Saturday, July 28, 2007

"U bent verschrijver ? Maar dat is verschrikkelijk !"

Tijdens de oorlog rolt Toonder daarmee in het verzet, niet uit politieke overtuiging, maar nogal argeloos als gevolg van allerlei toevallige omstandigheden. En, natuurlijk vanwege zijn impulsieve aanleg en niet te vergeten zijn levenshouding. Al jong heeft de man namelijk al een grote afkeer tegen elk geloof in sociale categorieën als natie en volk. Voor hem bestaan er slechts individuen, personen. Het is een overtuiging die in en door zijn oorlogservaringen enkel en alleen sterker wordt.
De anti-fascistische houding van Toonder berust daarmee op een vorm van romantisch individualisme. "Je moet het bestaan van vele mogelijkheden erkennen, anders word je een fanaat die zich gelukkig voelt in een schreeuwende horde; dat heb ik al vroeg begrepen", zo formuleert hij het zelf. Het is hetzelfde thema dat steeds in zijn stripverhalen terugkeert en dat hij in zijn autobiografie als zijn visie op die verhalen onderbouwt.
Toonder beschrijft zichzelf als een romanticus, die in verhalen vlucht wanneer de problemen van het echte leven hem te groot worden. Het is voor hem een vorm van escapisme en het plezier daarvan gunt hij ook aan zijn publiek. Een boodschap hebben zijn verhalen niet; ze moeten vooral plezier bieden. Daarin ziet hij ook hun belangrijkste functie. Maar, de betekenis van de romantiek van zijn bedenksels reikt voor hem verder. Zijn verhalen kunnen escapisme bieden, omdat ze ook laten zien hoe het anders kan en welke dingen in het leven echt belangrijk zijn. En, volgens Toonder zijn dat vooral de kleine dingen van het leven. Daarmee komt de inzet van zijn verhalen overeen met zijn levensfilosofie, waarin geld geen rol speelt en geluk bestaat, zoals hij het zelf formuleert, uit "little moments of happiness". Daarom hebben zijn verhalen in zekere zin toch een boodschap, die we zouden kunnen bestempelen als het belang van de kleine romantiek van het dagelijks leven.


http://www.vruchtbareaarde.nl/artikelen/toonder.html


Marten Toonder woont niet meer in Ierland, maar in het Rosa Spier Huis te Laren. De schrijver en tekenaar is eenzamer dan hij zou willen – ‘ik ben nu eenmaal een verhalenverteller’. Want het verleden is niet altijd prettig gezelschap. ‘Soms denk je, de doden zijn vage schaduwen geworden. Maar op een dag staan ze springlevend voor je. Onverwacht.’

‘Tweeënnegentig ben ik nu. Dat is te oud. Het karkas deugt niet meer. Een zwaar lot, hoor. Ik vind er niks aan. Ik zie ook het nut niet. Ik haat het.

De dood is voor iedereen. Ik zit erop te wachten. Dat vind ik helemaal niet onrustbarend, maar juist normaal.
Ik heb tot mijn spijt nogal veel sterfgevallen meegemaakt. Mijn kinderen, er zijn er drie gestorven. En dan Phiny, dat was een hele erge. Na Phiny ben ik opnieuw getrouwd, met Tera – ook zij stierf. Ik nam die stap zonder na te denken. Achteraf kun je zeggen: een man van in de tachtig moet niet voor de tweede keer trouwen. Maar ik heb nog steeds de hersens van een twintigjarige. Die hersens maken dat ik mij híér, in Nederland, niet thuis voel. De vloek is: mijn hand wil niet meer. Niet meer tekenen, niet meer tikken. Ik heb van alles geprobeerd, zelfs een dictafoon – allemaal onbruikbaar. Na een uur ben ik doodmoe van een paar zinnen.

Ik draai heel veel muziek. Maar nu u vraagt van wie is dat, zie ik dat ik het slordig doe. Ik ben heel slecht in namen onthouden. Dat zijn van die vergeetachtigheden die het eerste optreden. En dat is afschuwelijk hoor. Afschuwelijk. Want soms weet ik niet eens de naam van mijn kleinkind meer. Dat kun je niet voor mogelijk houden.

Ik praatte zoveel. Ik was een enorme kletsjanus. Ik was altijd bezig met het vertellen van verhalen aan mijn broer. Toen Jan Gerhard zelf begon te schrijven en niks meer van mijn praatjes wilde hebben, ontstond een kleine verwijdering. Hij was mijn beste vriend hoor en als zodanig is hij ook gestorven. Hij zei: hoe kan ik jaloers zijn op een man die mij heeft leren lezen en die ik later heb leren schrijven? Als je mensen ontmoet en je slaagt erin met hen contact te krijgen, zodat je praten kan, is dat zeldzaam. Hier is dat een beetje armoede. Het gesprek is belangrijk. Je moet tegenwind krijgen en dat valt mij hier weleens tegen. Meestal gaat het over het eten dat vandaag weer opgeschept is, over het weer dat niet zo best lijkt. En dat is na drie jaar in zo’n huis, op je eentje wonend, niet erg prettig.

Ik heb gelukkig nog wel een paar mensen in mijn omgeving met wie ik dat contact kan hebben. Als je in je eentje zit, word je daar helemaal knots van. Wrevelig.

Soms denk je: de doden zijn vage schaduwen geworden. Maar op een dag staan ze springlevend voor je. Onverwacht. Dan denk je dat je jezelf kent, maar dat is absoluut niet waar. De hersens doen rare dingen. Ze vertellen verhalen, ik ben nu eenmaal een verhalenverteller. En halverwege zetten die hersens een andere deur open en zie je een ander tafereel. Hetzelfde gebeurt met je herinneringen. Plompverloren staan opeens vervaagde figuren voor je neus.

Ik woonde in Ierland, alleen, en daar kreeg ik een dubbele longontsteking. Ik werd opgenomen en op een gegeven ogenblik schee ik ermee uit. Later werd ik wakker in een Amsterdams ziekenhuis. Ik had absoluut geen aanknopingspunt.

Ierland was hét punt. Altijd Ierland. Zo’n typisch land. Ik heb daar zevenenendertigeneenhalf jaar gewoond, en ik was eigenlijk een Ier. In Nederland kwam ik terecht in een land dat ik helemaal niet kende. Dit land is veranderd, als ik het zeggen mag. Het meest in de organisatie, in de ambtenarij, in de voorschriften. Al die dingen waren nieuw voor mij en daaraan gewend raken duurt lang.

Voor ik wegging, was Nederland een leuker land, ja, beslist. Dat ligt niet alleen aan de bureaucratie die is toegenomen, maar ook aan de instelling van de mensen. De mensen waren anders, losser, vriendelijker, aardiger. Het is allemaal strák geworden. Dat is een gevoel, hoor.

In Ierland kon de natuur sterker zijn dan de mens. Dat mis ik. In woorden is dat moeilijk te vatten. Je krijgt daar de overtuiging, de zekerheid, dat je bij de natuur hoort. Dat heb je hier niet. Niet meer.

Een tijdlang, vooral toen ik er net was, door die geweldige dalen en bomen, voelde ik mij een buitenstaander. Dan ben je een beetje op je hoede. Griezelig wil ik niet zeggen, maar je weet nooit wat er schuilt in die schaduwen.
Ik herinner mij het moment dat ik voelde dat ik erbij hoorde nog goed. Het stormde. Ik had in Nederland al veel stormen meegemaakt en ik vond het altijd wel mooi, romantisch. Ook door de zeemansverhalen van mijn vader over storm. Daar ging het over: vechten tegen de storm, op leven en dood.

Ik liep langs de kant van een diep dal, langs grote bomen. Er stak een wind op en die werd langzamerhand sterker. Uit de diepte van dat dal. Eerst herkende ik die wind niet als storm. Totdat hij onheilspellend werd en ik mij aan een boomtak moest vasthouden, om niet van de weg gewaaid te worden. Dan ben je plotseling één geheel met de rest. Je doet mee met de boom. Je voelt dat je eigenlijk maar heel klein bent.

Zo’n natuurkracht is niet tegen jou alleen gekant, maar tegen de hele wereld: alles wat je ziet, de wolken, de bomen, de bloemen, alles wat er groeit en gaat. Je voelt dat je erbij hoort en dat is ergens treffend. Het is een beetje griezelig, omdat je echt met al je kracht je probeert vast te houden. Maar het is vooral groots. Omdat het zo groot is wat er om je heen is. Dat is de natuur.

Het geheimzinnige was iets dat destijds grotendeels buiten mij stond, als een andere wereld, eigenlijk. In Ierland, toen ik erover kon praten, werd het helder voor mij. We hadden een huishoudster die daar alles van wist, maar er nooit over praatte. Ze was gewend dat mensen het maar raar vonden – die gekke Ieren met hun kabouters. Ik vroeg haar nadat ik iets had zien flitsen vanuit mijn rechterooghoek: heb je ook weleens zoiets gezien? A little big man, zei ze, een shee. Meer uitleg heb ik niet gehad. Het hoorde erbij.

In Nederland is dat zintuig verdwenen. De mens is hier erg veranderd. Alles wat een beetje romantisch is, is weg. Ook bij de jeugd zie ik geen romantiek, ook niet bij mijn eigen kleinkinderen. De techniek is erg belangrijk voor ze. En al die verhaaltjes, dat vinden ze maar tijdverlies. Het is allemaal business geworden, koud en koel.
Een deel van mij ligt nog daar, in mijn herinneringen aan Ierland. Maar ik geloof niet dat het gezond is om te kijken naar wat er achter je ligt.

Toch denk ik aan vroeger terug. Aan de hoogtepunten bijvoorbeeld, die zoals bij ieder mens eigenlijk, tussen je veertigste en zestigste liggen. Dan moet je het bereikt hebben.

Ik vind het léúk dat ik die Bommel-verhalen gemaakt heb. Maar trots is onnodig. Hoogstens het gevoel: hé, dat heb je aardig gezegd. Of: dat is snert, dat kan je beter.

