behalve de cynistische kromtaal-titel van het Verdonk-rapport (‘Terugkeer gaan we doen’) heb ik dit jaar nog geen beklijvende oneliner uit de kamer gehoord.

Laat staan dat men zichzélf durft te hekelen, wat de politieke tegenstander de wapens uit handen slaat en waardoor men leuk wordt gevonden door het electoraat.
“Een gladde tekkel met een vette kluif in zijn bek.” Heeft het Nederlandse volk ooit één kwalificatie beter onthouden dan deze door Wim Kan gemunte kenschets van drs. Norbert Schmelzer? Hij stond vanmorgen in De Telegraaf. Schmelzer is 83 en heeft een boek geschreven dat heet Herinneringen van een politiek dier. De titel zou ijdel hebben geklonken ware het niet dat hij alsnog verwees naar de gladde tekkel.

Moeten onze politieke partijen, ter verheffing en verlevendiging van het debat, bij de samenstelling van de kamerfracties derhalve niet veel strenger selecteren op het verbaal-komische hekelvermogen van de afgevaardigden? Het mag toch niet zo zijn dat een cabaretier die, goed geschminkt, een politicus met diens eigen, letterlijke teksten naspeelt, beter scoort dan de gehekelde zelf? De heer Van Aartsen heeft al een paar maanden een filosoof in dienst en hij reageerde dan ook fraai stoïcijns op de mevrouw die hem met haar auto omver wilde rijden, maar is het maatschappelijk
debat er niet meer bij gebaat wanneer er professionele hekelaars aan elke partijtop worden toegevoegd?

Jan Marijnissen komt in zijn eentje een aardig eind, maar met tekstuele steun van een SP-aanhanger als Theo Maassen kunnen zijn interpellaties onschatbaar veel winnen aan landelijk gewaardeerde én te reproduceren oneliners.
Laat de helft van de groep cabaretiers bij Kopspijkers tegen betaling voor de PvdA-kamerfractie gaan schrijven; koppel Wim T. Schippers aan de Partij voor Dieren, vraag Jeroen van Merwijk en Joop Visser om hekelteksten voor het straatje van GroenLinks en laat Drs. P. elke week een beklijvende ollekebolleke ten bate van de VVD op papier zetten. Zolang hij politiek niet (opnieuw) integreert, blijft de vaderlandse hekelaar veroordeeld tot de rol van Swiebertje, die achter de rug van de burgemeester een lange neus trekt.
Om deze ideële ondersteuning te kunnen betalen, moet het salaris van de kamerleden inderdaad worden opgetrokken tot het niveau van de topmanagers in Europa en analoog aan de gang van zaken in het bedrijfsleven moeten zij, bovenop hun verhoogde bezoldiging, aan het eind van het parlementaire jaar een bonus krijgen uitgekeerd die gelijk is aan 3 à 5 promille van het in dat jaar bereikte nationaal begrotingstekort.

Dames en heren van de Academie De Gouden Ganzenveer.
Nu u mij met deze prijs bedacht heeft, kan niemand het mij kwalijk nemen wanneer ik nooit meer iets zou publiceren, zoals een wielrenner met goed fatsoen kan stoppen als hij Parijs-Roubaix heeft gewonnen. Misschien hoor ik wel bij de gevallen waarin het verkrijgen van de Gouden Ganzenveer eerder een reden zal blijken te zijn de pijp met ere aan Maarten te geven, dan de onderscheiding te zien als een aansporing om een grote roman te gaan schrijven, die de laureaat toch niet in huis had. Nee, ik zou hier wel eens heel handig mee weg kunnen komen.

Deze bekroning komt mij ook zo goed uit omdat ik op 9 april Goede Vrijdag jongstleden opa van mijn kleinzoon Roman ben geworden, die ik de komende jaren zelfverzonnen maar niet langer te publiceren verhalen wil gaan vertellen. Verhalen over kikkers met gouden veren, die nergens een hekel aan hadden, zoals Claude Monet (zal ik dan uitleggen als mijn kleinzoon wat ouder is) volhield dat hij nog nooit in zijn hele leven iets lelijks had gezien.
Ik wil dit voorlezen gaan doen in een prachtige boomhut die ik bezig ben te bouwen in het Smulbos. In deze boomhut wil ik bovendien fluit leren spelen en allerlei mensen uit de samenleving ontvangen om te praten over de hekels die hen dwars zitten en te zien wat ik aan het verhelpen daarvan zou kunnen doen, als mediator. Ik wil ook de woordvoerder van de El Tawheed-moskee in die boomhut ontvangen en dan vragen of in de volgende druk van De weg van de moslim dat van ‘met hun hoofd naar
beneden gooien’ er niet uit kan. Oké, van het dak gooien de homo’s: natuurlijk. Maar waarom dan ook nog met hun hoofd naar beneden? Dat moet de mediator toch eruit kunnen krijgen.
Ik wil u ten slotte tien woorden meegeven, waarover naar hartelust gepolemiseerd
mag worden.
De tien woorden vormen de versvorm van een Onthekeldicht. De eerste regel van twee woorden poneert een prikkelende stelling, de tweede regel van drie woorden ondergraaft deze stelling, in de derde regel van twee woorden wordt een tweede stelling geformuleerd en de vierde en laatste regel van drie woorden geeft onmiddellijk aanleiding tot ruzie en is goed voor een maand ingezonden brieven.

Dit Onthekeldicht heet 67% respect. Het is een handreiking naar de islam en de Nederlandse moslims en wil de gevaarlijke segregatie bestrijden door ons oude westen iets te laten inleveren.

67% respect

God bestaat
nog meer niet
dan Allah
al niet bestond.

Ik dank u voor uw aandacht.

Kees van Kooten

Thursday, November 22, 2007

Mijn laatste bericht

Uit een interview met Kees van Kooten van 1985. Toen Kees van Kooten 40 was had hij met Wim de Bie al de tegenpartij van Jacobes en Van Es bedacht (net de vvd, verdonk en wilders van nu, iets minder racistisch en fascistisch), de vieze man en alleraardigste boeken geschreven zoals "koot graaft zich autobio" en "veertig". Ik heb nog helemaal niets gepresteerd en dan herken ik onderstaande passage zo goed.

Je favoriete onderwerp is de generatiekloof. Ergens schrijf je over hoe je dé kans gemist hebt om met je vader over seks te praten: 'zo zal ik altijd een zoon blijven.'

'Nou, ik had al vanaf m'n vijfde of m'n zesde "een geheim", zonder dat ik wist wat dat geheim was, maar er was een kortsluiting èn er was harmonie. Ik dénk - heel voorzichtig hoor - dat elke ouder het besef heeft dat hij sterfelijk is, en dat het leven een verschrikkelijke practical joke is. Je hebt maar twee keuzes: je kiest of voor jezelf of tegen jezelf, voor de dood óf voor het leven, we hoeven nu maar niet terug te deinzen voor grote woorden. Op het moment dat een vader dat doorheeft, slaat dat neer in een schaamte en een gêne tegenover de kinderen, van ach gut, ze weten het nog niet, hoe verschrikkelijk het allemaal is. En dàt veroorzaakt een kortsluiting, en werkt het niet meer recht in de ogen durven kijken in de hand. Bovendien zaten onze ouders, doordat de ethiek in de jaren '40-'45 al een keer totaal gekanteld was, met talloze vraagtekens bij moraal en goed en kwaad en joods en niet-joods en arm en rijk. Ze waren net aan het overeind krabbelen, en in die periode moesten ze ons vertellen wat de nieuwe mentaliteit of aanpak of opstelling in dit leven was. Ik denk dus dat het nogal exemplarisch is, wat wij met onze ouders hadden.

Thursday, November 15, 2007

Een hedendaags heksenproces

De Haagse verpleegkundige Lucia de B. is veroordeeld op basis van statistische rekensommen en ‘ketting’-bewijzen. Een verbijsterend onrecht volgens schrijver Maarten ’t Hart.


Op 5 augustus 1595 werd te Kampenhout de 50-jarige Josyne van Beethoven gearresteerd. Dorpelingen beschuldigden haar ervan dat zij met de duivel een verbond had gesloten. Vier keer was, juist op het moment dat zij langsliep, een paard plotseling gestorven. Ze werd overgebracht naar de gevangenis van Brussel. Daar liepen nieuwe beschuldigingen binnen. Toen ze langs een stoeterij stapte, vertelde een nieuwe getuige, had een paard spontaan bloed gepiest en was aan een koliek gestorven. Een boer wist te vertellen dat de melk van één zijner koeien reeds zuur uit de uier was gekomen toen Josyne voorbijkwam.

