Thursday, January 17, 2008

Hallo !

Met het Israëldebat gaat het in Nederland minstens zo slecht als met het islamdebat. Vooringenomenheid is troef, niemand luistert meer naar elkaar, men slaat de ander liever de hersens in met eindeloos herhaalde beschuldigingen. In Nijmegen bereikten we gistermiddag een voorlopig dieptepunt: ex-premier Dries van Agt wilde niet discussiëren met Ronny Naftaniel, directeur van het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI).
Daardoor werd deze als ‘Midden-Oosten-debat’ aangekondigde bijeenkomst een alleengang voor twee heren: de een (Naftaniel) vóór de pauze, de ander (Van Agt) erna. Ze wisselden elkaar af zonder naar elkaar te luisteren. Kon het symbolischer? Het publiek – studenten maar ook ouderen – in collegezaal 3 van het Spinozagebouw van de Radboud Universiteit keek er verbluft naar. Móést dat nou zo?
„Ik had ook liever een echt debat gehad”, zei Naftaniel tegen de zaal, „maar het lukt niet, hij weigert.” Hij vond het verbazingwekkend dat iemand die wél met Hamas wil feestvieren, niet meer met hem wil discussiëren. „Niet erg dapper.”
Enkele eerdere debatten met Naftaniel waren Van Agt kennelijk slecht bevallen. De reden voor zijn weigering was heel simpel, legde hij het publiek uit. „Ik heb al vele malen moeten discussiëren met woordvoerders van het CIDI. Ze representeren zich als onafhankelijk, maar ze zijn een betaalde propagandamachine voor Israël.”
„Wilt u dat terugnemen?” riep meteen een grijze heer uit de zaal. „Dit woord herinnert aan Joseph Goebbels.”
„Ik neem niets terug’’, zei Van Agt, „dit woord maakt deel uit van het Nederlandse vocabulaire.”
Dit alles belette de heren gelukkig niet een gedreven toespraak te houden en vervolgens uitgebreid met het publiek in discussie te gaan.
Naftaniel pleitte ervoor dat de gematigden, „de Abbasachtigen en de Olmertachtigen”, bij elkaar gebracht worden. (Wat in Nijmegen niet lukt, kan elders misschien wel.) „Mensen die door God gedreven zijn, zijn nooit bereid tot een compromis. Religieus nationalisme kan de vrede niet naderbij brengen.”
Van Agt maakte er een parmantige onemanshow van. Zijn tred is stroever geworden en zijn woorden komen wat langzamer dan vroeger, maar het vuur is nog lang niet gedoofd. Hij kwam achter de katheder vandaan en begon over de bühne te lopen, gesticulerend met een mengeling van gespeelde, maar ongetwijfeld ook gemeende verontwaardiging en droefheid. Hij vertelde dat ‘de collectieve beneveling’ in Nederland inzake Israël ook op hem als premier een ‘funeste invloed’ had gehad. Dát nooit meer.
„En die afschuwelijke zelfmoordaanslagen dan, zegt men altijd. Die zijn verfoeilijk en verderfelijk, zijn we duidelijk? Maar die worden aangegrepen om alles te rechtvaardigen wat Israël doet! En dan word ik hitsig! Ze zijn met die aanslagen pas begonnen in de jaren negentig. Dat zeg ik, omdat, hallo!, de bezetting van de Palestijnse gebieden toen al 25 jaar duurde.”
Vooral het veelvuldige gebruik van het woordje ‘hallo’ was een retorische trouvaille, waar Van Agt zichtbaar ingenomen mee was. „Hebt u het rapport gezien van het Internationale Rode Kruis? Hallo!”
Helaas was er geen grapjas in de zaal die op zulke momenten riep: „Ja, met Naftaniel.”


Frits Abrahams
Dit verhaal is geplaatst op woensdag 16 januari 2008 om 11:58 uur.

Goh, dat je zoveel goede verhalen/schrijvers gratis op internet kunt lezen, daar blijf ik me over verbazen, van www.nrc.nl.

No comments: