Friday, November 30, 2007

Schumpeter

Ondernemen is het realiseren van nieuwe combinaties.

Vernieuwing is innovatie.

Maar ook: behoud het goede en denk aan de remmende voorsprong van de "early adaptor". Met veel kosten ben je innovatief en vervolgens blijf je dat een zeer korte tijd. Denk aan IBM, niet naar de kleine pc kijken, daar was geen markt voor, de arrogantie van de vooroploper. Rare competitieve gedoe, concurrentie gesodemieter.

Schumpeter beschrijft zijn beroemde concept van creatieve vernietiging, wat inhoudt dat oude manieren van werken en oude structuren telkens vervangen worden door nieuwe. Een combinatie van (twee) verschillende ideeën of schrijwfijzen of muziek. Dat is uitvinden en innovatie. En/of evolutie. Kijk maar naar de mens en zijn/haar kinderen. Jammer dat het uiteindelijk vaak bij vernietiging blijft, oorlog.

Schupmeter, dan moet ik altijd denken aan trompetter. Zo'n mooie trombone ! Vrolijk stemmend leuk instrument. Prachtige combinatie van de vijfde van beethoven en take five van Brubeck ooit gehoord, gespeeld door vier trombones. Nooit meer terug kunnen vinden.

Joseph Alois Schumpeter (8 februari 1883 – 8 januari 1950) was een Oostenrijks econoom (maar geen lid van de Oostenrijkse School van economen).

Hij werd geboren in Triesch (toen onderdeel van Oostenrijk-Hongarije, nu in de Tsjechische Republiek), ging studeren onder de Oostenrijkse econoom Eugen von Böhm-Bawerk en werd in 1909 professor in de antropologie aan de universiteit van Czernowitz (toen eveneens Oostenrijks, thans Oekraïne) en bekleedde die positie van 1911 tot 1921 aan die van Graz. Van 1919 tot 1920 was hij Oostenrijks Minister van Financiën; van 1920 tot 1924 President van de Biederman Bank. Van 1925 tot 1932 had hij een leerstoel aan de Universiteit van Bonn maar moest Europa ontvluchten vanwege de opkomst van de nazi's. Hij verhuisde naar Harvard, waar hij van 1932 tot 1950 onderwees.

Schumpeters populairste boek is waarschijnlijk Capitalism, Socialism, and Democracy, waarin hij de theorieën van Karl Marx behandelt. Schumpeter staat sympathiek tegenover Marx' analyse, maar concludeert dat kapitalisme door socialisme vervangen zal worden om andere redenen dan Marx doet.

Wat weet ik verder van die abstracte lulkoek van "marxisme" of "socialisme". Geniet van de kleine dingen in het leven. Pas wel op voor de simplificaties van Verdonk. Dus leef me vlag en wimpel, hou het simpel, maar denk er wel over na, als iemand vreemdelingen, allochtonen, moslims, christenen, joden of de ongelovigen beschuldigt, ze verbant, ze opsluit, ze brandmerkt en zorgt voor een onaangename sfeer.

Kamp die burgemeesters als bruinhemden ziet om illegalen aan te geven. Ook niet helemaal fris, die man. Het generaal pardon kost een half miljard volgens gekke Henkie. Henk Kamp kost Nederland 70 jaar maal 100.000 EUR = 7 miljoen plus rotte knie, de vele dienstreizen en andere emolumenten, dan kom je al gauw op 13 miljoen EUR.

"De Nederlander" betaalt meer dan 13 miljoen EUR voor Henk Kamp, die bovendien erg graag mee deed aan de oorlog in Irak en Afghanistan, kosten rond de 5 miljard EUR en meer ? Daarvan kun je de leraren goed betalen en als henkamp er dan toch een maatschappelijke kosten analyse op loslaat, zonder naar de baten te kijken...liever goed onderwijs dan oorlog. Alles liever dan oorlog en geweld. Zozo, kantoorlog aan het bijhouden, Verschijterd ?

Tuesday, November 27, 2007

Sentimental Journey

De love boat tune horen op de radio en je weer even wentelen in die gelukkige gemakzuchtige luxe jeugd. Hans Teeuwen heeft daar ook een leuke act mee gedaan, met die tune, wat was dat fout leuk.

Wat is het eerste dat je leest op de website van verdonk: "kijke naar je loonstrookje, dat je dan weer gaat lache"

Nog nooit heb ik kunnen lachen om een loonstrookje, misschien toen ik ipv belgische franken nederlandse guldens ging verdienen, maar dat was een ander lachje, vermoed ik. Wie ken er nou ooit lache om ze loonstrook ?

Toch verheerlijk ik van kooten en de bie wel, want heel vaak keek je en dan bleef het bij een milde glimlach. Ook goed, ze waren er tenminste.

De burgemeester van Juinen met zijn opdringerige wethouder Hekking (was spreekwoordelijk in gemeenteland, nog steeds trouwens!), die zijn ook heel wat keren langs gekomen.

Jacobse en Van Es hadden heel wat meer dan alleen de tuin winterklaar maken, ze hebben van alles gedaan zoals drugshandelaar (i.p.v. echte drugs werd zeeppoeder verkocht, zodat de snuiver (Wim de Bie zelf) compleet in het schuim kwam te zitten ("dan ken u weer van die bruisende programma's make") en ook richtten zij de Tegenpartij op (Geen gezeik, iedereen rijk), die het vooral niet op allochtonen had begrepen en wel op handige jongens. Even later werd in het echte leven de Centrumpartij van Janmaat opgericht…

Een hele sterke was ook "Beter Weten", een (eenmalige) persiflage op het programma "wat heet beter". Dat maakte zich schuldig aan een vrij kritiekloze benadering van allerlei alternatieve therapieën, zodat Koot en Bie met een eigen versie kwamen. Daarin waren Jacobse en Van Es therapeut geworden en pasten de Zoetstofwisselingstherapie toe: als iemand rugpijn had moest hij op een tafel liggen en smeerden ze zijn rug in met pastachoca of aardbeienjam (het zoet neutraliseert al dat zuur in uw lichaam).
Totdat Cor van der Laak ("krities Avro-lid") met een voor 150 gulden gekochte pot jam op z'n bromfiets terugkwam en de pot door het raam van de kliniek keilde, wat dokter van Es de uitroep "Gotverdegotver" ontlokte.
"Van die dingen he, van die dingen!"
Met hetzelfde melodietje erbij, interviews met zogenaamde patiënten in de wachtkamer die al zoveel jaren last hadden van hun knieën enz… De makers van Wat Heet Beter zullen niet blij zijn geweest.

Dokter van Es liet na die welgemeende GVD toch die fantastische one-liner volgen: Daar krijg je stront mee van der Laak. In dat vette Haags van 'm klinkt zulks wel heel lekker.

Sunday, November 25, 2007

Kees van Kooten

Inmiddels lees ik al die leuke boeken van Kees van Kooten. In een half uur heb je er 1 uit. Raar, het besef dat een nieuwe generatie tussen 14 en 25/30 jaar nooit van Van Kooten en De Bie gehoord heeft of hooguit via via, maar dat zij daarmee niet opgegroeid zijn. Binnen de ambtenarij heeft die generatie voor mijn gevoel minder vermogen tot zelfrelativering en humor, maar dat kan aan Verschrijver liggen. Ja, je zal jezelf bedoele, verschrijverd.

De generatie daarvoor waren de kinderen van de oorlog, de hippies en de studentenrevoluties, nu is het de generatie van de zakelijke pro-actieve ambitieuze zelfbewuste...ik krijg er nederhekel aan. An die verschreiverd ! Generalisere in generaties, man hoepelt op, daar krijg je stront mee, Verschrijverd ! Wij en zij en maar in kampe denke, dat gaat goed fout ! Dan ben je een mens in oorlog en die gaan daaraan kapot, Verschijterd ! Dan voel je je niet meer lekker in je vel en geniet je niet meer van het kleine.

Prachtig, dat boek "Annie" of "Episodes". En ik vraag me af wie die smiecht in de Europese Politiek was van 57 jaar die in 1999 de fraude en corruptie te Brussel bestrijdde in een toppositie, een mooi verhaal uit "levensnevel" van Van Kooten.

Of het besef dat ik van 1992 tm 2000 bijna om de hoek woonde van zijn moeder, de moeder van Van Kooten, in het statenkwartier. Toch nog even door hetzelfde glas in lood gekeken als dat waardoor Kees van Kooten gekeken heeft. Je moet toch wat.

Als ik een kwartier naast een Gordon kloon zit van een steward van de KLM die de hele tijd "ben jij naar hurghada geweest ? Naar HOERRRghada ?" en vervolgens " ik vlieg naar bankok, BANG COCK, BANG COCK" en ik hoor nog onduidelijk wat sm sm sm gefleem, dan word ik zo moe. Dan lijd ik aan nederhekel.

Uit het prachtige boekje episodes.


EEN NEDERHEKEL HEBBEN

Dames en heren, ik wil nog even vertellen dat toen Paul Schnabel mij belde om te melden dat ik die Gouden Ganzenveer toegekend had gekregen, ik me voelde zoals Klaas Wilting zich gevoeld zou moeten hebben als hij gebeld zou zijn door Kofi Annan die hem de Nobelprijs voor de Vrede toekende. Ik kon er weinig anders tegenover stellen en ik ben de hooggeëerde Academieleden zeer dankbaar dat ik een jaar in hun midden mag verkeren om de tien namen die mij onmiddellijk als meer voor de hand liggend te binnen schoten naar voren te drukken in dit jaar. Dat zult u nog wel merken.