Josyne van Beethoven had net zo’n karakter als haar beroemde nazaat. Onverschrokken ontkende ze alle beschuldigingen. Je had toen nog geen Pieter Baan centrum, maar wel de Pijn Bank. Daar werd ze net zo lang gemarteld tot ze bekende dat ze een heks was. Eind september werd zij op de Grote Markt van Brussel levend verbrand. Aan de vooravond van haar terechtstelling slikte ze vergeefs potscherven in de hoop daaraan te overlijden.

Toen ik voor het eerst hoorde van Lucia de B. en de beschuldigingen die in 2001 tegen haar ingebracht werden, – zij zou vier kinderen en drie volwassenen hebben vermoord en geprobeerd hebben nog drie kinderen te vermoorden – schoot door mij heen: net zo’n geval als Josyne van Beethoven. Ook de Haagse verpleegster had steeds dienst gehad toen er in de verschillende ziekenhuizen waar zij had gewerkt kinderen stierven. Later werden daar volwassenen aan toegevoegd.

Kan er sprake zijn van toeval als een verpleegster opvallend vaak juist in de buurt is bij sterfgevallen? Voor de rechtbank getuigde een statisticus, de heer Elffers. Hij rekende voor dat de kans op zoveel sterfgevallen tijdens haar diensten 1 op 342 miljoen was. Dat getal is een eigen leven gaan leiden en duikt steeds op als er over Lucia de B. gesproken wordt, ofschoon andere statistici inmiddels allang hebben voorgerekend dat er sprake is van een kans van 1 op 44.

Mij zeggen die getallen weinig. Indertijd heb ik bij één van de coryfeeën van de mathematische statistiek, prof. dr. C. van Zwet, college gelopen. Tijdens mijn tentamen heeft hij mij op het hart gebonden om, als ik een carrière als wetenschapper ambieerde, uiterst voorzichtig te zijn bij de interpretatie van kansberekeningen.

Met de als wiskundige aan het Centraal Planbureau verbonden dr. F. van Nes heb ik alle data in deze zaak bekeken en doorgerekend en wij zijn beiden tot de conclusie gekomen dat er geen enkele aanleiding is om te denken dat in geval van die overleden kinderen tijdens de diensten van Lucia de B. aan iets anders gedacht moet worden dan toeval, coïncidentie. Dat druist in tegen onze intuïtie, tegen een unheimlich gevoel dat iedereen heeft als hij viermaal een paard ziet doodgaan, net op het moment dat een heksachtige vrouw voorbijloopt. Daarom is het goed een tweetal voorbeelden van coïncidentie te geven waarbij eveneens gezegd is: dat kan geen toeval zijn. Onlangs won een New Yorkse serveerster een miljoen dollar met een kraslot. Op zich niets bijzonders, ware het niet dat deze dame een jaar eerder ook al een miljoen dollar had gewonnen met een kraslot. Terstond dook een statisticus op die voorrekende dat de kans daarop 1 op meer dan 300 miljard was. (Let op: daar is het grote getal weer). Toeval derhalve uitgesloten. Hoe dan te verklaren dat zo’n meisje tweemaal een miljoen dollar in de wacht had gesleept? Was ze soms helderziend? Beschikte ze over paranormale gaven?

Ander curieus voorbeeld. Bij de research voor mijn roman Het psalmenoproer kwam ik een preek tegen van een protestantse dominee uit de achttiende eeuw die erop wees dat God zijn straffende hand steeds naar de mensheid uitstak op de belangrijkste rooms-katholieke feestdag: Allerheiligen, 1 november. Reeds driemaal was paaps Nederland geteisterd geweest door een Allerheiligenvloed. In 1170, in 1436 en in 1570 toen maar liefst 20.000 mensen waren verdronken. Daarmee had de Algenoegzame de papen de wacht aangezegd omdat zij ketters verbranden. Op 1 november 1755 had de Algenoegzame, juist toen de kerken te Lissabon vol waren gestroomd, de aarde laten beven, aldus dertigduizend biddende papen begravend onder het puin van de instortende kathedralen.

En de Algenoegzame, aldus de dominee, laat ook de protestanten weten dat Hij kermissen haat, en daarom had Hij juist op Eerste Kerstdag van het jaar 1717 andermaal een verschrikkelijke watersnoodramp over Nederland beschikt waarbij 15.000 mensen waren verdronken.

Toeval? Al die superrampen juist op christelijke feestdagen? Toeval, de tsunami van 2004 ook weer uitgerekend met Kerst?

Wie denkt dat ’t geen toeval is en dat Allah al die rampen op feestdagen beschikte om zijn hemelse concurrent een poepje te laten ruiken, heeft mijn zegen, maar ik houd het er op dat hier sprake is van coïncidentie, ofschoon nog vele andere rampen opgesomd kunnen worden die zich voordeden op christelijke feestdagen.

Zoveel is zeker. Ofschoon de zaak tegen Lucia de B. op gang kwam omdat allerlei mensen niet konden geloven dat ’t toeval was dat zij bij zoveel sterfgevallen dienst had, kunnen er uit deze coïncidenties geen steekhoudende conclusies getrokken worden, al gaat dat dwars in tegen ons gezonde verstand.

Desondanks heeft dankzij deze coïncidenties bij velen het waandenkbeeld wortel geschoten dat in de Haagse ziekenhuizen een massavernietigingsverpleegster aan het werk was geweest. Zo overtuigd was men van haar schuld dat men op zoek ging naar slachtoffers. Let op: hier werd de normale gang van zaken bij een moordzaak omgedraaid. Normaal is: je vindt een lijk, stelt vast dat het geen natuurlijke dood stierf, en je gaat op zoek naar de moordenaar. Hier vond men de moordenaar, en zocht men de lijken erbij. Een dertigtal potentiële slachtoffers werd opgespoord. Let op: bij hen had niemand toen zij stierven het vermoeden geuit dat zij een onnatuurlijke dood waren gestorven. Pas toen de coïncidentiewaan toesloeg, werden ze gepromoveerd tot slachtoffer. Van een flink aantal werd vastgesteld dat zij gestorven waren op het moment dat Lucia geen dienst had. Die werden weer gedegradeerd en waren opeens weer een natuurlijke dood gestorven.

Toen ik, omdat mijn nieuwsgierigheid vanwege het Grote Getal en de overeenkomst tussen de zaak Josyne van B. en Lucia de B. was gewekt, een rechtszitting bijwoonde, constateerde ik dat vrijwel iedereen die bij de zaak betrokken was net zo overtuigd leek van Lucia de B.’s schuld als de regering van de VS van het feit dat Saddam Hussein massavernietigingswapens bezat. Ik herinner mij dat de president van de rechtbank minzaam suggereerde dat ze zo uiterst geraffineerd te werk was gegaan dat er geen sporen waren. Expres had ze allochtone kinderen genomen omdat de ouders daarvan na hun dood geen sectie laten doen. Ik dacht: maar meneer de rechter, hoe kunt u dat alles zo vol overtuiging zeggen? Het naakte feit dat u naar voren brengt is eenvoudig dit: er zijn geen sporen. Uw opmerking dat de sporen er niet zijn omdat ze allemachtig gewiekst zijn uitgewist, is een volstrekt ongeoorloofde interpretatie, zolang er geen enkele aanwijzing is voor dat uitwissen. Het was net als bij Saddam Hussein: de wapenexperts zagen niets omdat Saddam een en ander ongelofelijk sluw had weten te verstoppen.

Omdat men al bij voorbaat overtuigd was van Lucia’s schuld, werd met ontzagwekkende gedrevenheid gezocht naar bewijzen daarvoor.

Men stortte zich op verificatie, terwijl échte wetenschap juist betekent dat je falsificeert. Je stelt de hypothese op: Lucia de B. is een seriemoordenares en vervolgens ga je hardnekkig op zoek naar de bewijzen die die hypothese ontkrachten. Bij gerechtelijk onderzoek heeft men kennelijk nog geen weet van Popper. Al wat de uitgangsstelling kon falsificeren, liet men hier buiten beschouwing.

Lees het na in het voortreffelijke, zeer leesbare boek dat de Nijmeegse wetenschapsfilosoof Ton Derksen over deze zaak heeft gepubliceerd. Met zijn boek Lucia de B.: Reconstructie van een gerechtelijke dwaling dat dit voorjaar verscheen, bevestigde hij al mijn bange vermoedens. In 300 pagina’s wordt uiterst beheerst, stap voor stap, buitengewoon zorgvuldig, en met wetenschappelijke precisie dit absurde proces gefileerd. Niets blijft ervan over.

Ondanks het feit dat er geen enkel hard bewijs op tafel ligt, dat er geen sporen zijn, (men heeft warempel zelfs nog kinderen opgegraven, en die onderzocht, maar niets, geen enkel bewijs dat ze vergiftigd waren), dat niemand ooit iets gezien of gehoord heeft, was het hof uiteindelijk van oordeel dat Lucia de B. moord op één kind (een meisje) en poging tot moord op een ander kind (een jongen) ten laste gelegd kon worden. Het meisje zou met digoxine zijn omgebracht, het jongetje had chloralhydraat gekregen. Let op: hier werd een doodziek meisje dat ook zou zijn overleden als Lucia de B. ver uit de buurt was geweest, en van wie aanvankelijk gedacht werd dat zij een natuurlijke dood was gestorven, tot slachtoffer gebombardeerd op grond van de betwistbare stelling dat zij met digoxine vergiftigd was. Ongelooflijk veel tijd en moeite werd erin gestoken om maar aannemelijk te maken dat het meisje een onnatuurlijke dood was gestorven en het jongetje met chloralhydraat was vergiftigd. Ze moesten wel vergiftigd zijn en hoewel niemand ten tijde van hun ziekteproces ook maar iets verdachts had opgemerkt, kon niemand anders dan Lucia de B. het vergif toegediend hebben.

In alle andere gevallen kwam het hof tot de conclusie dat zij de moorden had gepleegd op grond van het zogenaamde schakel- of kettingbewijs. Nu bewezen was dat zij één moord had gepleegd en een poging tot moord had gedaan, kon vervolgens geconcludeerd worden dat zij de andere moorden ook had gepleegd, ofschoon elk bewijs daarvoor ontbrak. In deze zaak vind ik dit zogenaamde kettingbewijs het meest onthutsende. ‘Als ik van twee klokken in huis bewezen heb dat ze gelijk lopen, heb ik van alle klokken in huis bewezen dat ze gelijk lopen.’ Ziedaar het kettingbewijs. ‘Als ik van twee katten uit het asiel heb bewezen dat ze zwart zijn, heb ik bewezen dat alle katten in het asiel zwart zijn.’ Ziedaar de schakelconstructie waar het hof zo trots op was.

Het hof heeft een forse hoeveelheid circumstantial evidence aangedragen. Een tekst uit het dagboek waarin Lucia de B. op de dag van het overlijden van mevrouw Zonneveld schrijft dat zij aan haar compulsie had toegegeven. Compulsie om te doden, denkt het hof. Nee, zegt Lucia de B., en getuigt haar dochter Fabienne: compulsie om tarotkaarten te leggen.

Laat ik er dit van zeggen. Is het waarschijnlijk dat een moordenaar op de dag dat hij zijn daad pleegt daar in zijn dagboek over schrijft? Kan en mag een dagboek überhaupt als bewijsmateriaal dienen zolang harde bewijzen ontbreken? Het hof moest eens weten wat ik over mijn compulsies in mijn dagboek noteer.

Over die tarotkaarten is tijdens het proces veel te doen geweest. Bijna niemand kon worden opgespoord die Lucia tarotkaarten had zien leggen. Dat is minder vreemd dan het lijkt. Wie behept is met compulsies, dwanghandelingen, schaamt zich daarvoor en verheimelijkt dat hij eraan toegeeft. En degenen met wie je je compulsies kunt delen, schamen zich er ook over, en houden angstvallig hun mond.

Al dat gepraat over die tarotkaarten en het dagboek – het is de zure melk uit het proces tegen Josyne van B. Het diende uiteindelijk één doel: het leggen van een rookgordijn om te camoufleren dat er geen enkel hard bewijs is in deze zaak. In de Deventer moordzaak beschikt men nog over de DNA-sporen op de blouse van de weduwe (ook heel mager trouwens om iemand op te veroordelen, te meer daar hier fatsoenlijke controleproeven ontbreken) maar hier heeft men helemaal niets.


Het eigenaardige toeval (coïncidentie?) wil dat ik één van de belangrijkste getuige-deskundigen in deze zaak goed ken, professor dr. Freek de Wolff. Hem heb ik gemaild met het verzoek of ik met hem over de zaak mocht praten. Hij mailde terug dat dat kon, later als hij terug zou zijn van een lange reis, maar hij schreef ook: „Heel goed dat je over de zaak Lucy de B. contact met mij opneemt. Wat ik, evenals jij, (–) heb zijn slapeloze nachten over de zaak (–). Ik hoop werkelijk op een heropening van dit proces. Op dit moment zijn er ‘believers’ en ‘non-believers’ in de schuld van deze vrouw, zowel bij Justitie als onder de bevolking, en het (is) m.i. noodzakelijk dat er een grondige evaluatie van de processen komt door werkelijk wijze juristen.”

De Wolff schrijft te verwachten gehoord te worden, „hetzij in een heropend proces hetzij door de commissie-Buruma”, de comissie die zich op dit moment buigt over het verzoek tot heropening. Aangezien De Wolff zelf, met zijn getuigenverklaringen bij die digoxinevergiftiging, één van de hoofdarchitecten is van haar veroordeling, vind ik het opmerkelijk dat hij hoopt op heropening van het proces en grondige evaluatie van de processen noodzakelijk vindt. Is het denkbaar dat hij met gemengde gevoelens terugkijkt op wellicht toch te stellige getuigenverklaringen? Voor Freek de Wolff steek ik allebei mijn handen tot aan mijn ellebogen in het vuur, ik heb hem leren kennen als een buitengewoon gewetensvol onderzoeker. Hadden wij nu maar na ons eerste mailcontact nog wat meer kunnen mailen, maar hij is naar zijn zoon in Jeruzalem en ik heb hem na zijn vertrek niet meer kunnen bereiken.

Zelf heb ik op twee farmacologische laboratoria gewerkt, en op grond van mijn aldaar opgedane kennis zeg ik: De Wolff had voorzichtiger moeten zijn en had meer slagen om de arm moeten houden, toen hij getuigde over de digoxinevergiftiging. Hem kennende proef ik uit zijn mail dat hij dat zelf ook vindt. Zie daarover ook het boek van Ton Derksen. Als De Wolff, wat hij mij ook nog mailde, vindt dat Derksen in het gedeelte van zijn boek dat over hem gaat, fouten heeft gemaakt, vind ik wel dat hij direct na verschijning van het boek had moeten protesteren.

Toch blijft, zelfs als glashard aangetoond was dat het meisje inderdaad met digoxine is vergiftigd, recht overeind staan dat nooit is aangetoond dat Lucia de B. dat vergif toediende. Mag je op grond van de slogan: „Niemand anders dan zij kan het gedaan hebben”, iemand levenslang geven?

Hier is sprake van een waan, van collectieve verstandsverbijstering, net als in het geval van Josyne van Beethoven. Wie denkt dat wijze, slimme rechters niet vatbaar kunnen zijn voor zo’n waan, hoeft zich alleen maar te realiseren dat vrijwel iedereen Colin Powell heeft geloofd toen hij zijn inmiddels beruchte betoog hield voor de VN waarbij hij met koliekpaarden en zuremelkbewijzen de hele westerse wereld in de waan bracht dat Saddam Hussein massavernietigingswapens bezat. Zelfs ik, die fel tegen de aanval op Irak was, en dat in deze krant heb uitgeschreeuwd, geloofde desondanks in Powell. Inmiddels heeft Powell slapeloze nachten, net als Freek de Wolff.

Wij weten niet hoe Josyne van Beethoven eruit heeft gezien. Aan haar beroemde nazaat werd, toen hij zijn zieke neef in het hospitaal wilde bezoeken, de toegang tot het ziekenhuis ontzegd vanwege zijn satanisch voorkomen. Hoogstwaarschijnlijk heeft Josyne er ook uit gezien als een vrouw uit een vampierfilm. Kan zoiets hier een rol hebben gespeeld? Hoe durft u dat zelfs maar te veronderstellen, zullen de rechters opmerken. Laat ik het dan zo formuleren. Als de presentatrice van Boer zoekt vrouw, Yvon Jaspers, verpleegster was zou nimmer enig mens in enig ziekenhuis, waar ter wereld ook, op het idee komen dat zij een seriemoordenares was, al maakten de begrafenisondernemers overuren. Bij Lucia de B. ligt dat beslist anders. Toen ik een zitting bijwoonde zat ik naast een keurige dame die mij opeens toefluisterde: „Moet je die scharminkelige heks daar zien zitten.”

Wij denken dat wij redelijke wezens zijn, dat wij niet geleid worden door angsten, door irrationele, duistere waanvoorstellingen. Toch is de zaak Lucia de B. aan het rollen gebracht door een waanidee, hetzelfde waanidee dat ook Josyne van Beethoven fataal is geworden. Vanuit dat waanidee is dit hedendaagse heksenproces opgebloeid, met z’n krankzinnige schakelbewijs, en ’t al even krankzinnige idee dat de moordenares zo ontzaglijk geraffineerd te werk is gegaan dat er geen sporen zijn. Alsof ’t mogelijk zou zijn tien pogingen tot moord te doen, waarvan zeven geslaagd, zonder ook maar één spoor na te laten. Dat riekt naar toverij.