Toen de Bommel-verhalen beëindigd waren, ging ik mijn eigen leven boekstaven.

Ik móést werken. Dat is een feit. En daar ben je gauw klaar mee, als je je eigen geschiedenis schrijft. Het zijn de meeste jaren, altijd maar door. En dat schenkt toch niet altijd voldoening, want ik heb veel overgeslagen. Het is misschien normaal om als je man bent niet teveel aan je gevoel toe te geven. Om alleen maar te laten zien hoe flink je was.
Mijn werk ging altijd heel planmatig. Je begint om halftien, je werkt door, hebt een uurtje lunch, werkt daarna tot een uur of zes, dan ga je weer verder van acht tot elf. Maar ik was een getrouwd man en ik had kinderen en die heb ik wel enige aandacht gegeven. Ik was dus gelukkig niet helemaal verkokerd.

Bij dat werk was ik niet in mijn eentje. Mijn voornaamste censor was mijn vrouw, ze las wat ik geschreven had. Alles wat ik deed, liet ik haar zien. Ze was mijn beste gids en dat niet door te zeggen: hier staat een komma verkeerd. Ik keek naar haar gezicht. Als het gezicht onbevangen bleef, dacht ik: dat is een saai stukje. Maar als een klein glimlachje verscheen, dacht ik: hé, ik heb iets leuks gezegd. Ze hoefde het dan niet meer te vertellen. Dat was ideaal. Al vanaf het begin.
De balans van mijn leven is een hoofdstuk apart. Ik vind dat wel heel belangrijk. Toen ik nog jong was, ging ik mij afvragen: waarom leven we eigenlijk en wat is de bedoeling van de schepping? Zodoende kwam ik in contact met de godsdienst.

Er bestaat een kracht. Voor het gemak noem ik die: geest. Dat gaat vrij ver, zo ver dat als je een vreemd huis binnengaat je getroffen wordt door een bepaalde sfeer: leuk of juist onleuk. De geest van de mens is nu eenmaal altijd bij hem en dat is meer dan geloof.

Een voorbeeld van iets dat gebeurd is. De dood van mijn vrouw. Phiny was toen ze negentien was verpleegster in Rotterdam in het Coolsingel-ziekenhuis en ze werd daar ziek. Een verzwering van de hartspier. Dat was heel gevaarlijk.
We kenden elkaar al heel lang; vanaf ons zestiende jaar zijn we samen opgegroeid. Ik vond het dus heel verschrikkelijk. En toen het heel slecht ging met haar, zo tegen het laatste aan, zat ik naast haar. Ik zat totaal verweesd op dat stoeltje. Me voor te bereiden op haar dood. Dan ben je alleen. Ze lag bewusteloos in dat bed. Tot ze onverwacht overeind schoot en kreunde: wat jammer, wat jammer. Daar was ik natuurlijk zeer ontsteld over, want ik verwachtte dat ze zou zeggen: wat heerlijk dat ik nog leef. Wat leuk dat jij er bent.

Maar ze vond het heel jammer dat ze was teruggetrokken uit de dood. En dan hoor je dat bekende verhaal: dat je opstijgt en dat je in een prachtige omgeving bent, met prachtige muziek en alles is mooi, geen zorgen. Niets meer, niets meer. En dan met geweld teruggetrokken worden. De artsen hebben haar toch weten terug te halen. Dat maakte veel indruk op mij, maar natuurlijk was ik nogal verontwaardigd. Ik zei: heb je dan helemaal niet aan mij gedacht? Daarop lachte zij luid en zei dat het een rare vergissing was, dat ze helemaal niet meer aan mij gedacht had. Aan niemand. Dat heb ik nooit vergeten.

Verder heeft ze nooit ergens last van gehad. De dokter zei alleen: je moet oppassen met je hart, ga niet zwemmen, ga niet dit, ga niet dat. Rustig aan. En ze was rustig van aard. Zo moeilijk was dat niet voor haar. Maar ze heeft heel normaal geleefd. Ze heeft geleefd tot… nou weet ik even niet precies hoe oud ze is geworden. Maar een behoorlijke leeftijd, ongeveer zeventig. En toen kreeg ze opnieuw dezelfde ziekte, en stierf daaraan.

Toen ze gestorven was kwam mijn broer langs, met een eigenaardige mededeling. Hij zei dat ik een ontzettende sukkel was. Want ik had niet geloofd. Op de datum dat ze op haar negentiende bijna overleed, stond Saturnus precies op een bepaald punt. Ik had moeten weten dat die constellatie terug zou keren, op de omloopsnelheid van Saturnus. Dat klopte tot op de seconde. Toen stierf ze werkelijk.

De eerste keer dat ze stierf, was het goed afgelopen, want ze was genezen. En ik werd weer happy. Daarna heb ik er nooit meer over nagedacht. Maar de laatste keer dat ze stierf was eigenlijk een doodklap voor mij. Ik heb daar ontzettend last van gehad, ja. De bedoeling van het leven, daar bleef ik maar over nadenken.