Ik heb een opstel geschreven, zo voel ik me ongeveer in de verhouding, voor het schoolbestuur.

Mijn grootvader, die timmerman was, koesterde een heimelijke hekel aan mijnheer Kors.
Mijnheer Kors, de aannemer van veel grote karweien, kon nog geen Machelse duimnagel in een raveelbalk slaan − maar wel de werklieden lopen uit te kafferen. Dat vond zichzelf een hele mijnheer. Maar bij het afvegen van zijn kont, schamperde mijn opa, schoot die mooie mijnheer Kors net als elke gewone arbeider wel eens met zijn vinger door het papier heen.

Als mijn oma boodschappen ging doen, zette mijn opa de draadomroep aan. Wanneer de zwartbakelieten schakelknop klassieke muziek serveerde, ging hij middenin de kleine woonkamer op de stoof staan om te spelen dat hij Eduard van Beinum was, door met tranen in zijn ogen de kolenkachel te dirigeren.

Op zaterdagavond luisterde hij hikkend van de lach naar de VARA hoorspelserie
Hotel Stoot Je Hoofd Niet, van de schrijver Willem van Iependaal. Wanneer Hotel Stoot Je Hoofd Niet begon, ging mijn oma naar bed, omdat zij de goedmoedige zelfkantfiguren te grof in de mond vond. Op woensdagmiddag las mijn opa mij voor uit Polletje Piekhaar, van diezelfde Willem van Iependaal.

Een week na oma's overlijden kreeg mijn opa de parkiet van zijn overburen
cadeau, tegen de eenzaamheid. Dat vogeltje heette Pipo, vloog vrij door de kamer en trok de haren uit mijn opa zijn oorlellen. Lezen ging niet meer, dus vulde hij zijn
namiddagen met televisiekijken. Vooral Swiebertje vond hij moppig, totdat hij na een aflevering opstond en zag dat hij een half uur lang bovenop zijn parkiet had zitten schuddebuiken. Na die dood van Pipo heeft mijn opa nooit meer gekeken omdat hij een gloeiende hekel aan die lange sladood van een Joop Doderer en trouwens aan dat hele toestel had gekregen. Dit was het eerste geval van telehekel dat ik meemaakte.

Mijn vader, die handelsreiziger was, gaf thuis onomwonden lucht aan de hekel die hij had aan ‘Muller’. Muller was de verkoopleider en knoeide ten eigen bate met de
provisiepercentages van de vertegenwoordigers. En bij ons op het portiek woonde mijnheer Wagenaar, die niet gegroet werd, omdat hij fout geweest was in de oorlog. Voor de rest koesterde mijn vader bij mijn weten geen gevallen van persoonlijke hekel.

Wij hadden één televisienet. Wilde je meer bekijken, dan moest je een tweede-net-antenne nemen. De speciale Duitsland-antenne was een status-symbool, waaraan je op de hoek van een straat al kon zien waar de rijkste mensen woonden.

Ja, werkelijk alles was beter, toen wij het nog slecht hadden. Met het oog op een zo scherp mogelijk televisiebeeld kocht mijn vader in 1955 een kleine schemerlamp voor op de schoorsteenmantel. Als die brandde, kon de rest van de kamerverlichting uitblijven en had mijn moeder toch voldoende zicht voor het zonder morsen inschenken van de thee. De lamp stond op een kegelronde, naar boven taps toelopende poot
van beukenhout.
De kap was gespannen rond een geraamte van vier grijsmetalen, aan beide uiteinden gesoldeerde spaken. Al na een week hadden, eigener beweging, twee van deze acht contactpunten losgelaten. In een poging de gammele constructie op de afgebroken plaatsen met dun ijzerdraad te omwikkelen, waarbij hij het lampje op de rand van de tafel met zijn knie in bedwang hield, moet mijn vader zoveel kracht hebben gezet dat de gladde poot, toen het karwei geklaard was, vier diepe butsen vertoonde.
“Ach kijk nou toch wat je gedaan hebt!” riep mijn moeder onthutst, toen zij haar schemerlampje aanklikte en het licht de littekens onthulde. Waarna mijn vader zei : “Dat was al.” Toen schoot er voor het eerst een schicht van hekel aan mijn eigen vader door mijn hart. Maar ik verbeterde hem niet, zodat wij mijn moeder dubbel bedonderden.
Op den duur verzoende zij zich wel met die mismaakte lamp, zoals je ook van een slag in het voorwiel van je fiets leerde houden, maar dat ik haar toen heb verraden, daar kan ik mijzelf nog altijd om haten. Ook dit is een vorm van telehekel: zelfhaat om wat je lang geleden deed, was, zei of niet zei.

Vanaf 1956 begonnen alle Nederlanders op zaterdagavond afwisselend naar Mies Bouwman, onder regie van Erik de Vries, en Willem O. Duys te kijken. Die eerste Nederlandse televisiesterren kwamen eens per veertien dagen op de buis en bij deze regelmaat groeide er nog geen telehekel. Een voorkeur voor de ene hield niet automatisch een afkeer van de ander in. Ik vond Johnny Kraaykamp en Rijk de Gooyer veel leuker dan The Mounties, maar daarmee had ik nog geen hekel aan dat tweede duo. Pierre Janssen was hooguit een beetje eng, omdat hij bij de presentatie van zijn Kunstgrepen zo griezelig kon trillen.

De eerste televisiefiguur die allebei mijn ouders tegen de haren in streek was de Belg Jan Theys. Dit was een showmaster die bij de presentatie van het songfestival in vijf talen ‘dames en heren goedenavond’ kon zeggen en daarom eerbiedig werd betiteld als ‘de sprekende vierkleurenballpoint’, maar mijn moeder noemde Jan Theys ‘een gladde glibber’. Zelf werd ik ook tamelijk wee van Jan Theys, maar van openlijke hekel kon nog geen sprake zijn: daarvoor was mijn eerbied voor het medium en de mensen die erop kwamen nog veel te groot.

Wanneer je klaagde dat iets of iemand op die televisie jou niet beviel, kreeg je bovendien het meest gebruikte cliché van de jaren zestig naar je hoofd: dat er niet voor niets een knop aan het toestel zat.

Mijn grootvader stemde zijn leven lang op de Sociaal-democratische Arbeiderspartij, mijn vader op de hieruit voortgekomen Partij van de Arbeid en beiden hadden zij het uiterlijk van de voorman maar vaag voor ogen. Een verkiezingsplakkaat vertoonde niet meer dan de naam van de kandidaat, zijn partij en het lijstnummer. Hooguit tienmaal per jaar stond er een foto van politici Drees, Oud, Romme of Tilanus in de krant. In het bioscoopjournaal van Polygoon kon je af en toe een door Philip Bloemendal benoemde bewindsman over het Binnenhof zien fietsen, eens per kwartaal wilden zij hun partijprogramma wel eens toelichten in een radioforum en een enkele keer zag je, in een gefilmd verslag van de oudejaarsconference van Wim Kan, een gevleid lachende minister in de zaal zitten. Behalve bij een ramp of bij de koningin zag je ze nooit in het echt; laat staan hardlopend, wielrennend, zingend, saxofoon spelend, kwissend, tv-babes kussend of onder het toeziend oog van een topkok in een potje roerend.

De eerste oprechte aanval van telehekel kreeg ik tijdens het kijken naar een aflevering van Voor De Vuist Weg, het actuele show- en rariteitenprogramma van Willem O. Duys. Duys had de grote bouwerReinder Zwolsman te gast en vroeg hem naar de precieze omvang van zijn vermogen. Dat leek een schaamteloze vraag, ware het niet dat de heer Zwolsman hier glimmend van zelfgenoegzaamheid op antwoordde.
“Dat is die Bunkerbouwer”, had ik eerst mijn opa en later mijn vader wel eens over Reinder Zwolsman horen fluisteren. Ondanks hun toon van afkeer sprak er ontzag uit deze vaststelling. Dat onze taal voor één persoon een hoogsteigen scheldwoord kende, droeg bij aan Zwolsmans grootheid. De grap die Duys had bedacht hield in dat de aannemer een krijtje kreeg om op een schoolbord zijn vanzelfsprekend pas na 1945 vergaarde kapitaal te noteren. Maar dat werden zoveel cijfers dat het eindbedrag er
niet helemaal op paste, waarna Duys zijn gast te hulp schoot en het derde luik van het bord uitklapte, opdat Zwolsman zijn laatste nullen kwijt kon. Toen riep Willem O. Duys: “Fantástisch beste mensen, in één woord fantástisch!”, waarop alle AVRO-kapsels uitzinnig begonnen te klappen.
Ik voelde dat ik, voor het eerst bij het kijken naar de televisie, een rode kop
van afschuw had gekregen. De opgeroepen telehekel was volkomen; ik haatte de hoofdgast, de presentator met zijn goudvis en het publiek alledrie even hartgrondig. En terugdenkend aan die uitzending werd het getoonde vermogen elke keer astronomischer.

Vertekent telehekel de herinnering? Ongetwijfeld. Maar ik weet nog wél heel zeker dat, 45 jaar na Zwolsman, de makelaar Harry Mens zijn van beurshandel met voorkennis betichte vriend Cor Boonstra bijsprong door voor de televisie te verklaren dat je als miljonair in Nederland automatisch tot levenslang bent veroordeeld.
Als je in de openbare ruimte iemand ziet naderen aan wie je een hekel hebt, kun je oversteken. Wie op de televisie een hekelgevende Bekende Nederlander wil ontlopen door een kanaal verder te vluchten, loopt grote kans de irritator opnieuw tegen te komen: in een talkshow, een kwis of een Ster-spot. En op de radio vertelt hij welke drie boeken en in de krant welke platen van The Beatles er mee moeten naar een onbewoond eiland.
Zát de hekelgever daar maar vast. Maar dat lost niets op. Voor hem honderd
anderen. Het zijn er teveel. Wanneer hij een hoorspelstem hoorde, noemde mijn opa onmiddellijk de naam van de bijbehorende acteur, maar daar doemde nog geen hoofd
bij op: hoe Dogi Rugani en Fé Sciarone er in het echt uit zagen mocht de luisteraar helemaal zelf bedenken. Nu staan er billboards van vier bij zes meter met de kop van de zojuist voor een miljoen euro van Radio 538 naar Yorin of andersom getransfereerde deejay langs de op- en afritten van alle snelwegen.

En er staat een file, dus je móet wel kijken, zodat je audiohekel alsnog een gezicht krijgt − wat de weerzin kwadrateert, tijdens de eerstkruipende tien kilometer.

In Nederland wilde Slauerhoff niet leven.

Hij hekelde het feit dat er hier niets openlijk gebeurde, men slechts in het geniep mocht krenken, het ging hem hier te kalm en te deftig, men sprak er langzaam, werd nooit heftig, maar de nu als vogelpest om zich grijpende Hollandse hekel van iedereen aan iedereen en van allen aan alles wordt juist aangezwengeld door wat er allemaal wél gebeurt: men wil niet meer om het welzijn van zijn medemensen denken en wie reeft er nog zijn lusten?
Wanneer zagen wij trouwens onszelf nog des zondags door de straten gaan in zwarte stoeten om elkaar te groeten? En gebeurt er nooit, neen nooit een mooie passiemoord?
En waar bleef dat geniep? Het was vijfentwintig jaar geleden nog een Herculisch karwei om de Tweehonderd van Mertens boven tafel te krijgen en in kaart te brengen, maar in deze jaren van publieke armoede, particuliere schathemelrijkdom en stuitende onbeschaamdheid melden vierhonderdvijftig van de vijfhonderd multinullen zich eigener beweging bij Kelders Quote.

De onschuldigste maar hardnekkigste vorm van hekel wordt opgeroepen door personen die uit de aard van hun wezen onophoudelijk irriteren, zoals Yoko Ono, met haar onverteerbare mix van messianisme en zelfoverschatting. En anonieme mensen die nu nog een zonnebril in hun haar dragen en mannen die ten afscheid het telefoongebaar maken en de bretels van Larry King en de glimlach van Tony Blair en Donald Rumsfeld in zijn geheel.
Maar dit blijft pekelhekel; het aangekoekte haatgevoel is esthetisch van aard en niet direct bestaansbedreigend. Als de irritator daarentegen verantwoordelijk is voor het verlies van je baan, de verwoesting van je gezin, de verdamping van je pensioen, het vergassen van je hobbykip of de uitzetting van je buren, dan schreeuwt de hekel vaak om fysieke wraak. Zonder mediation.

Onder koningin Juliana keken wij nog geamuseerd naar schelmen als Heer Olivier, Aage M., Kruidendokter van den Moosdijk en Het Goede Heertje, maar deze belhamels zijn vervangen door witteboordencriminelen met haar op hun rug: wibocri's als Pieter Kooistra, Willem Endstra, Cees van der Hoeven, Edward Kist, Dick Grijpink en Nina Brink; mensen die gloriedronken hun gezamenlijk gehaatzijn vieren op kaviaar- en haringparties waar le beaujolais primeur est arrivé en waar de aanwezigen stuk voor
stuk naar huis gaan met een ritsel-deal die eenieder het honderdvoudige oplevert
van het die stralende middag voor de Cliniclowns bijeengelapte totaalbedrag − al zit daar de veilingopbrengst van het speciaal door Ans Markus voor het goede doel vervaardigde schilderij nog niet bij.

Dit ijdele klitten is een belangrijke wezenstrek van grote hekelgevers. Jomanda
gaat een verbond aan met Ratelband, Spong allieert zich met Hammerstein, Ed Maas slaat een arm om de schouder van Eddy de Kroes en Ronald en Frank de Boer spelen weer in hetzelfde elftal.
Onze Nederlandse satirici, opiniemakers, columnisten, commentatoren en cabaretiers kunnen al deze hekelgevers snedig te kijk zetten, maar daarmee leveren zij niet meer dan opluchting voor gelijkgestemden.
Daarbij werkt hekel aanstekelijk, de weerzin geeft menig leven zin en met elke Hollandkundig gemaakte schimpscheut haalt men zichzelf de hekel van een collega-hekelaar op de hals, want evenals de hekelgevers zijn ook de hekelaars met honderden.

Onderlinge coördinatie van vijanden en onderwerpen ware wenselijk maar is uiteraard onmogelijk; elke commentator beschermt zijn eigen winkeltje en van een ministeriële uitglijder wil iedereen zijn persoonlijk gekruide, tussen de 250 en 750 woorden tellende en tussen de drie- en vijfhonderd euro opleverende uitsmijter bakken. Zodat alle Midden-Oostencommentatoren in Nederland op voet van oorlog met elkander leven.

Steeds vaker worden hekelaars door wederhekelaars in de hoek gezet als: mastodonten (21 procent), dinosaurussen (16 procent) en ‘mochten even het bejaardenhuis verlaten’ (18 procent), alsof niet alle Nederlanders 2004 jaar oud zijn. Dikwijls reconstrueren de wederhekelaars in dialoogvorm hoe de lompe hoofdredacteur de collega-columnist heeft toegesproken en dat de arme man toen dapper heeft geantwoord: nou, dan moet u dat vooral doen, meneer Jensma. Maar het meest voorkomend is nog altijd de beschrijving van de scène waarin de gehate hekelaar zich aan de hemelpoort meldt en Petrus hem doorverwijst naar het speciale sigarenrokershoekje voor de oud-linksisten. De drijfveer van deze dominohekel werd
omschreven door een columnist die ik in de Cliteur-discussie op de radio hoorde zeggen: “Als ik géén hate-mail krijg is mijn schrijven zinloos.”

Elke aanzet tot een breed openbaar debat op het scherp van de snede ontaardt in privaat gehakketak, dat niets verandert aan de in oorsprong aan de kaak gestelde situatie.
Wanneer het gedrag van de hekelgever-van-de-week in de verschillende media een paar maal opzichtig over de hekel is gehaald of verdedigd, krijgt het publiek de neiging te melden ‘dat het zo wel genoeg is’ en ‘of er geen belangrijker dingen aan de hand zijn’, waardoor de hekelgever uitgroeit tot een martelaar, die door de Speakers Academy wordt gevraagd om voor 6900 euro per dagdeel een congres over de kloof tussen publieke opinie en parlementaire besluitvorming te komen opleuken.

Ik kon de verleiding niet weerstaan om een verband te zoeken tussen Hekel en de filosoof Georg Wilhelm Friedrich Hegel. Je bent een taalvirtuoos of niet.
Je zou kunnen zeggen dat Hegel het ontstaan van de hedendaagse Hekel heeft voorverklaard via zijn dialectisch materialisme: de kwantitatieve toename blijkt op een bepaald punt dialectisch om te slaan in kwalitatieve verandering. Ook kun je stellen dat Hegel de gewenste kwaliteit van het hekelen beschrijft wanneer hij zegt: van kennis is sprake, niet als de mens bij de veelheid van dingen blijft stilstaan, noch als hij bij het pure lege Zijn blijft verwijlen, maar als hij naar het wezen vraagt. En wezen is het gewezene, het Zijn dat tijdloos voorbijgegaan is en deze verleden tijd drukt uit dat kennis bezinning is, afstand nemen en zich achteraf afvragen: wat wás het eigenlijk, waar komt wat er nu is vandaan?

Het komt er in Nederland in de regel op neer dat een aangekondigde nieuwe ontwikkeling van vier kanten wordt benaderd.
Stel dat er in The New Scientist wordt geschreven dat de Amerikanen nu technisch in staat zijn om, net zoals Melkpoeder, Waterpoeder te fabriceren en dat het alleen nog maar de vraag is waarmee je dat moet aanmaken. De eerste commentator roept optimistisch en volmondig hoera tegen deze stap vooruit. Landbouw derde wereld, behoud zeldzame plant- en diersoorten, gat in ozonlaag. Daarna beweert een cynische brombeer dat de multinationals hierachter zitten, met de bedoeling de kleinere waterleidingbedrijven van de wereldkaart te vegen. Een derde analist waarschuwt
vervolgens dat je van aangemaakt waterpoeder kanker krijgt en de vierde hekelaar die zich in de multimediaal gevoerde discussie mengt, denkt te weten dat de mensen nooit kunstmatig water zullen kopen; dat is namelijk bewezen.

Intussen zwijgt de politiek, want er gaapt immers een verbaal ravijn tussen de opinievormers en de beleidsmakers. Er wordt van alles uitbesteed en geëxternaliseerd, men volgt mediatrainingen om te leren hoe niet te antwoorden, maar aan het schrijven van doortimmerde en humoristische hekelteksten wordt in Den Haag geen aandacht besteed. Behalve de cynistische kromtaal-titel van het Verdonk-rapport (‘Terugkeer gaan we doen’) heb ik dit jaar nog geen beklijvende oneliner uit de kamer gehoord.

Laat staan dat men zichzélf durft te hekelen, wat de politieke tegenstander de wapens uit handen slaat en waardoor men leuk wordt gevonden door het electoraat.
“Een gladde tekkel met een vette kluif in zijn bek.” Heeft het Nederlandse volk ooit één kwalificatie beter onthouden dan deze door Wim Kan gemunte kenschets van drs. Norbert Schmelzer? Hij stond vanmorgen in De Telegraaf. Schmelzer is 83 en heeft een boek geschreven dat heet Herinneringen van een politiek dier. De titel zou ijdel hebben geklonken ware het niet dat hij alsnog verwees naar de gladde tekkel.

Moeten onze politieke partijen, ter verheffing en verlevendiging van het debat, bij de samenstelling van de kamerfracties derhalve niet veel strenger selecteren op het verbaal-komische hekelvermogen van de afgevaardigden? Het mag toch niet zo zijn dat een cabaretier die, goed geschminkt, een politicus met diens eigen, letterlijke teksten naspeelt, beter scoort dan de gehekelde zelf? De heer Van Aartsen heeft al een paar maanden een filosoof in dienst en hij reageerde dan ook fraai stoïcijns op de mevrouw die hem met haar auto omver wilde rijden, maar is het maatschappelijk
debat er niet meer bij gebaat wanneer er professionele hekelaars aan elke partijtop worden toegevoegd?

Jan Marijnissen komt in zijn eentje een aardig eind, maar met tekstuele steun van een SP-aanhanger als Theo Maassen kunnen zijn interpellaties onschatbaar veel winnen aan landelijk gewaardeerde én te reproduceren oneliners.
Laat de helft van de groep cabaretiers bij Kopspijkers tegen betaling voor de PvdA-kamerfractie gaan schrijven; koppel Wim T. Schippers aan de Partij voor Dieren, vraag Jeroen van Merwijk en Joop Visser om hekelteksten voor het straatje van GroenLinks en laat Drs. P. elke week een beklijvende ollekebolleke ten bate van de VVD op papier zetten. Zolang hij politiek niet (opnieuw) integreert, blijft de vaderlandse hekelaar veroordeeld tot de rol van Swiebertje, die achter de rug van de burgemeester een lange neus trekt.
Om deze ideële ondersteuning te kunnen betalen, moet het salaris van de kamerleden inderdaad worden opgetrokken tot het niveau van de topmanagers in Europa en analoog aan de gang van zaken in het bedrijfsleven moeten zij, bovenop hun verhoogde bezoldiging, aan het eind van het parlementaire jaar een bonus krijgen uitgekeerd die gelijk is aan 3 à 5 promille van het in dat jaar bereikte nationaal begrotingstekort.

Dames en heren van de Academie De Gouden Ganzenveer.
Nu u mij met deze prijs bedacht heeft, kan niemand het mij kwalijk nemen wanneer ik nooit meer iets zou publiceren, zoals een wielrenner met goed fatsoen kan stoppen als hij Parijs-Roubaix heeft gewonnen. Misschien hoor ik wel bij de gevallen waarin het verkrijgen van de Gouden Ganzenveer eerder een reden zal blijken te zijn de pijp met ere aan Maarten te geven, dan de onderscheiding te zien als een aansporing om een grote roman te gaan schrijven, die de laureaat toch niet in huis had. Nee, ik zou hier wel eens heel handig mee weg kunnen komen.

Deze bekroning komt mij ook zo goed uit omdat ik op 9 april Goede Vrijdag jongstleden opa van mijn kleinzoon Roman ben geworden, die ik de komende jaren zelfverzonnen maar niet langer te publiceren verhalen wil gaan vertellen. Verhalen over kikkers met gouden veren, die nergens een hekel aan hadden, zoals Claude Monet (zal ik dan uitleggen als mijn kleinzoon wat ouder is) volhield dat hij nog nooit in zijn hele leven iets lelijks had gezien.
Ik wil dit voorlezen gaan doen in een prachtige boomhut die ik bezig ben te bouwen in het Smulbos. In deze boomhut wil ik bovendien fluit leren spelen en allerlei mensen uit de samenleving ontvangen om te praten over de hekels die hen dwars zitten en te zien wat ik aan het verhelpen daarvan zou kunnen doen, als mediator. Ik wil ook de woordvoerder van de El Tawheed-moskee in die boomhut ontvangen en dan vragen of in de volgende druk van De weg van de moslim dat van ‘met hun hoofd naar
beneden gooien’ er niet uit kan. Oké, van het dak gooien de homo’s: natuurlijk. Maar waarom dan ook nog met hun hoofd naar beneden? Dat moet de mediator toch eruit kunnen krijgen.
Ik wil u ten slotte tien woorden meegeven, waarover naar hartelust gepolemiseerd
mag worden.
De tien woorden vormen de versvorm van een Onthekeldicht. De eerste regel van twee woorden poneert een prikkelende stelling, de tweede regel van drie woorden ondergraaft deze stelling, in de derde regel van twee woorden wordt een tweede stelling geformuleerd en de vierde en laatste regel van drie woorden geeft onmiddellijk aanleiding tot ruzie en is goed voor een maand ingezonden brieven.

Dit Onthekeldicht heet 67% respect. Het is een handreiking naar de islam en de Nederlandse moslims en wil de gevaarlijke segregatie bestrijden door ons oude westen iets te laten inleveren.

67% respect

God bestaat
nog meer niet
dan Allah
al niet bestond.

Ik dank u voor uw aandacht.

Kees van Kooten

Thursday, November 22, 2007

Mijn laatste bericht

Uit een interview met Kees van Kooten van 1985. Toen Kees van Kooten 40 was had hij met Wim de Bie al de tegenpartij van Jacobes en Van Es bedacht (net de vvd, verdonk en wilders van nu, iets minder racistisch en fascistisch), de vieze man en alleraardigste boeken geschreven zoals "koot graaft zich autobio" en "veertig". Ik heb nog helemaal niets gepresteerd en dan herken ik onderstaande passage zo goed.

Je favoriete onderwerp is de generatiekloof. Ergens schrijf je over hoe je dé kans gemist hebt om met je vader over seks te praten: 'zo zal ik altijd een zoon blijven.'

'Nou, ik had al vanaf m'n vijfde of m'n zesde "een geheim", zonder dat ik wist wat dat geheim was, maar er was een kortsluiting èn er was harmonie. Ik dénk - heel voorzichtig hoor - dat elke ouder het besef heeft dat hij sterfelijk is, en dat het leven een verschrikkelijke practical joke is. Je hebt maar twee keuzes: je kiest of voor jezelf of tegen jezelf, voor de dood óf voor het leven, we hoeven nu maar niet terug te deinzen voor grote woorden. Op het moment dat een vader dat doorheeft, slaat dat neer in een schaamte en een gêne tegenover de kinderen, van ach gut, ze weten het nog niet, hoe verschrikkelijk het allemaal is. En dàt veroorzaakt een kortsluiting, en werkt het niet meer recht in de ogen durven kijken in de hand. Bovendien zaten onze ouders, doordat de ethiek in de jaren '40-'45 al een keer totaal gekanteld was, met talloze vraagtekens bij moraal en goed en kwaad en joods en niet-joods en arm en rijk. Ze waren net aan het overeind krabbelen, en in die periode moesten ze ons vertellen wat de nieuwe mentaliteit of aanpak of opstelling in dit leven was. Ik denk dus dat het nogal exemplarisch is, wat wij met onze ouders hadden.

Thursday, November 15, 2007

Een hedendaags heksenproces

De Haagse verpleegkundige Lucia de B. is veroordeeld op basis van statistische rekensommen en ‘ketting’-bewijzen. Een verbijsterend onrecht volgens schrijver Maarten ’t Hart.


Op 5 augustus 1595 werd te Kampenhout de 50-jarige Josyne van Beethoven gearresteerd. Dorpelingen beschuldigden haar ervan dat zij met de duivel een verbond had gesloten. Vier keer was, juist op het moment dat zij langsliep, een paard plotseling gestorven. Ze werd overgebracht naar de gevangenis van Brussel. Daar liepen nieuwe beschuldigingen binnen. Toen ze langs een stoeterij stapte, vertelde een nieuwe getuige, had een paard spontaan bloed gepiest en was aan een koliek gestorven. Een boer wist te vertellen dat de melk van één zijner koeien reeds zuur uit de uier was gekomen toen Josyne voorbijkwam.

Josyne van Beethoven had net zo’n karakter als haar beroemde nazaat. Onverschrokken ontkende ze alle beschuldigingen. Je had toen nog geen Pieter Baan centrum, maar wel de Pijn Bank. Daar werd ze net zo lang gemarteld tot ze bekende dat ze een heks was. Eind september werd zij op de Grote Markt van Brussel levend verbrand. Aan de vooravond van haar terechtstelling slikte ze vergeefs potscherven in de hoop daaraan te overlijden.

Toen ik voor het eerst hoorde van Lucia de B. en de beschuldigingen die in 2001 tegen haar ingebracht werden, – zij zou vier kinderen en drie volwassenen hebben vermoord en geprobeerd hebben nog drie kinderen te vermoorden – schoot door mij heen: net zo’n geval als Josyne van Beethoven. Ook de Haagse verpleegster had steeds dienst gehad toen er in de verschillende ziekenhuizen waar zij had gewerkt kinderen stierven. Later werden daar volwassenen aan toegevoegd.

Kan er sprake zijn van toeval als een verpleegster opvallend vaak juist in de buurt is bij sterfgevallen? Voor de rechtbank getuigde een statisticus, de heer Elffers. Hij rekende voor dat de kans op zoveel sterfgevallen tijdens haar diensten 1 op 342 miljoen was. Dat getal is een eigen leven gaan leiden en duikt steeds op als er over Lucia de B. gesproken wordt, ofschoon andere statistici inmiddels allang hebben voorgerekend dat er sprake is van een kans van 1 op 44.

Mij zeggen die getallen weinig. Indertijd heb ik bij één van de coryfeeën van de mathematische statistiek, prof. dr. C. van Zwet, college gelopen. Tijdens mijn tentamen heeft hij mij op het hart gebonden om, als ik een carrière als wetenschapper ambieerde, uiterst voorzichtig te zijn bij de interpretatie van kansberekeningen.

Met de als wiskundige aan het Centraal Planbureau verbonden dr. F. van Nes heb ik alle data in deze zaak bekeken en doorgerekend en wij zijn beiden tot de conclusie gekomen dat er geen enkele aanleiding is om te denken dat in geval van die overleden kinderen tijdens de diensten van Lucia de B. aan iets anders gedacht moet worden dan toeval, coïncidentie. Dat druist in tegen onze intuïtie, tegen een unheimlich gevoel dat iedereen heeft als hij viermaal een paard ziet doodgaan, net op het moment dat een heksachtige vrouw voorbijloopt. Daarom is het goed een tweetal voorbeelden van coïncidentie te geven waarbij eveneens gezegd is: dat kan geen toeval zijn. Onlangs won een New Yorkse serveerster een miljoen dollar met een kraslot. Op zich niets bijzonders, ware het niet dat deze dame een jaar eerder ook al een miljoen dollar had gewonnen met een kraslot. Terstond dook een statisticus op die voorrekende dat de kans daarop 1 op meer dan 300 miljard was. (Let op: daar is het grote getal weer). Toeval derhalve uitgesloten. Hoe dan te verklaren dat zo’n meisje tweemaal een miljoen dollar in de wacht had gesleept? Was ze soms helderziend? Beschikte ze over paranormale gaven?

Ander curieus voorbeeld. Bij de research voor mijn roman Het psalmenoproer kwam ik een preek tegen van een protestantse dominee uit de achttiende eeuw die erop wees dat God zijn straffende hand steeds naar de mensheid uitstak op de belangrijkste rooms-katholieke feestdag: Allerheiligen, 1 november. Reeds driemaal was paaps Nederland geteisterd geweest door een Allerheiligenvloed. In 1170, in 1436 en in 1570 toen maar liefst 20.000 mensen waren verdronken. Daarmee had de Algenoegzame de papen de wacht aangezegd omdat zij ketters verbranden. Op 1 november 1755 had de Algenoegzame, juist toen de kerken te Lissabon vol waren gestroomd, de aarde laten beven, aldus dertigduizend biddende papen begravend onder het puin van de instortende kathedralen.

En de Algenoegzame, aldus de dominee, laat ook de protestanten weten dat Hij kermissen haat, en daarom had Hij juist op Eerste Kerstdag van het jaar 1717 andermaal een verschrikkelijke watersnoodramp over Nederland beschikt waarbij 15.000 mensen waren verdronken.

Toeval? Al die superrampen juist op christelijke feestdagen? Toeval, de tsunami van 2004 ook weer uitgerekend met Kerst?

Wie denkt dat ’t geen toeval is en dat Allah al die rampen op feestdagen beschikte om zijn hemelse concurrent een poepje te laten ruiken, heeft mijn zegen, maar ik houd het er op dat hier sprake is van coïncidentie, ofschoon nog vele andere rampen opgesomd kunnen worden die zich voordeden op christelijke feestdagen.

Zoveel is zeker. Ofschoon de zaak tegen Lucia de B. op gang kwam omdat allerlei mensen niet konden geloven dat ’t toeval was dat zij bij zoveel sterfgevallen dienst had, kunnen er uit deze coïncidenties geen steekhoudende conclusies getrokken worden, al gaat dat dwars in tegen ons gezonde verstand.

Desondanks heeft dankzij deze coïncidenties bij velen het waandenkbeeld wortel geschoten dat in de Haagse ziekenhuizen een massavernietigingsverpleegster aan het werk was geweest. Zo overtuigd was men van haar schuld dat men op zoek ging naar slachtoffers. Let op: hier werd de normale gang van zaken bij een moordzaak omgedraaid. Normaal is: je vindt een lijk, stelt vast dat het geen natuurlijke dood stierf, en je gaat op zoek naar de moordenaar. Hier vond men de moordenaar, en zocht men de lijken erbij. Een dertigtal potentiële slachtoffers werd opgespoord. Let op: bij hen had niemand toen zij stierven het vermoeden geuit dat zij een onnatuurlijke dood waren gestorven. Pas toen de coïncidentiewaan toesloeg, werden ze gepromoveerd tot slachtoffer. Van een flink aantal werd vastgesteld dat zij gestorven waren op het moment dat Lucia geen dienst had. Die werden weer gedegradeerd en waren opeens weer een natuurlijke dood gestorven.

Toen ik, omdat mijn nieuwsgierigheid vanwege het Grote Getal en de overeenkomst tussen de zaak Josyne van B. en Lucia de B. was gewekt, een rechtszitting bijwoonde, constateerde ik dat vrijwel iedereen die bij de zaak betrokken was net zo overtuigd leek van Lucia de B.’s schuld als de regering van de VS van het feit dat Saddam Hussein massavernietigingswapens bezat. Ik herinner mij dat de president van de rechtbank minzaam suggereerde dat ze zo uiterst geraffineerd te werk was gegaan dat er geen sporen waren. Expres had ze allochtone kinderen genomen omdat de ouders daarvan na hun dood geen sectie laten doen. Ik dacht: maar meneer de rechter, hoe kunt u dat alles zo vol overtuiging zeggen? Het naakte feit dat u naar voren brengt is eenvoudig dit: er zijn geen sporen. Uw opmerking dat de sporen er niet zijn omdat ze allemachtig gewiekst zijn uitgewist, is een volstrekt ongeoorloofde interpretatie, zolang er geen enkele aanwijzing is voor dat uitwissen. Het was net als bij Saddam Hussein: de wapenexperts zagen niets omdat Saddam een en ander ongelofelijk sluw had weten te verstoppen.

Omdat men al bij voorbaat overtuigd was van Lucia’s schuld, werd met ontzagwekkende gedrevenheid gezocht naar bewijzen daarvoor.

Men stortte zich op verificatie, terwijl échte wetenschap juist betekent dat je falsificeert. Je stelt de hypothese op: Lucia de B. is een seriemoordenares en vervolgens ga je hardnekkig op zoek naar de bewijzen die die hypothese ontkrachten. Bij gerechtelijk onderzoek heeft men kennelijk nog geen weet van Popper. Al wat de uitgangsstelling kon falsificeren, liet men hier buiten beschouwing.

Lees het na in het voortreffelijke, zeer leesbare boek dat de Nijmeegse wetenschapsfilosoof Ton Derksen over deze zaak heeft gepubliceerd. Met zijn boek Lucia de B.: Reconstructie van een gerechtelijke dwaling dat dit voorjaar verscheen, bevestigde hij al mijn bange vermoedens. In 300 pagina’s wordt uiterst beheerst, stap voor stap, buitengewoon zorgvuldig, en met wetenschappelijke precisie dit absurde proces gefileerd. Niets blijft ervan over.

Ondanks het feit dat er geen enkel hard bewijs op tafel ligt, dat er geen sporen zijn, (men heeft warempel zelfs nog kinderen opgegraven, en die onderzocht, maar niets, geen enkel bewijs dat ze vergiftigd waren), dat niemand ooit iets gezien of gehoord heeft, was het hof uiteindelijk van oordeel dat Lucia de B. moord op één kind (een meisje) en poging tot moord op een ander kind (een jongen) ten laste gelegd kon worden. Het meisje zou met digoxine zijn omgebracht, het jongetje had chloralhydraat gekregen. Let op: hier werd een doodziek meisje dat ook zou zijn overleden als Lucia de B. ver uit de buurt was geweest, en van wie aanvankelijk gedacht werd dat zij een natuurlijke dood was gestorven, tot slachtoffer gebombardeerd op grond van de betwistbare stelling dat zij met digoxine vergiftigd was. Ongelooflijk veel tijd en moeite werd erin gestoken om maar aannemelijk te maken dat het meisje een onnatuurlijke dood was gestorven en het jongetje met chloralhydraat was vergiftigd. Ze moesten wel vergiftigd zijn en hoewel niemand ten tijde van hun ziekteproces ook maar iets verdachts had opgemerkt, kon niemand anders dan Lucia de B. het vergif toegediend hebben.

In alle andere gevallen kwam het hof tot de conclusie dat zij de moorden had gepleegd op grond van het zogenaamde schakel- of kettingbewijs. Nu bewezen was dat zij één moord had gepleegd en een poging tot moord had gedaan, kon vervolgens geconcludeerd worden dat zij de andere moorden ook had gepleegd, ofschoon elk bewijs daarvoor ontbrak. In deze zaak vind ik dit zogenaamde kettingbewijs het meest onthutsende. ‘Als ik van twee klokken in huis bewezen heb dat ze gelijk lopen, heb ik van alle klokken in huis bewezen dat ze gelijk lopen.’ Ziedaar het kettingbewijs. ‘Als ik van twee katten uit het asiel heb bewezen dat ze zwart zijn, heb ik bewezen dat alle katten in het asiel zwart zijn.’ Ziedaar de schakelconstructie waar het hof zo trots op was.

Het hof heeft een forse hoeveelheid circumstantial evidence aangedragen. Een tekst uit het dagboek waarin Lucia de B. op de dag van het overlijden van mevrouw Zonneveld schrijft dat zij aan haar compulsie had toegegeven. Compulsie om te doden, denkt het hof. Nee, zegt Lucia de B., en getuigt haar dochter Fabienne: compulsie om tarotkaarten te leggen.

Laat ik er dit van zeggen. Is het waarschijnlijk dat een moordenaar op de dag dat hij zijn daad pleegt daar in zijn dagboek over schrijft? Kan en mag een dagboek überhaupt als bewijsmateriaal dienen zolang harde bewijzen ontbreken? Het hof moest eens weten wat ik over mijn compulsies in mijn dagboek noteer.

Over die tarotkaarten is tijdens het proces veel te doen geweest. Bijna niemand kon worden opgespoord die Lucia tarotkaarten had zien leggen. Dat is minder vreemd dan het lijkt. Wie behept is met compulsies, dwanghandelingen, schaamt zich daarvoor en verheimelijkt dat hij eraan toegeeft. En degenen met wie je je compulsies kunt delen, schamen zich er ook over, en houden angstvallig hun mond.

Al dat gepraat over die tarotkaarten en het dagboek – het is de zure melk uit het proces tegen Josyne van B. Het diende uiteindelijk één doel: het leggen van een rookgordijn om te camoufleren dat er geen enkel hard bewijs is in deze zaak. In de Deventer moordzaak beschikt men nog over de DNA-sporen op de blouse van de weduwe (ook heel mager trouwens om iemand op te veroordelen, te meer daar hier fatsoenlijke controleproeven ontbreken) maar hier heeft men helemaal niets.


Het eigenaardige toeval (coïncidentie?) wil dat ik één van de belangrijkste getuige-deskundigen in deze zaak goed ken, professor dr. Freek de Wolff. Hem heb ik gemaild met het verzoek of ik met hem over de zaak mocht praten. Hij mailde terug dat dat kon, later als hij terug zou zijn van een lange reis, maar hij schreef ook: „Heel goed dat je over de zaak Lucy de B. contact met mij opneemt. Wat ik, evenals jij, (–) heb zijn slapeloze nachten over de zaak (–). Ik hoop werkelijk op een heropening van dit proces. Op dit moment zijn er ‘believers’ en ‘non-believers’ in de schuld van deze vrouw, zowel bij Justitie als onder de bevolking, en het (is) m.i. noodzakelijk dat er een grondige evaluatie van de processen komt door werkelijk wijze juristen.”

De Wolff schrijft te verwachten gehoord te worden, „hetzij in een heropend proces hetzij door de commissie-Buruma”, de comissie die zich op dit moment buigt over het verzoek tot heropening. Aangezien De Wolff zelf, met zijn getuigenverklaringen bij die digoxinevergiftiging, één van de hoofdarchitecten is van haar veroordeling, vind ik het opmerkelijk dat hij hoopt op heropening van het proces en grondige evaluatie van de processen noodzakelijk vindt. Is het denkbaar dat hij met gemengde gevoelens terugkijkt op wellicht toch te stellige getuigenverklaringen? Voor Freek de Wolff steek ik allebei mijn handen tot aan mijn ellebogen in het vuur, ik heb hem leren kennen als een buitengewoon gewetensvol onderzoeker. Hadden wij nu maar na ons eerste mailcontact nog wat meer kunnen mailen, maar hij is naar zijn zoon in Jeruzalem en ik heb hem na zijn vertrek niet meer kunnen bereiken.

Zelf heb ik op twee farmacologische laboratoria gewerkt, en op grond van mijn aldaar opgedane kennis zeg ik: De Wolff had voorzichtiger moeten zijn en had meer slagen om de arm moeten houden, toen hij getuigde over de digoxinevergiftiging. Hem kennende proef ik uit zijn mail dat hij dat zelf ook vindt. Zie daarover ook het boek van Ton Derksen. Als De Wolff, wat hij mij ook nog mailde, vindt dat Derksen in het gedeelte van zijn boek dat over hem gaat, fouten heeft gemaakt, vind ik wel dat hij direct na verschijning van het boek had moeten protesteren.

Toch blijft, zelfs als glashard aangetoond was dat het meisje inderdaad met digoxine is vergiftigd, recht overeind staan dat nooit is aangetoond dat Lucia de B. dat vergif toediende. Mag je op grond van de slogan: „Niemand anders dan zij kan het gedaan hebben”, iemand levenslang geven?

Hier is sprake van een waan, van collectieve verstandsverbijstering, net als in het geval van Josyne van Beethoven. Wie denkt dat wijze, slimme rechters niet vatbaar kunnen zijn voor zo’n waan, hoeft zich alleen maar te realiseren dat vrijwel iedereen Colin Powell heeft geloofd toen hij zijn inmiddels beruchte betoog hield voor de VN waarbij hij met koliekpaarden en zuremelkbewijzen de hele westerse wereld in de waan bracht dat Saddam Hussein massavernietigingswapens bezat. Zelfs ik, die fel tegen de aanval op Irak was, en dat in deze krant heb uitgeschreeuwd, geloofde desondanks in Powell. Inmiddels heeft Powell slapeloze nachten, net als Freek de Wolff.

Wij weten niet hoe Josyne van Beethoven eruit heeft gezien. Aan haar beroemde nazaat werd, toen hij zijn zieke neef in het hospitaal wilde bezoeken, de toegang tot het ziekenhuis ontzegd vanwege zijn satanisch voorkomen. Hoogstwaarschijnlijk heeft Josyne er ook uit gezien als een vrouw uit een vampierfilm. Kan zoiets hier een rol hebben gespeeld? Hoe durft u dat zelfs maar te veronderstellen, zullen de rechters opmerken. Laat ik het dan zo formuleren. Als de presentatrice van Boer zoekt vrouw, Yvon Jaspers, verpleegster was zou nimmer enig mens in enig ziekenhuis, waar ter wereld ook, op het idee komen dat zij een seriemoordenares was, al maakten de begrafenisondernemers overuren. Bij Lucia de B. ligt dat beslist anders. Toen ik een zitting bijwoonde zat ik naast een keurige dame die mij opeens toefluisterde: „Moet je die scharminkelige heks daar zien zitten.”

Wij denken dat wij redelijke wezens zijn, dat wij niet geleid worden door angsten, door irrationele, duistere waanvoorstellingen. Toch is de zaak Lucia de B. aan het rollen gebracht door een waanidee, hetzelfde waanidee dat ook Josyne van Beethoven fataal is geworden. Vanuit dat waanidee is dit hedendaagse heksenproces opgebloeid, met z’n krankzinnige schakelbewijs, en ’t al even krankzinnige idee dat de moordenares zo ontzaglijk geraffineerd te werk is gegaan dat er geen sporen zijn. Alsof ’t mogelijk zou zijn tien pogingen tot moord te doen, waarvan zeven geslaagd, zonder ook maar één spoor na te laten. Dat riekt naar toverij.

De man die Lucia de B. uiteindelijk de das om heeft gedaan, Freek de Wolff, heeft mij gemaild dat hij hoopt op herziening van het proces. Ik hoop daar ook op. Met heel mijn hart en al mijn verstand. Maar eigenlijk vind ik dat Lucia de B. onmiddellijk vrijgelaten moet worden. Elke dag dat zij nog langer gevangen zit, wordt de Nederlandse rechtsstaat geschoffeerd. Hier is een medemens een godsgruwelijk onrecht aangedaan, en zelfs als Lucia de B. vandaag nog vrijgelaten zou worden, kan dit verbijsterende onrecht nooit meer goedgemaakt worden.

Saturday, November 10, 2007

Praw ! Der hemmeldonnerwetter !

Doet Piet Hein Dommer aan onbehoorlijk bestuur ? Een besluit of een wet is nagenoeg hetzelfde.

Als er de behoefte bestaat om een wet te maken om meer mensen aan het werk te helpen en vervolgens stelt dit heerschap een wet op die het eenvoudiger maakt om mensen te ontslaan dan wordt de wet gebruikt/opgesteld voor een andere reden dan waarvoor deze oorspronkelijk bedoeld is: detournement de pouvoir: machtsmisbruik: onbehoorlijk bestuur.

Vervolgens worden er politieke spelletjes mee gespeeld: we willen wisselgeld, Domoor en de zijnen moeten ongestoord in hun huis van meer dan een miljoen kunnen blijven wonen: fair play beginsel en gelijkheidsbeginsel worden op grove wijze geschonden: onbehoorlijk bestuur.

Daarmee worden ook het zorgvuldheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel geschonden: Zorgvuldigheidsbeginsel. De overheid moet een besluit zorgvuldig voorbereiden en nemen: correcte behandeling van de burger, zorgvuldig onderzoek naar de feiten en belangen, procedure goed volgen en deugdelijke besluitvorming (art. 3:2 Awb).
Motiveringsbeginsel. De overheid moet zijn besluiten goed motiveren: de feiten moeten kloppen en de motivering moet logisch en begrijpelijk zijn (art. 3:46 Awb).

Specialiteitsbeginsel. Een bestuursorgaan mag alleen die belangen behartigen waarvoor de betrokken wet of regeling een grondslag biedt.
Evenredigheidsbeginsel. De overheid moet ervoor zorgen dat de lasten of nadelige gevolgen van een overheidsbesluit voor een burger niet zwaarder zijn dan het algemeen belang van het besluit (art. 3:4 lid 2 Awb).
Vertrouwensbeginsel. Een burger mag, onder bepaalde voorwaarden, kunnen vertrouwen op uitlatingen van een bestuursorgaan waarin dingen worden toegezegd maar die later niet nagekomen (kunnen) worden door het bestuursorgaan.
Verbod op détournement de pouvoir. De overheid mag een wettelijke bevoegdheid alleen gebruiken voor het doel waarvoor die bevoegdheid gegeven is (art. 3:3 Awb).
De overheid mag geen zaken regelen die niet binnen haar bevoegdheid liggen of die willekeur oproepen.

Wanbestuur dus.

Nu is wanbestuur van Donner wel begrijpelijk: ego en ijdelheid die correct bestuur in de weg staan.

Hij wil zo graag overkomen als de vastberaden alwetende jurist/god, maar het is een verwarde, zoekende man die in conflict is met zichzelf en daarom nergens rust vindt.

Isn't he a bit like you ? Nowhere man.




Post Scriptum
En ook Verschrijver verschrijft zich wel eens, het voorstel komt van de werkgevers, 200.000 aan de baan helpen voor een beter ontslagrecht. Raar maatschappelijk gevoel hebben ondernemers/werkgevers, we helpen 200.000 aan het werk opdat we er 500.000 eenvoudiger kunnen ontslaan. Moet je aan dat soort chantage toegeven ?


Rustig in je leunstoel lezen (tenslotte ook vaak de werkelijkheid; in al die verhalen van Hermans, t Hart en Toonder zit iets autobiografisch, ontleend aan de werkelijkheid). Poe-ha Verschrijver.

Friday, November 9, 2007

Algemene Beginselen Behoorlijk Bestuur ABBB

Wat zou Donner nu voor deugdelijke argumenten kunnen aandragen om dat ontslagrecht te wijzigen ? Ik wil mijn naam onder dat wetsvoorstel hebben ! Ik wil politiek scoren bij de werkgevers ! Ik wil eigenzinnig, eigenwijs en koppig, want dat waarderen de lieve, lieve, lieve mensen, de pvda dwars zitten en eruit halen wat erin zit. Applaus voor Donner ! Waardering voor Piet Hein ! Bijval voor PHD ! Ik wil mijn eigen protestantse "hard werkende" kaste begunstigen. Ik wil, ik wil, ik wil een banaan in mijn bil.

Veranderen om het veranderen. Veranderen omwille van de ijdelheid. Dat ontslagrecht nu is prima zoals het is, ik zou misschien nog iets meer aan gelijkheid tussen werknemer en werkgever willen doen en ervoor zorgen dat leidinggevenden en ministers zoals Donner minder betaald worden dan mensen die echt werken.

Hoewel, het lijkt me wel een K..baan, die bekendheid, de drukte, continu overleggen, net zo zwaar als burgemeester van Den Haag. Heerlijk, een rustig mens in een leunstoel te zijn, dat is mijn ambitie. De wereld blijft wel draaien.

Overigens is er geen enkel argument om dat ontslagrecht te wijzigen. Zelfs gehaaide en geslepen werkgevers werken allang via/met uitzendbureau's. Dat non argument van 200.000 mensen aan de slag. Ja, door er eerst 500.000 oude of minder presterende te ontslaan naar het grillige goed of slecht dunken van types als Cerfontaine, Donner, Rijkman Groenink, Koeman, Ten Cate. Dat mannenvolk met hun slurfjes halverwege.


Goed zeg, dat Wipikedia !!! Verschrijf wikipedia (kitesurf verleden).

De algemene beginselen van behoorlijk bestuur (abbb's) behelzen in Nederland een aantal beginselen dat ontstaan is uit jurisprudentie om de gedragsregels van de overheid ten opzichte van de burger te regelen. Dit is het geval als de overheid een vergunning verleent, belasting heft of een verbintenis aangaat met bijvoorbeeld een BV. Voor 1994, toen de Algemene wet bestuursrecht in werking trad, waren de meeste beginselen niet vastgelegd in de wet. Door middel van jurisprudentie is de verhouding tussen de overheid en de burger verduidelijkt. Vanaf 1994 is een aantal beginselen gecodificeerd.


Onderscheid
Abbb's kunnen onderscheiden worden in formele beginselen en materiële beginselen.


Formele beginselen
De formele beginselen hebben betrekking op de procedure van totstandkoming van bestuursbesluiten. Iedere bevoegdheid van de overheid (inclusief die van lagere overheden zoals waterschappen, provincies, gemeentes) om besluiten te mogen maken moet terug te voeren zijn op bevoegdheid die door de formele wetgever is toebedeeld.

Voorbeelden zijn: zorgvuldigheidsbeginsel, motiveringsbeginsel, formele rechtszekerheidsbeginsel en het beginsel van fair play.

Zorgvuldigheidsbeginsel. De overheid moet een besluit zorgvuldig voorbereiden en nemen: correcte behandeling van de burger, zorgvuldig onderzoek naar de feiten en belangen, procedure goed volgen en deugdelijke besluitvorming (art. 3:2 Awb).
Motiveringsbeginsel. De overheid moet zijn besluiten goed motiveren: de feiten moeten kloppen en de motivering moet logisch en begrijpelijk zijn (art. 3:46 Awb).
Rechtszekerheidsbeginsel. De overheid moet zijn besluiten zó formuleren dat de burger precies weet waar hij aan toe is of wat de overheid van hem verlangt. Bovendien moet de overheid de geldende rechtsregels juist en consequent toepassen.
Gelijkheidsbeginsel. De overheid moet gelijke gevallen op gelijke wijze behandelen (art. 1 Grondwet).
Vertrouwensbeginsel. Wie op goede gronden -bijvoorbeeld na een duidelijke toezegging- erop mag vertrouwen dat de overheid een bepaald besluit neemt, heeft daar ook recht op (art. 3:35 BW).
Verbod van détournement de procedure. De overheid mag voor een besluit niet de verkeerde procedure volgen.
Fair-play-beginsel. De overheid moet zich onpartijdig opstellen bij het nemen van een besluit en moet de noodzakelijke openheid en eerlijkheid in acht nemen (art. 2:4 Awb).

Materiële beginselen
De materiële beginselen hebben betrekking op de inhoud van bestuursbesluiten. Voorbeelden zijn: specialiteitsbeginsel, materiële rechtszekerheidsbeginsel, vertrouwensbeginsel, gelijkheidsbeginsel en het verbod op détournement de pouvoir.

Specialiteitsbeginsel. Een bestuursorgaan mag alleen die belangen behartigen waarvoor de betrokken wet of regeling een grondslag biedt.
Evenredigheidsbeginsel. De overheid moet ervoor zorgen dat de lasten of nadelige gevolgen van een overheidsbesluit voor een burger niet zwaarder zijn dan het algemeen belang van het besluit (art. 3:4 lid 2 Awb).
Vertrouwensbeginsel. Een burger mag, onder bepaalde voorwaarden, kunnen vertrouwen op uitlatingen van een bestuursorgaan waarin dingen worden toegezegd maar die later niet nagekomen (kunnen) worden door het bestuursorgaan.
Verbod op détournement de pouvoir. De overheid mag een wettelijke bevoegdheid alleen gebruiken voor het doel waarvoor die bevoegdheid gegeven is (art. 3:3 Awb).
De overheid mag geen zaken regelen die niet binnen haar bevoegdheid liggen of die willekeur oproepen.

De overheid mag bijvoorbeeld geen fluoride aan drinkwater toevoegen omdat dit gezonder is voor de burgers op het moment dat zij moet zorgen voor gezond drinkwater. Zij treedt hiermee namelijk buiten haar opgelegde verplichtingen en bevoegdheden.

Thursday, November 8, 2007

Anil Ramdas: fighting for peace



Open, transparant, rechtvaardig, zo onafhankelijk mogelijk, goed gemotiveerd, democratisch, fair play, rechtszekerheid, gelijkheid, zie de algemene beginselen van behoorlijk bestuur op wipikedia. Als je daarmee rotzooit, dan gaat zich dat tegen je keren en val je te zijner tijd in je eigen stront.



Ramdas: gelijkspel


Een paar dagen geleden zag ik op de Surinaamse televisie een Iraanse film waarin de Abu Ghraib-gebeurtenis werd nagespeeld. De titel van de film ken ik niet, noch de maker, in de krant stond slechts: 22.30: Iraanse film.

De film werd niet vertoond op de enige moslimzender die Suriname rijk is, waar ze overdag ook de internationale editie van Al-Jazeera uitzenden, maar op een gewone, algemene commerciële zender. Keurig onderbroken door reclamespotjes, wat ook wel iets surrealistisch had. Op het ene moment zit je in de vreselijkste gruweldaden in de hel van het Midden-Oosten, op het andere moment kijk je naar de aanprijzing van huishoudelijke artikelen door een smetteloze Surinaamse mevrouw in een smetteloze keuken.

Maar die Iraanse film, die was verbazingwekkend goed gemaakt. De Iraakse gevangenen spraken echt een Arabische taal en de Amerikaanse militairen spraken echt Amerikaans. Realistisch gevoerde camera, snel gemonteerd als een Hollywood-thriller, met oorverdovende en ontredderende geluidseffecten.

Als ze zich maar meer daarop toelegden, het maken van films, was de helft van het probleem opgelost. De conflicten in die contreien hebben net zo goed te maken met godsdienst als met het duivelse oorkussen van de ledigheid.

Het verhaal ging over een geheim Amerikaans legercommando dat speciaal was gestuurd om gewone feestelijkheden en bruiloften in Irak te veranderen in bloedbaden, waardoor de onschuldige burgers, brave moslimmannen, genoodzaakt waren wraak te nemen. Wat wil je, met een propagandafilm, maar mijn cynisme sloeg toch om in ontsteltenis toen ik die nagespeelde Abu Ghraib scène zag. De camera zwiepte als een bezetene door de set, waardoor we niet te lang stil hoefden te staan bij de bijzonderheden van Arabische penissen. Alleen dat bleef ons bespaard, voor de rest was het een gruwelijke brok verdoemenis.

De scène van Lynndie England die de Iraakse gevangene als een hond voorttrok over de vloer bleef me haarscherp bij. De speelster leek niet erg op de echte Lynndie England, maar wat me in een flits bijbleef waren de rommel in de gang en de plastic tuinstoeltjes. Precies als op de foto die we zo goed kennen. (zie: http://commons.wikimedia.org/wiki/Category:Abu_Ghraib_prisoner_abuse)

Hoe gaat dat in z’n werk, vraag je je af: je komt als decorontwerper op de set, de belichters stellen de lampen op, de acteurs worden geschminkt, terwijl jij naar de foto kijkt en zegt: hier moeten de stoeltjes komen, en daar de vodden op de achtergrond, grijze, lichtgroene en roze vodden. Een werkelijk gekmakende overgang van feit naar fictie, en terug.

Maar dat kon onze decorontwerper natuurlijk alleen omdat iedereen goed bekend is met het feit: dat is niet zozeer de gebeurtenis in die gevangenis zelf, dat is de foto. De foto is het iconisch feit waar we niet omheen kunnen.

Dit brengt ons tot de veelgestelde vraag waarom die foto überhaupt genomen is. En wie die foto genomen heeft, want hij is qua kadrering en belichting tamelijk goed. De lange, brede gang vertelt ons iets over de omvang van het gebouw en daarmee over de omvang van de wreedheden.

Maar eerlijk is eerlijk, hoe vernederend het ook is wat Lynndie England doet, het is vooral kinderachtig. En juist daardoor wordt wat zij doet bijna metaforisch voor de totale omvang van het drama.

Kernvraag blijft waarom die foto genomen is. Pure stommiteit en arrogantie, is door sommigen gezegd, maar dat vind ik te makkelijk. Een betere verklaring is, dat met die foto een bloedbroederschap werd gesmeed. En zusterschap, moet ik zeggen. Die camera moeten we zien als de naald waarmee in de duim wordt geprikt, waarna dat druppeltje bloed met dat van de collegasoldaat voor het leven wordt vermengd.

Maar is dat niet vreemd, zoveel camaraderie? En dan nog in een van de meest hiërarchische organisaties die de mensheid kent, namelijk het leger? Dat is toch de reden waarom verstandige mensen nooit het leger in willen, dat aldoor maar salueren naar de meerderen, door hen worden uitgescholden en toegeblaft, dat is toch waar het meesterwerk van Stanley Kubrick, Full Metal Jacket, voor het grootste deel over gaat?

Maar mensen die niet zo slim zijn om een hartgrondige afkeer te hebben van dit soort hiërarchische structuren, merken al gauw dat er een cement bestaat tussen de lagen en rangen: vriendschap. Samen staan voor de zaak. Het is een vreemde liefde tussen de mannen en vrouwen in het leger: wel salueren, maar tegelijk ook bloedbroeders zijn, een warme band hebben met elkaar, waardoor eenlingen een hechte kudde gaan vormen.

Die warme band wordt niet alleen gesmeed door elkaar aan het front uit penibele situaties te redden, zoals de meeste romantische oorlogsfilms ons doen geloven, neem nou Saving Private Ryan; in een gevangenis, die de achterste linie van de oorlog vormt, wordt die warme band gesmeed ten koste van de laagsten in de oorlogshiërarchie, en dat is de krijgsgevangene, tegenwoordig terrorist geheten. Een beetje sarren en pesten. En de grens tussen pesten en folteren is flinterdun.

Weerzinwekkend allemaal, maar laatste vraag: waarom heeft die Iraanse filmer het met zoveel smaak nagebootst en gefilmd? Met zoveel plezier voor zijn vak, met zoveel enthousiasme en genoegen, dat ik als tv-kijker bijna over mijn nek ging? Dat klinkt als een interessante vraag, maar het antwoord is vrij mager: door de scène haarfijn en zorgvuldig na te bootsen, hadden de moslims hun grote gelijkmaker: wij folteren, u ook. De Clash of Civilizations is glashard bewezen.

Dat is wat we de folteraars van Abu Ghraib vooral moeten kwalijk nemen: niet dat ze de beest hebben uitgehangen, want dat doen kinderen op de speelplaats, vandalen in de slechte wijken en studenten tijdens ontgroeningsfeestjes ook. Nee, de Amerikaanse soldaten hebben in Abu Ghraib een historische gelijkmaker gecreëerd, en het zal in deze oorlog altijd 1-1 blijven. Met Abu Ghraib lijkt het spel voorlopig te zijn uitgespeeld.

ramdas@nrc.nl

Ben Jacobsen

Ook iemand die helder schrijft en een zuivere indruk maakt. Hij schrijft en denkt vanuit de leunstoel, een plek voor rustige mensen. Hij ontmaskerde Cor Boonstra als een ordinaire geldgraaier, weer zo'n beroerde leidinggevende (ooit philips' topaap).

Dat is opvallend bij patjepeeërs als Leo Beenhakker, Koeman of Ten Cate. Schorriemorrie dat tevreden is over een doodsschop op het voetbalveld, een spelletje, en waar het geld allesbepalend is in het leven. Heel naar allemaal. Heel verdrietig ook, zoiets valt niet te veranderen zeker niet by fool on the hill Verschrijver. And they don't like him, but the fool on the hill sees the world spinning around. Day after day, alone on a hill.

Ben Jacobsen: dawning the age of sustainability

The weather has become more extreme in recent years, fuelling the notion that pollution affects our planet. Now, almost 40 years after Woodstock, most of us feel that the hippies were right after all. "Sustainability" is the new buzzword.

The New Zealand Institute - an independent organisation funded privately with mostly business people as members - suggests that New Zealand should not move too fast when it comes to sustainability and that we may postpone our Kyoto goals as nobody else in the world complies.

The argument in their report entitled "We're right behind you" is straightforward. Early adopters generally pay a higher price for technology that will become cheaper in the long run. Acting first will increase short-term relative costs and reduces international competitive strength. Many economists feel this leads to the mother of all economic crimes: lower OECD rankings. Better to wait until the bigger fools start moving first.

Therefore our role as a small polluter can be the cheaper option: "follow the leaders". Every now and then we can shout: "No worries, bigger fools, we are right behind you!" and at the end of the day we will be all right. Good on the NZ Institute to address this issue, but reading the report an Oscar Wilde quote comes to mind: "A cynic knows the price of everything but the value of nothing." Economists can be quite cynical, apparently.

International competition and OECD rankings were no major concern to hippies. Their terminology would be something like a "better world". These sustainability gurus of the past would therefore have felt closer to a newer approach to international development as put forward by the United Nations in 2000.

In the Millenium Development Declaration the United Nations provides international goals for a better shared future. To be precise: goal number 7 is to ensure environmental sustainability.

It is surprising how many economists and politicians still focus on international competition and economic growth as the ultimate goals leading to happiness. In some cases, OECD rankings as a measurement of economic performance have become the actual goal.

Unfortunately, these OECD rankings are limited and general measures at best. Once a threshold level of economic development has been reached they say little about our overall well-being. Higher OECD rankings may even lower quality of life, as many Europeans currently experience. This focus leads to a never-ending rat race between nations with no winners. Sometimes it is important to look beyond competition and economics. Particularly when it involves our future. Building a better world requires co-operation between countries, not competition.

The waiting game the NZ Institute suggests may lead to similar results as we often see in a group of people trying to find their way in an unknown city. Most of the time you will ultimately get to your final destination, but hardly ever do you arrive there quickly and in the fastest way possible. This is fine if there is time to spare. But do we want the biggest fools to lead if the stakes are high and time is short?


The NZ Institute suggests we can afford to leave climate change issues up to the big guys like the US, China and Russia. "Yeah, right!"

We are independent, unbiased and far away from the rest of the world, with children and grandchildren for whom we want a future. We are a young nation looking for an identity; we have a very green image and natural greenness is a competitive advantage. This almost begs us to lead when it comes to sustainability or, in broader terms, the Millennium Goals of the United Nations. Yes, we are small polluters (0.15 per cent greenhouse gas emissions only) and we might argue that we do not need to do a thing. Not now. Not ever. But sometimes it may be good to signal to the bigger fools that there is more to life than just OECD rankings and international competition. Leading the way may be a strong and credible signal that helps in making the world "a better place". It may cost a bit in the short term, but it also may be beneficial in the long run. I know, it sounds almost hippy-like. How naive!

* Professor Ben Jacobsen is a Professor of Finance and Head of the Department of Commerce at Massey University.

Hoi, heb je een scheet gelaten ?

"Pas op of ik steek een vinger in je kont." Dat soort zaken zei mijn ex altijd tegen me. Nu niet meer, nu zit ik grotendeels alleen. Eenzaam en alleen.

Niet verbitterd, maar wijzer.

Niet rancuneuzer, maar serener.

Niet boos, niet verdrietig, maar maar maar...

Terry Callier: "And what set the best ones apart was that they wrote their own material. Some of the poetry was fantastic: the Moroccos had a song called Bang Goes Your Heart and the Eldorados had Crazy Little Mama, and they're just beautiful; I still listen to them today. They made me realise that you have to be original."

"We could have done some cheating if that's what we really wanted to do. But I'm not into that because I believe that even though people don't play straight with you, you should still be straight."

Toch vervelend dat ik leidinggevenden mijn leven even heb laten bederven. Of heb ik het zelf gedaan. Nobody but yourself to blame. Maar wijzer, sterker, serener sta ik nog overeind. Toch ?