De man die Lucia de B. uiteindelijk de das om heeft gedaan, Freek de Wolff, heeft mij gemaild dat hij hoopt op herziening van het proces. Ik hoop daar ook op. Met heel mijn hart en al mijn verstand. Maar eigenlijk vind ik dat Lucia de B. onmiddellijk vrijgelaten moet worden. Elke dag dat zij nog langer gevangen zit, wordt de Nederlandse rechtsstaat geschoffeerd. Hier is een medemens een godsgruwelijk onrecht aangedaan, en zelfs als Lucia de B. vandaag nog vrijgelaten zou worden, kan dit verbijsterende onrecht nooit meer goedgemaakt worden.

Saturday, November 10, 2007

Praw ! Der hemmeldonnerwetter !

Doet Piet Hein Dommer aan onbehoorlijk bestuur ? Een besluit of een wet is nagenoeg hetzelfde.

Als er de behoefte bestaat om een wet te maken om meer mensen aan het werk te helpen en vervolgens stelt dit heerschap een wet op die het eenvoudiger maakt om mensen te ontslaan dan wordt de wet gebruikt/opgesteld voor een andere reden dan waarvoor deze oorspronkelijk bedoeld is: detournement de pouvoir: machtsmisbruik: onbehoorlijk bestuur.

Vervolgens worden er politieke spelletjes mee gespeeld: we willen wisselgeld, Domoor en de zijnen moeten ongestoord in hun huis van meer dan een miljoen kunnen blijven wonen: fair play beginsel en gelijkheidsbeginsel worden op grove wijze geschonden: onbehoorlijk bestuur.

Daarmee worden ook het zorgvuldheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel geschonden: Zorgvuldigheidsbeginsel. De overheid moet een besluit zorgvuldig voorbereiden en nemen: correcte behandeling van de burger, zorgvuldig onderzoek naar de feiten en belangen, procedure goed volgen en deugdelijke besluitvorming (art. 3:2 Awb).
Motiveringsbeginsel. De overheid moet zijn besluiten goed motiveren: de feiten moeten kloppen en de motivering moet logisch en begrijpelijk zijn (art. 3:46 Awb).

Specialiteitsbeginsel. Een bestuursorgaan mag alleen die belangen behartigen waarvoor de betrokken wet of regeling een grondslag biedt.
Evenredigheidsbeginsel. De overheid moet ervoor zorgen dat de lasten of nadelige gevolgen van een overheidsbesluit voor een burger niet zwaarder zijn dan het algemeen belang van het besluit (art. 3:4 lid 2 Awb).
Vertrouwensbeginsel. Een burger mag, onder bepaalde voorwaarden, kunnen vertrouwen op uitlatingen van een bestuursorgaan waarin dingen worden toegezegd maar die later niet nagekomen (kunnen) worden door het bestuursorgaan.
Verbod op détournement de pouvoir. De overheid mag een wettelijke bevoegdheid alleen gebruiken voor het doel waarvoor die bevoegdheid gegeven is (art. 3:3 Awb).
De overheid mag geen zaken regelen die niet binnen haar bevoegdheid liggen of die willekeur oproepen.

Wanbestuur dus.

Nu is wanbestuur van Donner wel begrijpelijk: ego en ijdelheid die correct bestuur in de weg staan.

Hij wil zo graag overkomen als de vastberaden alwetende jurist/god, maar het is een verwarde, zoekende man die in conflict is met zichzelf en daarom nergens rust vindt.

Isn't he a bit like you ? Nowhere man.




Post Scriptum
En ook Verschrijver verschrijft zich wel eens, het voorstel komt van de werkgevers, 200.000 aan de baan helpen voor een beter ontslagrecht. Raar maatschappelijk gevoel hebben ondernemers/werkgevers, we helpen 200.000 aan het werk opdat we er 500.000 eenvoudiger kunnen ontslaan. Moet je aan dat soort chantage toegeven ?


Rustig in je leunstoel lezen (tenslotte ook vaak de werkelijkheid; in al die verhalen van Hermans, t Hart en Toonder zit iets autobiografisch, ontleend aan de werkelijkheid). Poe-ha Verschrijver.

Friday, November 9, 2007

Algemene Beginselen Behoorlijk Bestuur ABBB

Wat zou Donner nu voor deugdelijke argumenten kunnen aandragen om dat ontslagrecht te wijzigen ? Ik wil mijn naam onder dat wetsvoorstel hebben ! Ik wil politiek scoren bij de werkgevers ! Ik wil eigenzinnig, eigenwijs en koppig, want dat waarderen de lieve, lieve, lieve mensen, de pvda dwars zitten en eruit halen wat erin zit. Applaus voor Donner ! Waardering voor Piet Hein ! Bijval voor PHD ! Ik wil mijn eigen protestantse "hard werkende" kaste begunstigen. Ik wil, ik wil, ik wil een banaan in mijn bil.

Veranderen om het veranderen. Veranderen omwille van de ijdelheid. Dat ontslagrecht nu is prima zoals het is, ik zou misschien nog iets meer aan gelijkheid tussen werknemer en werkgever willen doen en ervoor zorgen dat leidinggevenden en ministers zoals Donner minder betaald worden dan mensen die echt werken.

Hoewel, het lijkt me wel een K..baan, die bekendheid, de drukte, continu overleggen, net zo zwaar als burgemeester van Den Haag. Heerlijk, een rustig mens in een leunstoel te zijn, dat is mijn ambitie. De wereld blijft wel draaien.

Overigens is er geen enkel argument om dat ontslagrecht te wijzigen. Zelfs gehaaide en geslepen werkgevers werken allang via/met uitzendbureau's. Dat non argument van 200.000 mensen aan de slag. Ja, door er eerst 500.000 oude of minder presterende te ontslaan naar het grillige goed of slecht dunken van types als Cerfontaine, Donner, Rijkman Groenink, Koeman, Ten Cate. Dat mannenvolk met hun slurfjes halverwege.


Goed zeg, dat Wipikedia !!! Verschrijf wikipedia (kitesurf verleden).

De algemene beginselen van behoorlijk bestuur (abbb's) behelzen in Nederland een aantal beginselen dat ontstaan is uit jurisprudentie om de gedragsregels van de overheid ten opzichte van de burger te regelen. Dit is het geval als de overheid een vergunning verleent, belasting heft of een verbintenis aangaat met bijvoorbeeld een BV. Voor 1994, toen de Algemene wet bestuursrecht in werking trad, waren de meeste beginselen niet vastgelegd in de wet. Door middel van jurisprudentie is de verhouding tussen de overheid en de burger verduidelijkt. Vanaf 1994 is een aantal beginselen gecodificeerd.


Onderscheid
Abbb's kunnen onderscheiden worden in formele beginselen en materiële beginselen.


Formele beginselen
De formele beginselen hebben betrekking op de procedure van totstandkoming van bestuursbesluiten. Iedere bevoegdheid van de overheid (inclusief die van lagere overheden zoals waterschappen, provincies, gemeentes) om besluiten te mogen maken moet terug te voeren zijn op bevoegdheid die door de formele wetgever is toebedeeld.

Voorbeelden zijn: zorgvuldigheidsbeginsel, motiveringsbeginsel, formele rechtszekerheidsbeginsel en het beginsel van fair play.

Zorgvuldigheidsbeginsel. De overheid moet een besluit zorgvuldig voorbereiden en nemen: correcte behandeling van de burger, zorgvuldig onderzoek naar de feiten en belangen, procedure goed volgen en deugdelijke besluitvorming (art. 3:2 Awb).
Motiveringsbeginsel. De overheid moet zijn besluiten goed motiveren: de feiten moeten kloppen en de motivering moet logisch en begrijpelijk zijn (art. 3:46 Awb).
Rechtszekerheidsbeginsel. De overheid moet zijn besluiten zó formuleren dat de burger precies weet waar hij aan toe is of wat de overheid van hem verlangt. Bovendien moet de overheid de geldende rechtsregels juist en consequent toepassen.
Gelijkheidsbeginsel. De overheid moet gelijke gevallen op gelijke wijze behandelen (art. 1 Grondwet).
Vertrouwensbeginsel. Wie op goede gronden -bijvoorbeeld na een duidelijke toezegging- erop mag vertrouwen dat de overheid een bepaald besluit neemt, heeft daar ook recht op (art. 3:35 BW).
Verbod van détournement de procedure. De overheid mag voor een besluit niet de verkeerde procedure volgen.
Fair-play-beginsel. De overheid moet zich onpartijdig opstellen bij het nemen van een besluit en moet de noodzakelijke openheid en eerlijkheid in acht nemen (art. 2:4 Awb).

Materiële beginselen
De materiële beginselen hebben betrekking op de inhoud van bestuursbesluiten. Voorbeelden zijn: specialiteitsbeginsel, materiële rechtszekerheidsbeginsel, vertrouwensbeginsel, gelijkheidsbeginsel en het verbod op détournement de pouvoir.

Specialiteitsbeginsel. Een bestuursorgaan mag alleen die belangen behartigen waarvoor de betrokken wet of regeling een grondslag biedt.
Evenredigheidsbeginsel. De overheid moet ervoor zorgen dat de lasten of nadelige gevolgen van een overheidsbesluit voor een burger niet zwaarder zijn dan het algemeen belang van het besluit (art. 3:4 lid 2 Awb).
Vertrouwensbeginsel. Een burger mag, onder bepaalde voorwaarden, kunnen vertrouwen op uitlatingen van een bestuursorgaan waarin dingen worden toegezegd maar die later niet nagekomen (kunnen) worden door het bestuursorgaan.
Verbod op détournement de pouvoir. De overheid mag een wettelijke bevoegdheid alleen gebruiken voor het doel waarvoor die bevoegdheid gegeven is (art. 3:3 Awb).
De overheid mag geen zaken regelen die niet binnen haar bevoegdheid liggen of die willekeur oproepen.

De overheid mag bijvoorbeeld geen fluoride aan drinkwater toevoegen omdat dit gezonder is voor de burgers op het moment dat zij moet zorgen voor gezond drinkwater. Zij treedt hiermee namelijk buiten haar opgelegde verplichtingen en bevoegdheden.

Thursday, November 8, 2007

Anil Ramdas: fighting for peace



Open, transparant, rechtvaardig, zo onafhankelijk mogelijk, goed gemotiveerd, democratisch, fair play, rechtszekerheid, gelijkheid, zie de algemene beginselen van behoorlijk bestuur op wipikedia. Als je daarmee rotzooit, dan gaat zich dat tegen je keren en val je te zijner tijd in je eigen stront.



Ramdas: gelijkspel


Een paar dagen geleden zag ik op de Surinaamse televisie een Iraanse film waarin de Abu Ghraib-gebeurtenis werd nagespeeld. De titel van de film ken ik niet, noch de maker, in de krant stond slechts: 22.30: Iraanse film.

De film werd niet vertoond op de enige moslimzender die Suriname rijk is, waar ze overdag ook de internationale editie van Al-Jazeera uitzenden, maar op een gewone, algemene commerciële zender. Keurig onderbroken door reclamespotjes, wat ook wel iets surrealistisch had. Op het ene moment zit je in de vreselijkste gruweldaden in de hel van het Midden-Oosten, op het andere moment kijk je naar de aanprijzing van huishoudelijke artikelen door een smetteloze Surinaamse mevrouw in een smetteloze keuken.

Maar die Iraanse film, die was verbazingwekkend goed gemaakt. De Iraakse gevangenen spraken echt een Arabische taal en de Amerikaanse militairen spraken echt Amerikaans. Realistisch gevoerde camera, snel gemonteerd als een Hollywood-thriller, met oorverdovende en ontredderende geluidseffecten.

Als ze zich maar meer daarop toelegden, het maken van films, was de helft van het probleem opgelost. De conflicten in die contreien hebben net zo goed te maken met godsdienst als met het duivelse oorkussen van de ledigheid.

Het verhaal ging over een geheim Amerikaans legercommando dat speciaal was gestuurd om gewone feestelijkheden en bruiloften in Irak te veranderen in bloedbaden, waardoor de onschuldige burgers, brave moslimmannen, genoodzaakt waren wraak te nemen. Wat wil je, met een propagandafilm, maar mijn cynisme sloeg toch om in ontsteltenis toen ik die nagespeelde Abu Ghraib scène zag. De camera zwiepte als een bezetene door de set, waardoor we niet te lang stil hoefden te staan bij de bijzonderheden van Arabische penissen. Alleen dat bleef ons bespaard, voor de rest was het een gruwelijke brok verdoemenis.

De scène van Lynndie England die de Iraakse gevangene als een hond voorttrok over de vloer bleef me haarscherp bij. De speelster leek niet erg op de echte Lynndie England, maar wat me in een flits bijbleef waren de rommel in de gang en de plastic tuinstoeltjes. Precies als op de foto die we zo goed kennen. (zie: http://commons.wikimedia.org/wiki/Category:Abu_Ghraib_prisoner_abuse)

Hoe gaat dat in z’n werk, vraag je je af: je komt als decorontwerper op de set, de belichters stellen de lampen op, de acteurs worden geschminkt, terwijl jij naar de foto kijkt en zegt: hier moeten de stoeltjes komen, en daar de vodden op de achtergrond, grijze, lichtgroene en roze vodden. Een werkelijk gekmakende overgang van feit naar fictie, en terug.

Maar dat kon onze decorontwerper natuurlijk alleen omdat iedereen goed bekend is met het feit: dat is niet zozeer de gebeurtenis in die gevangenis zelf, dat is de foto. De foto is het iconisch feit waar we niet omheen kunnen.

Dit brengt ons tot de veelgestelde vraag waarom die foto überhaupt genomen is. En wie die foto genomen heeft, want hij is qua kadrering en belichting tamelijk goed. De lange, brede gang vertelt ons iets over de omvang van het gebouw en daarmee over de omvang van de wreedheden.

Maar eerlijk is eerlijk, hoe vernederend het ook is wat Lynndie England doet, het is vooral kinderachtig. En juist daardoor wordt wat zij doet bijna metaforisch voor de totale omvang van het drama.

Kernvraag blijft waarom die foto genomen is. Pure stommiteit en arrogantie, is door sommigen gezegd, maar dat vind ik te makkelijk. Een betere verklaring is, dat met die foto een bloedbroederschap werd gesmeed. En zusterschap, moet ik zeggen. Die camera moeten we zien als de naald waarmee in de duim wordt geprikt, waarna dat druppeltje bloed met dat van de collegasoldaat voor het leven wordt vermengd.

Maar is dat niet vreemd, zoveel camaraderie? En dan nog in een van de meest hiërarchische organisaties die de mensheid kent, namelijk het leger? Dat is toch de reden waarom verstandige mensen nooit het leger in willen, dat aldoor maar salueren naar de meerderen, door hen worden uitgescholden en toegeblaft, dat is toch waar het meesterwerk van Stanley Kubrick, Full Metal Jacket, voor het grootste deel over gaat?

Maar mensen die niet zo slim zijn om een hartgrondige afkeer te hebben van dit soort hiërarchische structuren, merken al gauw dat er een cement bestaat tussen de lagen en rangen: vriendschap. Samen staan voor de zaak. Het is een vreemde liefde tussen de mannen en vrouwen in het leger: wel salueren, maar tegelijk ook bloedbroeders zijn, een warme band hebben met elkaar, waardoor eenlingen een hechte kudde gaan vormen.

Die warme band wordt niet alleen gesmeed door elkaar aan het front uit penibele situaties te redden, zoals de meeste romantische oorlogsfilms ons doen geloven, neem nou Saving Private Ryan; in een gevangenis, die de achterste linie van de oorlog vormt, wordt die warme band gesmeed ten koste van de laagsten in de oorlogshiërarchie, en dat is de krijgsgevangene, tegenwoordig terrorist geheten. Een beetje sarren en pesten. En de grens tussen pesten en folteren is flinterdun.

Weerzinwekkend allemaal, maar laatste vraag: waarom heeft die Iraanse filmer het met zoveel smaak nagebootst en gefilmd? Met zoveel plezier voor zijn vak, met zoveel enthousiasme en genoegen, dat ik als tv-kijker bijna over mijn nek ging? Dat klinkt als een interessante vraag, maar het antwoord is vrij mager: door de scène haarfijn en zorgvuldig na te bootsen, hadden de moslims hun grote gelijkmaker: wij folteren, u ook. De Clash of Civilizations is glashard bewezen.

Dat is wat we de folteraars van Abu Ghraib vooral moeten kwalijk nemen: niet dat ze de beest hebben uitgehangen, want dat doen kinderen op de speelplaats, vandalen in de slechte wijken en studenten tijdens ontgroeningsfeestjes ook. Nee, de Amerikaanse soldaten hebben in Abu Ghraib een historische gelijkmaker gecreëerd, en het zal in deze oorlog altijd 1-1 blijven. Met Abu Ghraib lijkt het spel voorlopig te zijn uitgespeeld.

ramdas@nrc.nl

Ben Jacobsen

Ook iemand die helder schrijft en een zuivere indruk maakt. Hij schrijft en denkt vanuit de leunstoel, een plek voor rustige mensen. Hij ontmaskerde Cor Boonstra als een ordinaire geldgraaier, weer zo'n beroerde leidinggevende (ooit philips' topaap).