Dit wordt wel een erg godsdienstig gesprek. Het doel van het leven is het leven zelf. En het leven zelf zo goed te leven als mogelijk is.

Heimwee naar vroeger is een gevaarlijk iets, want het verleden is er niet meer, behalve in je geest. Dit karkas is stof, het vergaat. Stof.

Ik was kort geleden nog mens, ik kon nog dingen doen, ik was nog helemaal levend. Hier zit ik nu, in een omgeving met brave, lieve mensen, die mijn papje brengen en mijn kachel aanmaken. Wat doe ik hier? Dat vind ik een tegenwerkende kracht.

Ik heb natuurlijk, en ik wil eerlijk zijn, de aanvechting gehad er een eind aan te maken. Om verder te kunnen. Maar ik heb het niet gedaan. Dat heeft een lange strijd gekost met mezelf. Misschien maak je een fout, misschien doe je het goed.
Ik zit hier maar als een parasiet. Ik zit er voor niks. Voor gék. Ze hebben mij vergeten, in zeker opzicht. Maar ik wacht op mijn tijd omdat het de bedoeling is dat ik dat doe.

In dit huis, het Rosa Spier-huis, wonen allemaal bejaarde kunstenaars. Voor ons vak bestaat er geen pensioengerechtigde leeftijd. Je gaat door tot je je verstand verliest of tot je doodgaat. En nu kan ik alleen nog maar mijn handtekening zetten.

Ik was een verwende man, alles liep altijd mee, ik ben lang niet dankbaar genoeg geweest. Ik dacht dat zoiets normaal was, maar er kwam een tijd dat alles tegen ging zitten. Na Ierland moest ik voor het eerst alles uit handen geven.
Phiny en ik dachten samen over de dood en over het zijn na. Juist als je met zulke vragen bezig bent, is het afhakken van je wederhelft verschrikkelijk. Op den duur geloofden we eigenlijk meer in het leven met de geest dan in dat met het lichaam. We waren vervuld van het idee dat je iets in je leven verrichten moet. Dat de kwaliteit van wat je doet beter moet worden. Iets dat niet goed is, moet over – zonder einde eigenlijk.

Ons idee was: je leeft om te evolueren, om er beter van te worden. Elke gebeurtenis is een les en die moet je als zodanig gebruiken. Als je zelf een fout maakt, dan moet je die niet wegpoetsen, maar dan moet je daar rekening mee houden, erkennen dat je dat rot gedaan hebt. Verbeter die fout als dat kan, want als je slecht doet, laat je een zwarte plek achter. En dat is lelijk. Ik heb meer fouten gemaakt dan zij.

Alle godsdiensten lijken zo ontzettend veel op elkaar. Het treffendst zijn de oosterse dingen. Boeddhisme. De islam is zo’n merkwaardig iets. Aan de ene kant valt het mee, want de koran is zo’n kinderlijk boek, waar ik niet veel wijzer van word. Angst krijg ik er zeker niet van, want het is niet het boek van de wraak waar het voor gehouden wordt. De koran is een heel onschuldig boek. Dan is de bijbel een stuk bloeddorstiger.

Boeddhisme is juist zo aantrekkelijk omdat het het slechte, het zwarte, gelijkstelt aan het witte. Nergens wordt gezegd: nou moet je in de hel, want je hebt iets kwaads gedaan. Het hoort erbij. Het licht kan niet zonder de schaduw.
Het doel van het leven is de evolutie van de hele aarde. Ik ben erin geslaagd om mij te verzoenen met het uitroeien van de sauriërs. Op de een of andere manier is hij uitgeroeid. Misschien heeft hij dat zelf gedaan. Zo goed als de mens bezig is zichzelf uit te roeien. Hij weet dat er niks van terecht komt als hij zo doorgaat. Maar de materie heeft hem in zijn greep. Pas door te sterven overwint hij de materie.

We denken dat de mens na de sauriërs kwam. Maar hij bestond al een tijd náást hen, als een klein ratje. Daaruit is de mens ontstaan. We voelen ons nu een hele piet dat we zoveel weten, maar alles loopt anders en niets ligt vast. Het enige dat zeker is, is de geest. En die geest zorgt ervoor dat wat je doet een doel heeft. Blijvend zijn je eigen slechte en goede dingen. Daarom geloof ik ook in reïncarnatie. Je gaat niet weg, maar je gaat door.

Ik ben een oude man en ze moeten mij met rust laten. Maar ik heb niet het recht om met rust gelaten te worden. Dat is akelig hoor.’

Tuesday, July 24, 2007

Marten Toonder

Tom Poes, heer Bommel, alle figuren van Marten Toonder waren menselijker dan een mensenpoppetje kon zijn. "Het zijn allemaal facetten van jezelf."

De regen fezelt, de wind knoert koud, zo begint in een Bommel-verhaal een dag die niet veel goeds voorspelt. Er zullen schurken opduiken, horror-doctors en verderfzaaiers, die onze mooie planeet te gronde willen richten uit hebzucht of machtswellust.

Zo'n dag, echt een dag voor de dood. Maar de lezer kon gerust zijn. Er was altijd een uitweg. Tom Poes zou een list verzinnen en aan het eind van het avontuur wachtte de heer van stand en zijn jonge vriend een eenvoudige doch voedzame maaltijd bij het knappend haardvuur.

Ook zijn eigen verhaal zou goed aflopen. De dood, wist Marten Toonder, dat was niets. De geest zou daarna rustig voortleven. En wat je achterliet, was niets dan wat vieze sokken, zoals zijn Groningse nuchtere vader hem had voorgehouden. De laatste 15 jaar van zijn leven gierde de wind toch al bitter koud en de carrosserie van de Oude Schicht die zijn lichaam was geworden, was hard aan vervanging toe. De dood was meer dan welkom, maar waarom treuzelde hij dan zo? Marten Toonder vroeg het zich in de vele interviews die hij gaf bij zijn terugkeer uit Ierland in 2001 verbaasd af.

Zijn mooie huis in de Ierse heuvelen, waar hij in 1965 met zijn vrouw Phiny was ingetrokken en waar hij 35 gelukkige jaren had beleefd, had hij ingeruild tegen een kale kamer met een bed in het Rosa Spierhuis in Nederland.

Ook in zijn Ierse Eyrefield Lodge fezelde de wind vaak striemend tegen de ramen, maar anders: hij vertelde verhalen, hij ademde geest en geheimen. Hier in het regelzuchtige, niet-poëtische Nederland sloeg iedere fantasie dood. Hier leefden de mensen, vond hij, "slechts grondstoffelijk".

En er was ook niemand meer met wie hij zijn verbeelding kon delen. In 1990 was Phiny, 65 jaar lang zijn "buurmeisje" in alle betekenissen, plotseling overleden. Twee jaar later stierf zijn broer Jan Gerhard, de eerste die ooit ademloos luisterde naar zijn verhalen. Kort daarop verloor hij zijn jongste zoon en zijn twee geadopteerde dochters. "Om krankzinnig van te worden", zei hij in 2002 in een interview in deze krant.

Het lot schonk hem in 1993 onverwacht een nieuwe liefde, de veel jongere componiste Tera de Marez Oyens. Maar ook dat mocht niet zijn. Zij trouwden in 1996; enkele maanden later stierf zij aan kanker. "En ik bleef maar leven. Maar je gevoel, waar moet het heen? Je bent zo alleen."

Het werk was klaar. In 1998 voegde Toonder nog de epiloog, Tera toe aan de autobiografie in drie delen die hij tussen 1992 en 1996 had gepubliceerd. Het is een ontroerende ode aan de vrouw die op de valreep zijn leven in kwam dwarrelen om, net zoals in het Ierse verhaal over het tovervolk van de Shee, dorre herfstbladeren in goudstukken te veranderen en dan te vertrekken. "Maar het was goud", eindigde Toonder zijn laatste verhaal, "dat heb ik zelf gezien. En het was geen wreedheid, die afloop. Het was een voorrecht om het meegemaakt te hebben."

Marten Toonder zag wel meer dingen die anderen ontgingen. "Grootgelovig" noemde zijn broer Jan Gerhard hem. Dat kwam niet omdat hij en Phiny zich in Ierland steeds meer hadden verdiept in de wereld achter het "grondstoffelijke", in het boeddhisme, taoisme en krishnamurti. Het was andersom: de wonderlijke verhalen die Marten zijn kleine broertje vertelde zaten in hem, nog voor hij kon lezen of iets van de wereld had gezien. En in zijn echte leven gebeurden dingen die je eerder in een Bommel-verhaal zou verwachten.

Altijd zou Toonder, als de nood het hoogst was, iemand tegenkomen die een list verzon. Zoals de schilder en vervalser Eterman, die hem aan het eind van de oorlog, toen er voor zijn gezin en de medewerkers van zijn Toonder Studio's honger dreigde, een handvol goudstaafjes schonk.

Tijdens de oorlog ontmoette hij ook de gesloten verzetsman Bart Ruys; Toonder hielp hem met illegaal drukwerk en "Ruys" of Geert Lubberhuizen zou de uitgever worden die geloofde in de literaire waarde van zijn stripverhalen.

In Ierland herkenden Phiny en hij hun verbeeldingswereld, de landschappen die hij altijd al getekend had, de bomen met hun lachende gezichtjes of dreigende klauwen. En in Ierland kon Toonder voor het eerst heel zijn hart leggen in zijn Bommel-boeken.

De strip Tom Poes verscheen toen al vele jaren, in meer dan vijftig kranten. In 1941 verscheen hij voor het eerst in De Telegraaf. Kort daarna richtte Toonder zijn bedrijf Toonder Studios op. Na de oorlog groeide het uit tot een grote producent van strips, tekenfilms en reclame. Tom Poes werd gepubliceerd in onder meer de Volkskrant, NRC, Het Handelsblad en De Tijd.

