Thursday, January 24, 2008

Verschrijver verbetert

Mevrouw Balkenende
Van Dalsumlaan 213
Capelle a/d IJssel

Den Haag, 24 januari 2008

Betreft: verklikken en vervreemding


Geachte mevrouw Balkenende,


Het moment lijkt mij opportuun om u te waarschuwen voor de heer Balkenende. Sinds enige jaren werk ik in zijn nabijheid als assistent op het Ministerie van Algemene Zaken. Niet alleen staat zijn mond steeds meer pedant vastberaden, maar ook stapt hij nu kordaat door zijn Ministerie, geeft links en recht een aanwijzing en bemoeit zich met alle aspecten van 's lands bestuur. Hij schijnt over het algemeen in toenemende mate met zichzelf ingenomen en ook met de nonchalante wijze waarop hij dat allemaal klaar speelt.
De fractiemedewerker, de politieke assistente, de receptioniste en de journaliste spreekt hij stuk voor stuk aan alsof hij ze al jaren kent. Terwijl zij flink doorwerken, maakt hij met Maxime grapjes met de ster-allures van iemand die op de TV de dienst uitmaakt. Ik vraag me altijd af wat hij met dit gedrag precies probeert te verhullen. Bij zoveel jovialiteit en toenemend zelfvertrouwen is, naar mijn mening, een gepast wantrouwen op zijn plaats. Zelf stel ik mij altijd bescheiden op en dat zal ik blijven doen, ongeacht de omstandigheden.
Daarom spijt het mij u formeel van het volgende op de hoogte te moeten brengen. U heeft een goede man, maar herhaling verzwakt de roerselen. Ik weet dat uit mijn vak. Jaren achterheen hetzelfde schrijven vermindert de leesbaarheid en de boodschap. Het is eigenlijk niet aan mij om u over deze zaak te berichten, maar onlangs ben ik de heer Balkenende eens gevolgd na gedane arbeid, omdat hij betrekkelijk weinig los laat over zijn privé leven. Voor zover hij daarover beschikt, want hij propageert het leven in een glazen huis, omdat hij zelf niets te verbergen zou hebben. Daar liep hij door het Haagse. Af en toe stond hij stil. Hij dacht zeker na of hij kreeg het unheimliche gevoel gevolgd te worden. Uiteindelijk liep hij een niet onaardig pand binnen op de Lange Voorhout. Eerder op de dag had hij lang naar het glimmende zwarte rokje van Mirjam Sterk gestaard. Deze rol vervul ik niet graag maar hij...hij had een tulp bij zich...ik moet u mededelen dat hij daar 's lands belang verkwanselde en dames van lichte zeden bezocht met mogelijk landaanwas in de vorm van een tulp in het achterhoofd. Zou god het zien en denken dat het goed was, zo'n fletse tulp voor de kust ?
Om deze zaak te vergeten ben ik naar het strand gegaan, waar ik een lange wandeling maakte. Ik dacht aan een ver land en een terras. Een paar tafeltjes van mij verwijderd heeft een knappe dame al enige tijd naar mij zitten kijken. Liefde begint altijd met een blik. Ik wenk de ober en fluister hem iets toe. Als hij het glas voor haar neerzet, kijkt zij mij even nadrukkelijk aan. Op haar gezicht verschijnt een glimlach. Dan slaat zij de ogen neer. Onder zwarte lokken heeft ze regelmatige, zeer zinnelijke trekken; het soort gezicht dat een man makkelijk inspireert tot een zekere roekeloosheid, of anders tot melancholie om de onbereikbaarheid van zoiets moois. Beide reacties strijden in mijn hart, met als resultaat dat ik voornamelijk verwarring voel. Desondanks gaan we naar mijn hotelkamer en drinken wat op het balkon, dat over de haven uitziet. Ik vertel haar een verhaal. Zij moet lachen, waarbij zij uit haar glas op haar zijden strakzittende jurk morst. Wanneer de zon in de zee daalt, leunen we over de balustrade en kijken naar de golven. Ik pas ervoor op om haar niet aan te raken, om onze verstandhouding niet te verstoren. Echte vrouwen voelen dat heel goed aan en weten het ook te waarderen. Toen ik haar naam vroeg, fluisterde ze: "Bianca Balkenende". Misschien zou ik toch mijn armen om haar middel moeten slaan en haar teder in de hals kussen.
Na deze dagdromen trek ik mij terug achter mijn bureau. Ik zou aan mijn nota inzake "politieke standpuntbepaling ten opzichte van het koningshuis en ideeën over het integratiebeleid in het kader van verfilming en het bestaan van Nederland" moeten werken, maar de gedachte aan de werkelijkheid staat mij niet aan. Opeens ken ik mijn taak en mijn plaats op de wereld. Ik heb deze brief aan u opgesteld na ampel beraad. Ik hoop u voldoende informatie te hebben verschaft. Dat de heer Balkenende dingen doet die het daglicht niet kunnen verdragen, zal u inmiddels duidelijk zijn. Ik meen er goed aan gedaan te hebben om een en ander onder uw aandacht te brengen. Ik houd er niet van om mij met de zaken van anderen te bemoeien, maar op gezette tijden help ik vrouwen in nood graag. Mijn opvatting is dat ieder wijs genoeg is om zijn vrijheid tot aan bepaalde grenzen te benutten. Mijns inziens zijn het anderen die de plicht hebben hem of haar hierbij niet te laten ontsporen. Gaarne ben ik bereid een en ander nader toe te lichten tijdens een ontmoeting. Hopende dat u hiermee voorlopig naar tevredenheid bent ingelicht, teken ik met de meeste hoogachting,

Mano Verschrijver
Pauwlaan 66
2566 FF Den Haag









(ten dele overgenomen van H. Koch)