Dat is opvallend bij patjepeeërs als Leo Beenhakker, Koeman of Ten Cate. Schorriemorrie dat tevreden is over een doodsschop op het voetbalveld, een spelletje, en waar het geld allesbepalend is in het leven. Heel naar allemaal. Heel verdrietig ook, zoiets valt niet te veranderen zeker niet by fool on the hill Verschrijver. And they don't like him, but the fool on the hill sees the world spinning around. Day after day, alone on a hill.

Ben Jacobsen: dawning the age of sustainability

The weather has become more extreme in recent years, fuelling the notion that pollution affects our planet. Now, almost 40 years after Woodstock, most of us feel that the hippies were right after all. "Sustainability" is the new buzzword.

The New Zealand Institute - an independent organisation funded privately with mostly business people as members - suggests that New Zealand should not move too fast when it comes to sustainability and that we may postpone our Kyoto goals as nobody else in the world complies.

The argument in their report entitled "We're right behind you" is straightforward. Early adopters generally pay a higher price for technology that will become cheaper in the long run. Acting first will increase short-term relative costs and reduces international competitive strength. Many economists feel this leads to the mother of all economic crimes: lower OECD rankings. Better to wait until the bigger fools start moving first.

Therefore our role as a small polluter can be the cheaper option: "follow the leaders". Every now and then we can shout: "No worries, bigger fools, we are right behind you!" and at the end of the day we will be all right. Good on the NZ Institute to address this issue, but reading the report an Oscar Wilde quote comes to mind: "A cynic knows the price of everything but the value of nothing." Economists can be quite cynical, apparently.

International competition and OECD rankings were no major concern to hippies. Their terminology would be something like a "better world". These sustainability gurus of the past would therefore have felt closer to a newer approach to international development as put forward by the United Nations in 2000.

In the Millenium Development Declaration the United Nations provides international goals for a better shared future. To be precise: goal number 7 is to ensure environmental sustainability.

It is surprising how many economists and politicians still focus on international competition and economic growth as the ultimate goals leading to happiness. In some cases, OECD rankings as a measurement of economic performance have become the actual goal.

Unfortunately, these OECD rankings are limited and general measures at best. Once a threshold level of economic development has been reached they say little about our overall well-being. Higher OECD rankings may even lower quality of life, as many Europeans currently experience. This focus leads to a never-ending rat race between nations with no winners. Sometimes it is important to look beyond competition and economics. Particularly when it involves our future. Building a better world requires co-operation between countries, not competition.

The waiting game the NZ Institute suggests may lead to similar results as we often see in a group of people trying to find their way in an unknown city. Most of the time you will ultimately get to your final destination, but hardly ever do you arrive there quickly and in the fastest way possible. This is fine if there is time to spare. But do we want the biggest fools to lead if the stakes are high and time is short?


The NZ Institute suggests we can afford to leave climate change issues up to the big guys like the US, China and Russia. "Yeah, right!"

We are independent, unbiased and far away from the rest of the world, with children and grandchildren for whom we want a future. We are a young nation looking for an identity; we have a very green image and natural greenness is a competitive advantage. This almost begs us to lead when it comes to sustainability or, in broader terms, the Millennium Goals of the United Nations. Yes, we are small polluters (0.15 per cent greenhouse gas emissions only) and we might argue that we do not need to do a thing. Not now. Not ever. But sometimes it may be good to signal to the bigger fools that there is more to life than just OECD rankings and international competition. Leading the way may be a strong and credible signal that helps in making the world "a better place". It may cost a bit in the short term, but it also may be beneficial in the long run. I know, it sounds almost hippy-like. How naive!

* Professor Ben Jacobsen is a Professor of Finance and Head of the Department of Commerce at Massey University.

Hoi, heb je een scheet gelaten ?

"Pas op of ik steek een vinger in je kont." Dat soort zaken zei mijn ex altijd tegen me. Nu niet meer, nu zit ik grotendeels alleen. Eenzaam en alleen.

Niet verbitterd, maar wijzer.

Niet rancuneuzer, maar serener.

Niet boos, niet verdrietig, maar maar maar...

Terry Callier: "And what set the best ones apart was that they wrote their own material. Some of the poetry was fantastic: the Moroccos had a song called Bang Goes Your Heart and the Eldorados had Crazy Little Mama, and they're just beautiful; I still listen to them today. They made me realise that you have to be original."

"We could have done some cheating if that's what we really wanted to do. But I'm not into that because I believe that even though people don't play straight with you, you should still be straight."

Toch vervelend dat ik leidinggevenden mijn leven even heb laten bederven. Of heb ik het zelf gedaan. Nobody but yourself to blame. Maar wijzer, sterker, serener sta ik nog overeind. Toch ?


Monday, October 29, 2007

Het grootste gevaar

Terwijl ik hier voor u sta, tel ik de dagen, zoals ik de laatste jaren elke ochtend en avond doe. Het slechte nieuws is dat er vandaag, op 26 oktober, nog vierhonderdéénenvijftig dagen te gaan zijn van het bewind van koning George Bush II. Het goede nieuws is dat dit morgenochtend, als we allemaal wakker worden, weer een dag minder zal zijn. Maar daarmee hebben we het goede nieuws ook wel gehad.
Wij in Amerika – en het hele Westen – leven in een tijd van ernstige crisis, die we vooral onszelf aandoen. Die crisis is begonnen met de verschrikkingen van 11 september 2001 en is nog verergerd en versterkt door de verschrikkingen die de regering-Bush eraan heeft toegevoegd. Terwijl ik dit schrijf, heeft mijn president nog geen bombardement en raketaanval op de mullahs in Iran gelast, maar hij beschouwt zo’n aanval wel als onvermijdelijk – om Amerika en de vrije wereld te behoeden voor een toekomstig Iran met kernwapens, en met de middelen (daar is hij van overtuigd) om deze in te zetten tegen New York, Washington en andere grote Amerikaanse steden.

Dat zijn overtuiging niet wordt ondersteund door informatie van de inlichtingendiensten, doet niet ter zake. Wij kunnen alleen maar afwachten of hij doet wat hij denkt te moeten doen, of zich toch nog laat weerhouden door het handjevol mensen in Washington – zoals zijn mede-Republikeinen in het Congres en tal van militaire leiders in het Pentagon – dat hierin een zelfmoordactie ziet waardoor het Westen misschien wel overal ter wereld in oorlog met de sjiïeten zal raken.

Als oudgediende heb ik het voordeel dat ik goed de weg weet in hoge Amerikaanse inlichtingen- en legerkringen en daar mensen ken – oud-medewerkers maar ook mensen in actieve dienst – die contacten onderhouden met het Witte Huis en de Nationale Veiligheidsraad. En toch heb ik eigenlijk geen idee wat George Bush weet of denkt.

Is hij Irak binnengevallen uit een oprecht geloof in de waarde van de democratie, zoals hij bij herhaling heeft gezegd, of uit een impuls die wortelde in zijn persoonlijke godsdienstige overtuiging, of uit de wens de veiligheid van Israël te waarborgen? Of wilde hij de Amerikaanse toegang tot de olie in het Midden-Oosten behouden, of deed hij het omdat zijn vader in 1992, aan het einde van de eerste Golfoorlog, besloten had om niet naar Bagdad te gaan en Saddam Hussein ten val te brengen?

Ik wil hier niet beweren dat ik een antwoord op die vraag heb, of daarnaar ook maar kan raden. Evenmin heb ik enig idee of George Bush persoonlijk zelfs maar betrokken is bij de grote beslissingen die zijn genomen. Normaal zou natuurlijk zijn van wel, maar mijn president heeft bijzonder veel bevoegdheid – en politieke invloed – aan zijn vice-president Dick Cheney afgestaan, zodat we maar moeten gissen. Is de huidige ravage Cheney’s toedoen of heeft Bush heel handig onze aandacht gericht op Cheney – als het Amerikaanse enfant terrible – zodat Bush boven die ravage kan staan? Ik weet het gewoon niet.

Chaos in Irak

Weet Bush wat hij het Midden-Oosten heeft aangedaan, met de inval in Irak en zijn doorlopende gedram dat er in alle landen van het Midden-Oosten democratie moet komen? Is de huidige chaos het resultaat waar Bush en zijn neoconservatieve helpers van begin af aan op uit zijn geweest? Menigeen in het Witte Huis lijkt niet per se tegen chaos te zijn. De minister van Buitenlandse Zaken van een belangrijke Europese bondgenoot van de VS vertrouwde mij een paar jaar geleden tijdens een lunch toe dat hij Paul Wolfowitz, toen onderminister van Defensie, als de volmaakte trotskist beschouwde, omdat Wolfowitz net als Trotski duidelijk in de permanente revolutie geloofde.

Eén ding staat buiten kijf – president Bush heeft de veronderstelde grenzen aan zijn wettelijke en constitutionele bevoegdheid ruimschoots overschreden en ons allemaal laten zien hoe broos de Amerikaanse democratie is. Geen van de instellingen die bestemd zijn om ons tegen een overheersende uitvoerende macht te beschermen, heeft haar werk gedaan. Het Congres, dat de eerste zes jaar dat Bush president was werd beheerst door de Republikeinen, heeft zijn constitutionele rol geheel verzaakt en geen enkel toezicht uitgeoefend op de politieke en militaire handel en wandel van het Witte Huis. De legerleiding heeft zich niet verzet tegen het onzinnige besluit van de president om de strijd tegen Osama bin Laden naar het seculiere Irak te verplaatsen – de waanzin van koning George is door veel hoge officieren zelfs publiekelijk toegejuicht. Ook is het zwijgen opgelegd aan de miljoenen medewerkers van de federale overheid, zodat de relevante Congrescommissies of de pers niet te horen kregen wat er gaande was.

Ik vind het uiterst verontrustend dat de Amerikaanse pers het zo heeft laten afweten, omdat ik mijn hele leven heb geloofd dat ons werk als journalisten is publieke ambtsdragers aan de hoogst mogelijke normen te houden. De grote kranten en televisiezenders hebben zich na 11 september 2001 door Bush laten afbluffen en daarmee is hun het belangrijkste morele thema van het decennium ontgaan – hoe de president en zijn vazallen hebben gelogen en met de informatie hebben geknoeid om ons in maart 2003 de oorlog tegen Irak in te drijven.

Het schortte niet aan kennis. Ik werkte in de jaren zeventig voor de New York Times in Washington en in gesprekken hebben mijn oud-collega’s mij duidelijk gemaakt dat ze wel degelijk beseften hoe zeer het Witte Huis de zaak misleidde, maar zulke standpunten haalden in 2002 en 2003 maar zelden de krantenpagina’s.

Er moet beslist nog eens een gedegen verhaal worden geschreven over de rol van de pers in Bush’ vermogen om dagelijkse kranten- en televisiesteun voor de oorlog in Irak te werven.

Zal er ook een goed verhaal komen over de precieze werking van het presidentschap van Bush? Dat weet ik zo net nog niet. Er is geen reden om te denken dat Bush of Cheney nauwkeurig aantekening van hun besluitvorming hebben gehouden.

U hebt mij niet nodig om te weten hoe slecht mijn land er voorstaat, of hoe de grote westerse mogendheden – en dan doel ik bij uitstek op Groot-Brittannië – hebben verzuimd Washington in bedwang te houden. En net als Engeland hebben Duitsland en Frankrijk zich mee laten slepen in de Amerikaanse poppenkast van beperkte besprekingen en dreigementen met economische sancties tegen Iran vanwege het kernwapenonderzoek dat Teheran zou doen. Niet één keer heeft een bondgenoot van ons de regering-Bush publiekelijk opgeroepen de meest logische oplossing voor het geschil te kiezen – bilaterale besprekingen tussen Washington en Teheran.

De meest verbluffende prestatie van dit presidentschap was misschien wel het gemak waarmee George Bush heeft weten te ontkomen aan elke serieuze kritiek op zijn weigering om met regeringen te praten waar hij niets mee op heeft. Heel verbluffend, welbeschouwd. De president van het machtigste land ter wereld – met de meeste bommenwerpers en de meeste kernwapens – weigert te praten met de leiders van regeringen die hem niet bevallen. Hij praat niet met de Iraniërs, de Syriërs, Hamas, Hezbollah, en jarenlang niet met de Noord-Koreanen. En vrijwel niemand klaagt erover.

Ik heb geen idee hoe dit alles af zal lopen. Zal het in het hele Midden-Oosten oorlog worden, waarbij de VS met hun bondgenoten in het Westen en onder de zogeheten gematigde soennitische landen in het Midden-Oosten – Jordanië, Egypte, Saoedi-Arabië en de Golfstaten – de strijd aanbinden met Iran, Syrië, Hezbollah en allerlei sjiitische groeperingen overal ter wereld? Zal iedereen de fundamentele tegenstrijdigheid van de Amerikaanse positie in Irak gaan inzien? De regering-Bush beloofde verkiezingen in Irak en deze hebben ook plaatsgevonden, maar het gevolg was een regering die wordt overheerst door sjiieten die banden hebben met Iran. In de beginjaren van de oorlog bestond de Amerikaanse vijand uit soennitische milities – de aanvankelijke opstandelingen – die Amerika op leven en dood bestreed.

En nu is de regering-Bush weer terug bij de soennieten en de leden van de Ba’ath-partij van Saddam Hussein, en trekt ze in Centraal-Irak samen met hen op in een oorlog die ogenschijnlijk tegen Al Qaida gaat, maar die ook gericht is tegen Iran en – volgens veel sjiieten – tegen de sjiitische leiders. Daarmee heeft de president de gekozen regering ondermijnd en in haar waarde aangetast, en is zijn roep om democratie in het Midden-Oosten een aanfluiting geworden. Het dilemma in Irak is potsierlijk en dodelijk, en het staat geen vreedzame oplossing toe.

Laat ik dus ophouden over dingen die vanzelf spreken, en over de vanzelfsprekende oplossing voor de oorlog in Irak. (Wel wil ik nog zeggen dat er mijns inziens maar twee manieren zijn om de oorlog te beëindigen. Mogelijkheid A: zorg dat iedereen daar vanavond om middernacht weg is, en mogelijkheid B: zorg dat iedereen daar morgenavond om middernacht weg is.)

Ik wil nog even ingaan op de andere kosten – voor mijn Amerikaanse landgenoten die als soldaten deze vuile oorlog zijn ingestuurd, net als ze andere vuile oorlogen zijn ingestuurd. En beseft u alstublieft dat ik niet licht wil denken of veronachtzamen dat er door de bommen en geweren van de rebellen en de Amerikanen honderdduizenden onschuldige Iraakse burgers zijn vermoord, verwond en verdreven. Maar er is ook een prijs, die niet altijd meteen wordt ingezien, voor de mensen die de moorden en verminkingen uitvoeren. In een oorlog zijn geen winnaars – niet één.

Mijn loopbaan als journalist wordt gemarkeerd door twee belangrijke verhalen – in de late herfst van 1969 schreef ik als freelancer in Washington een serie van vijf krantenartikelen over een Amerikaanse slachting in een dorp genaamd My Lai 4 in Zuid-Vietnam. In 2004 schreef ik in drie weken drie stukken voor de New Yorker over de foltering en mishandeling van Iraakse gevangenen in Abu Ghraib, de beruchte gevangenis uit de tijd van Saddam een paar kilometer buiten Bagdad. In het laatste van die verhalen werd de vraag gesteld wie de hoogste verantwoordelijke voor die foltering was, een vraag waar niemand in Amerika destijds raad mee wist – en naar het schijnt ook nu nog niet.

Bloedbad My Lai

Ik was al begonnen met de publicatie van mijn materiaal over My Lai – waar op de ochtend van 16 maart 1968 een compagnie onervaren Amerikaanse GI’s meer dan vijfhonderdvijftig Vietnamese vrouwen, kinderen en oude mannen afslachtte – toen ik van een soldaat die erbij was geweest het verhaal van Paul Meadlo hoorde. Meadlo was een 17-jarige boerenzoon uit Zuid-Indiana die bij de landmacht was gegaan, een basisopleiding had doorlopen en daarna met zijn eenheid, de Charley-compagnie van de Americal-divisie, eind 1967 naar het Zuid-Vietnamese oerwoud was gestuurd.

Drie maanden lang ploeterde hij met zijn maten door de rijstvelden en oerwouden van het Zuiden op zoek naar de Vietcong. Nooit stootten ze op de vijand, maar gaandeweg bleken ze wel te worden vermalen door sluipschutters, boobytraps en mijnen – min of meer zoals het nu gaat in Irak. Er is geen vijand in uniform om tegen te vechten – er zijn alleen maar geheimzinnige moordenaars die onverhoeds toeslaan en weer verdwijnen, waarna de burgerbevolking de woede en wraak van de Amerikanen mag opvangen.

Halverwege maart 1968 was de Charley-compagnie al meer dan tien man kwijt, zonder nog een Vietcong-strijder of Noord-Vietnamese soldaat in uniform te hebben zien, of ook maar iets wat leek op een vuurgevecht te hebben geleverd. Op de avond van 15 maart kregen de manschappen te horen dat ze de volgende ochtend vroeg per helikopter naar een dorp – My Lai 4 – zouden worden gevlogen waar zich volgens de inlichtingendienst een bataljon onverzettelijke Noord-Vietnamese strijders bevond. Die nacht deden de jongens wat Amerikaanse jongens toen deden – ze lieten een paar joints rondgaan – terwijl de officieren en oudgedienden zich bedronken. ’s Ochtends sprongen ze in hun helikopters en ronkten naar het dorp, klaar om te doden of gedood te worden. Geen vijand. Alleen honderden oude mannen, vrouwen en kinderen, die bezig waren hun ontbijt klaar te maken.

Zomaar, onverklaarbaar – of misschien ging het wel altijd zo – dreven de Amerikaanse soldaten de burgers in drie brede greppels bijeen en openden het vuur met hun M1-geweren. Veel soldaten deden niet aan de executie mee – oh, ze schoten wel, maar ze schoten naast hun slachtoffers of over hen heen. Paul Meadlo deed wel wat hem werd gezegd door zijn eerste luitenant, William Calley (die tot symbool van de slachting uit zou groeien, ook al was hij maar één van de vele officieren ter plaatse). Steeds weer schoot Meadlo zijn geweer leeg op de panische Vietnamezen in de greppels, en hield alleen op om te herladen. Op een gegeven moment werd het stil. Te midden van het bloedbad hielden de Amerikanen even lunchpauze en aten hun K-rantsoenen op.

Na verloop van tijd klonk er een gejammer en kroop er uit de greppel een jongetje van twee, misschien drie, helemaal onder het bloed van anderen. Zijn moeder had hem onder zich weten te schuiven en met haar lichaam de kogels opgevangen die voor hem bestemd waren. Eenmaal boven aan de greppel slaakte hij een kreet die niemand ooit meer zou willen horen en rende bij de Amerikanen vandaan. Luitenant Calley wees Meadlo aan en zei: ‘Afknallen.’ Maar Meadlo – nu hij in plaats van een vormloze hoop maar één jongetje voor zich zag – kon het niet. Misprijzend rende Calley het kind na en schoot het met een geweer in zijn achterhoofd. De Sterke Man.

De ochtend daarop liep de Charley-compagnie in de buurt van My Lai 4 patrouille toen Paul Meadlo op een landmijn stapte en zijn rechterbeen tot de knie werd afgerukt. Er werd een helikopter opgeroepen om hem af te voeren en terwijl hij en de compagnie wachtten, riep Meadlo Calley telkens een soort vervloeking toe: ‘God heeft mij gestraft, luitenant Calley, en God zal u ook straffen. God heeft mij gestraft, luitenant Calley, en God zal u ook straffen.’

Anderhalf jaar later zocht ik Meadlo op. Het was een verwaarloosde kippenfarm – er was kennelijk geen man aanwezig. De kippen liepen overal rond en de boerderij zelf, een houten bouwsel, maakte een gammele indruk. Mevrouw Meadlo, die misschien vijftig was maar veel en veel ouder leek, kwam me buiten tegemoet. ‘Ik kom met uw zoon praten,’ zei ik. Ze wees op het huis en zei dat hij binnen was. Ze wist niet of hij met me wilde praten, zei ze, maar ik mocht het gerust proberen. Op dat moment aarzelde ze – en toen zei die eenvoudige, onontwikkelde vrouw uit Zuid-Indiana met enorme verbittering tegen me – ik citeer: ‘Ik heb ze een brave jongen gestuurd en ik heb een moordenaar teruggekregen.’

Ik maak een sprong van vijfendertig jaar verder. Ik heb het eerste van mijn Abu Ghraib-verhalen in the New Yorker gepubliceerd en word op een nationale radiozender geïnterviewd. Het is een belprogramma en een van de opbellers, een vrouw, zegt dat ze een jongen kent die bij de eenheid in Abu Ghraib zat die de wandaden heeft begaan, en dat niemand heeft gereageerd op haar telefoontjes hierover naar de media. We maakten een afspraak om te lunchen. Elke militair die in Abu Ghraib was geweest, wilde ik natuurlijk heel graag spreken.

Ergens tijdens de lunch besloot de vrouw dat ze me kon vertrouwen en toen vertelde ze het volgende. De militair in kwestie was een vrouw bij de reservetroepen van de landmacht, een weekendsoldaat. Ze was heel knap en ze was nog maar pas getrouwd toen haar eenheid een paar maanden na het begin van de oorlog in 2003 werd gemobiliseerd en naar Irak werd gestuurd. Zij en haar medesoldaten waren in de eerste plaats opgeleid tot MP’s, militaire politieagenten met als voornaamste bekwaamheid het regelen van het verkeer. Maar eenmaal in Irak werden ze als gevangenbewaarders in de Abu Ghraib aangesteld en raakten ze al gauw – dit was herfst 2003 – betrokken bij de streken die daar werden uitgehaald. U hebt allemaal vast de foto’s gezien en de verhalen gelezen, dus u weet waar ik het over heb. Begin januari 2004 ging een van de MP’s naar de autoriteiten met een cd waarop te zien was welke wandaden er plaatsvonden en iedereen verstijfde.

De jonge militair, die niet rechtstreeks bij het martelen betrokken was, werd enkele maanden later, in maart 2004, met haar eenheid naar huis teruggestuurd. Buitenstaanders wisten niets van Abu Ghraib of van het interne onderzoek dat op dat ogenblik door de landmacht werd ingesteld.

Ik hoorde dat de jonge militair als een ander mens terugkeerde. Ze was prikkelbaar, afwezig, neerslachtig. Ze wilde niet met haar familieleden praten en ze ging zelfs weg bij haar man en verhuisde. Eind april, toen de eerste verhalen en foto’s over Abu Ghraib verschenen, zocht de vrouw het meisje op. (Ik hou hun relatie bewust in het vage.) Ze liet haar een krantenkop zien en vroeg of dit de reden voor haar gedrag was. De deur werd min of meer dichtgesmeten. De jonge militair wilde er niet over praten.

Op dat ogenblik bedacht de vrouw dat ze het meisje voor ze naar Irak ging een laptop met ingebouwde DVD-speler had gegeven. Later hoorde ik dat bijna elke soldaat die naar Irak werd gestuurd daar met een eigen DVD-speler of computer aankwam, want wie zich buiten diensttijd wilde ontspannen, had in het islamitische Irak maar weinig andere mogelijkheden. Toen de jonge reservisten uit Irak terugkwamen, was de computer bij de vrouw thuis blijven staan, en sindsdien niet meer aangeraakt. De vrouw die mij had gebeld, had net besloten dat ze op haar werk een tweede computer nodig had, en daarom had ze deze aangezet en was bestanden gaan wissen, zei ze. Een van de bestanden heette ‘Irak’, en de vrouw opende die.

Foto's Abu Ghraib

Er floepte een reeks foto’s tevoorschijn die geen gezinslid ooit zou mogen zien. Het waren misschien wel zestig digitale foto’s van een naakte Iraakse gevangene, met op minder dan een meter bij hem vandaan twee grauwende Belgische herders. Hij stond met zijn handen achter zijn hoofd voor gevangenistralies – hij kon niet eens zijn handen gebruiken om zijn geslachtsdelen te beschermen, terwijl zijn hele wezen daarom schreeuwde. De foto’s laten zien dat de gevangene uiteindelijk door een van de honden op een gevoelige plaats werd gebeten. Ook waren er taferelen met bloed – plassen bloed, zelfs – en ten slotte zag je een soldaat die met naald en draad probeerde zijn wond te hechten.

Ik kreeg deze foto’s gratis van die vrouw – de The New Yorker kon natuurlijk niet betalen. Hoofdredacteur David Remnick besloot – heel verstandig, vind ik achteraf – om maar één iconische foto van de gevangene te publiceren: die waarop hij met zijn armen achter zijn hoofd voor de schuimbekkende honden staat. Die foto ging de hele wereld over.

Ik heb nog wel een jaar contact met de vrouw gehouden en haar aangespoord onmiddellijk hulp te zoeken voor de jonge militair, want die leek zich in een crisis te bevinden. Zowat een jaar later vertelde de vrouw me iets wat ik indertijd niet had geweten. Na haar terugkomst uit Irak had de jonge militair niet alleen haar huis en vrienden en haar man verlaten, maar liet ze voortaan ook elk weekend haar lichaam tatoeëren. Ik hoorde dat ze uiteindelijk haar lichaam tot haar hals toe met grote zwarte en blauwe tatoeages had laten bedekken. Het leek wel ‘of ze in een andere huid wilde kruipen’, zei de vrouw tegen me.

We beseffen in Amerika nog maar amper de sociale en emotionele prijs van de bemoeienis van onze soldaten met Irak.


Copyright: Hersh, Seymour

Seymour M. Hersh is journalist van The New Yorker. Dit is een bekorte versie van de 25ste Van der Leeuw-lezing die hij vrijdag uitsprak in de Martinikerk te Groningen. Mede-organisator de Volkskrant brengt een boekje uit met de lezing, co-referaten van Kader Abdolah en Joris Luyendijk en een interview met Hersh: Een verslaggever in Washington. Zie de bon op Binnenland, pagina 3. Vertaling: Rien Verhoef