Maar in de jaren zestig, nadat hij de zakelijke leiding van zijn bedrijf aan anderen had overgelaten, schreef hij de beste van zijn 177 Bommels, zoals De Bovenbazen, De Sloven, Het Kukel en De Labberdaan.

De hele westerse wereld is samengebald in het stadje Rommeldam. Daar zijn goed en kwaad voortdurend in een strijd verwikkeld. Geldzuchtigen, monomane gelijkhebbers en door technologische visioenen verblinde wetenschappers bedreigen de vredige gezapigheid. Maar ook heer Ollie, een man van oud geld, bezitter van een slot, heeft zijn zwakheden: hij is ijdel, driftig en onnozel. Hij laat zich bijvoorbeeld verleiden een "bovenbaas" te worden, een superkapitalist.

Maar geld brengt de wereld niets moois en de natuur gaat eraan onderdoor. En dat niet alleen: hij verliest bijna zijn jonge vriend Tom Poes. Die redt hem gelukkig uit de kleverige vingers van de jetset: "Zo zie je, Tom Poes, geld speelt geen rol."

In de Bommel-verhalen verbeeldde Toonder zijn visie op onze onvolmaakte wereld, met zijn ijverige, onvolmaakte bewoners. Hij was een maatschappijcriticus zonder de moralist uit te hangen, en dat maakte hem geliefd bij intellectuelen en collega-schrijvers.

De namen van zijn personages werden spreekwoordelijk; iedereen stelt zich iets voor bij een Sickbock, een Zwelbast of een Joris Goedbloed. Toonder koos voor hen zo feilloos het dier dat bij hen paste dat zij menselijker werden dan een getekend mensenpoppetje kon zijn. Zijn dieren toonden het hele scala van kleine tekorten en zwakheden; hij legde ze in de melancholische-deftige blik van een nijlpaard-burgemeester, in een zelfgenoegzame berenhuidplooi, een betweterig vooruitgestoken bokkenkinnetje, in lijzige ambtenarentanden.

Ze waren hem allemaal even dierbaar, zei hij vaak. Ook de schurken: "Het zijn natuurlijk allemaal facetten van jezelf." Dat hij Bommel, in de allerlaatste aflevering in 1986 liet trouwen met de aanhankelijke juffrouw Doddel, lag eigenlijk voor de hand. "Wat ben je toch knap", zei ze dikwijls bewonderend tegen heer Ollie. Precies wat Phiny in Toonders autobiografie vaak zegt tegen Marten.

Ook in zijn eigen leven was het onderscheid tussen goed en fout, held en schurk, niet altijd even scherp. Na de oorlog is hem vaak verweten dat hij tot 1944, toen een SSers en enkele NSBers de leiding van de krant overnamen, voor de "foute" Telegraaf bleef werken.

Marten Toonder kon echter doordat hij tekenfilms maakte voor een Berlijnse firma en strips voor een gelijkschakelde krant, vele vrienden helpen. Zij doken onder bij hem of konden terecht bij de illegale drukkerij D.A.V.I.D. die in de Toonder Studio's gevestigd was. Daar werden valse persoonsbewijzen gemaakt en ondergrondse blaadjes gedrukt. Voor een van die blaadjes, Metro, tekende hij zelf spotprenten.

Overigens kwam aan alle twijfel omtrent zijn oorlogsverleden een einde toen het Amsterdamse Verzetsmuseum in 1994 een tentoonstelling over Toonders werk uit de bezettingsperiode wilde organiseren. Alles wat bij het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie over hem te vinden was, werd boven tafel gehaald en hij doorstond de toets. Conclusie: geen verzetsheld, wel een verzetsman.

Bij zijn negentigste verjaardag in mei 2002 werd de schrijver geëerd als een éminence grise. Er was een groot feest in zijn geboorteplaats Rotterdam, waarbij een standbeeld werd onthuld met Bommel-personages en een Bommel-hoorspel werd opgevoerd met bekende Rotterdammers. De jarige zelf zat er wat stilletjes bij.

Twee jaar later werd hij, op de nieuwjaarsreceptie van De Bezige Bij, op een zetel geplaatst, met zijn jongere collega's om hem heen, op een trap, voor een groepsfoto. Aan die bijeenkomst wijdde hij de laatste regels die hij publiceerde. In NRC Handelsblad schreef hij: "Er steeg de fijntrillende wolk van Nederlandse literatoren omhoog, om zijn vibrerende trekken over het volk te verspreiden. (...) Een onvergetelijke manifestatie, die in ons vaderland zelden plaatsvindt. Wanneer ziet men zoveel genialiteit een trap beklimmen?"

Geniaal, die typering zou Marten Toonder niet graag in zijn zerk gebeiteld zien. Het al te menselijke was hem liever dan het godgelijke. Eén van zijn personages leent zich misschien het beste als zinnebeeld van de overleden schrijver-tekenaar. "Op wie ik het meest gesteld ben", zei hij in 2001 in Het Parool, "is Wammes Waggel. Hij heeft geen specifieke karaktertrekken, de dingen overkomen hem en alles vindt hij normaal, niet goed of slecht, niet mooi of lelijk, hij ondergaat het leven fluitend." Leven als Wammes Waggel, blijmoedig en onthecht, was Toonder te hoog gegrepen. Misschien dat hij op het allerlaatst een beetje op hem is gaan lijken.


--------------------------------------------------------------------------

Vorig jaar rond deze tijd had ik de autobiografie van 1200 bladzijdes van Marten Toonder gelezen. Tussen 12 en 17 jaar heb ik al die Bommel en Panda (strip)boeken gelezen. Een paar hoogtepunten uit de autobiografie van Marten Toonder:

Ook heb ik vanuit het leger mijn grenzeloze afkeer van groepsverbanden en hordes verder ontwikkeld en de betrekkelijkheid van kameraadschap leren inzien. Ik herinner me, dat we na de oefening bajonetvechten op strozakken op de weg moesten verzamelen, met de bajonet nog op het geweer. Er zat een hondje aan de kant, dat op onze nadering blaffend opsprong, zodat Jaap Jonkers het dier met de zojuist geleerde bajonetstoot doorboorde. Er klonken enkele uitroepen en er vormde zich een groepje om Jaap, die verwezen naar het bloedende hoopje aan zijn voeten stond te kijken. Daar was ik niet bij: ik ging neerslachtig op een hek zitten.
Waarschijnlijk was het de eerste keer dat bewust tot me doordrong wat de gevolgen van geweld in groepsvorm zijn -en ook hoe vreemd klein de afstand tussen goed en kwaad is. Jonkers was in de dagelijks omgang een aardige, zachtmoedige jongen.
Een miserabel soort schepping, dacht ik toen. Een opperwezen dat zulk gebroddel op zijn geweten heeft, is dom of slecht.
We waren in opleiding om officier in het Nederlandse leger te worden in een tijd van antimilitarisme, gewetensbezwaarden en gebroken geweertjes. Daarom kwam ik na enig gepraat tot een overeenkomst met Koornstra en Van der Molen om de verdere studie op te geven, en in ieder geval geen eed af te leggen. We waren geen van drieën zo fanatiek dat we dienst gingen weigeren; het ging meer om de overtuiging dat men zelfs als soldaat een individu kon blijven zonder martelaar te worden. Ik zakte voor mijn vaandrigsexamen. Triomfantelijk zocht ik Koornstra en Van der Molen op, maar toen wachtte me een teleurtselling. Ze waren allebei geslaagd en herinnerden zich onze afspraak niet. Er waren 800 leerlingen op de school voor reserve officieren -en die waren er allemaal goed doorheen gekomen, ook Jaap Jonkers. Ik was de enige gezakte. Als reservesergeant zwaaide ik verbitterd af met een toegenomen afkeer tegen groepsverbanden, een beschadigd geloof in kameraadschap en een litteken op mijn longen dat me tegenwoordig weer parten speelt.

Genesis I begint met: "De aarde nu was woest en ledig, en duisternis lag op den vloed, en de Geest Gods zweefde over de wateren". Waren die wateren er altijd al voordat het eigenlijke scheppen een aanvang nam ? Als God het mannelijk beginsel is, zijn de wateren het vrouwelijke...dan wordt het interessant. Vervolgens praat Marten Toonder met een Japanse tekenfilmer: "Yang left, spirit, creation is male. Yin right, matter, conceiving, female. In bible Yang is on top, white spirit of God. And yin is under." Ik zag daar zwart op wit afgebeeld wat ik gedacht had. Het mannelijke beginsel zweefde boven het vrouwelijke, als begin van de schepping en dat was wat me in de christelijke leer zo verbaasde: die mannelijke overheersing door dik en dun. God de here. God de vader. Het is geen wonder dat Michelangelo dit opperwezen heeft afgebeeld als een baardige grijsaard die niet van grapjes houdt - en ook niet van vrouwen.

"Men moet zoiets eerst eigenlijk rustig overdenken, voordat men toegeeft aan impulsen" zegt een boekhouder tegen hem, Marten Toonder van de Olie B. Bommel strip. Maar ik maakte hem duidelijk dat hij het verkeerd zag, en dat de impuls de hoofdzaak was. "Men handelt altijd uit een impuls", zei ik. En dan gaat men er later een redelijke grond aan geven. U weet dat misschien niet, maar zo werkt het menselijk brein. Intuïtief handelen en er dan bliksemsnel een verklaring voor vinden. De échte rede zit in de impuls".

Blz 547 “Er gebeurt veel meer dan de mensen weten en weet u wat zo moeilijk voor de bezetter is ? Ze kunnen het zich niet voorstellen, dat het allemaal kleine groepjes zijn die zo opereren. Ze zijn ervan overtuigd dat er 1 organisatie achter zit, want dat is het enige wat ze kennen: organisaties met een strak beleid. Ein fuhrer. Individueel storten ze in. En bij Nederlanders is het net andersom: die werken graag in kleine groepjes. Mensen die de baas spelen, moeten ze niet. “

Blz 785 Een bestuur van soldaten is natuurlijk al erg genoeg, maar een overheid van ambtenaren is nog weer heel wat anders. Die zorgen op keurige wijze voor het hele papierwezen, ze beheren heel ordelijk de archieven en er is maar weinig dat hun ontgaat. Omdat we het voorrecht hadden om na de oorlog een provincie van Duitsland te worden, hadden we dat burgerlijk bestuur gekregen. Daar plukken we nu nog de vruchten van, want volgens de statistieken zijn er verhoudingsgewijs de meeste Joden door Nederland geleverd. Dat hebben we aan de geschoolde administratie van de ambtenaren te danken. Toen kwam Cronkite met de foto’s in juni 45. Het was een bominslag. Phiny wendde haar gezicht af met en vertrokken gezicht, Jan schoof zijn stoel achterover en stak een sigaret op, Dick stond binnesmonds te vloeken met een foto in zijn handen. Maar Cronkite had gelijk gehad: dit was het einde van een gezellige avond. Het was meer. Dick van Veen raakte toen het laatste restje van zijn geloof kwijt, en hij was niet de enige. Het was niet alleen het geloof in een God, maar ook het geloof in de mens. Wanneer het mogelijk is dat een volk zoiets laat gebeuren zonder dat er een opstand uitbreekt, dan deugt niet alleen dat volk niet, maar dan is ieder volk tot dergelijke gruwels in staat.

Een tijdlang heb ik Duitsland gehaat, met dezelfde haat als de anderen. Maar de herinnering aan de goede Duitsers die ik ontmoet heb ontzenuwde die domme emotie. Dom ja. Dom is het om over “wij Nederlanders” te praten, of over Turken, of over nsb-ers of joden of negers. Het is kopkleppraat die men in kroegen en vakantiekolonies aantreft. Ontwikkeling heeft er niets mee te maken. Het was de keurigheid van onze ambtelijke figuren die de grootste vijand was en nog steeds is. Maar ik haast mij daaraan toe te voegen dat er onder die standen ook sterke illegalen waren. Er is niets zo dom als generaliseren.

Tuesday, July 17, 2007

If

If you're so rich, how come you ain't smart ?

If you're so smart, how come you aint't rich ?

Friday, July 13, 2007

Megalomaan

1. iemand die aan grootheidswaan lijdt (leidt)
2. bezeten door grootheidswaan

Vaak denk ik "megalomaan" als ik een bestuurder, manager, directeur of politicus in het openbaar iets zie beweren. En ik heb ook een hekel aan dat slappe geouwehoer van Zwagerman. Of die arrogante mensvreemde gladde aal praatjes van Brinkhorst. Dan wel het fascistoide racistische gezwets van rita en geert. Gelukkig hoef ik het allemaal niet te lezen of te horen.

Niet morgen, maar nu.


"enkel de waan is aan allen gegeven"

Laten oppakken door een drietal potige broeders in een wit uniform en in een dwangbuis afvoeren naar het gesticht.

Kenau

Raar, dat kenau zo'n negatieve bijbetekenis gekregen heeft. Als ik het onderstaande verhaal lees dan is kenau geen scheldwoord meer, maar ze had tijdens haar leven wel een slechte naam onder de Haarlemmers. Ook al ben je opstandig en kom je in verzet tegen de onderdrukker, prijzenswaardig, dan kun je nog wel naar overkomen in het dagelijkse gebruik: een moeilijk karakter.

Kenau Simonsdochter Hasselaer (1526-1588/1589) was een scheepsbouwer en houthandelaar die vooral bekend is geworden door haar felle verzet bij de verdediging van Haarlem tijdens de Tachtigjarige Oorlog.

Toen Kenau geboren werd, was haar vader, Simon Gerritszoon Brouwer, burgemeester van Haarlem. Haar zwager was Hadrianus Junius, de lijfarts van Willem van Oranje. Tijdens het 'Beleg van Haarlem' leverde ze scheepshout voor schepen die via het Haarlemmermeer in verbinding stonden met de Prins.

Volgens sommige ooggetuigeverslagen van Duitse huursoldaten vocht ze zelf actief mee tegen de Spanjaarden. Zo zou ze aan het hoofd staan van 300 vrouwen die met kokend water, brandend stro en gesmolten pek vanaf de stadsmuren de vijand van zich afhield. Hooft schijnt soortgelijke verhalen hierover gebaseerd te hebben op gesprekken met haar neef, Pieter Dirksz. Hasselaer. Volgens Hooft was ze niet bang om met spies, geweer en degen tegen de vijand te strijden. De vrouwen vochten volgens hem actief mee omdat ze wisten hoe de Spanjaarden waren omgegaan met de vrouwen in andere veroverde steden. Hierdoor is de mythe om haar persoon ontstaan. Volgens sommige historici is echter niet vast te stellen dat ze daadwerkelijk meevocht. In een in 1586 geschreven verzoekschrift aan de burgemeesters, schepenen en vroedschappen van Haarlem zinspeelde Kenau hier zelf niet op, hoewel ze wel aangaf dat ze als een goede patriot had meegeholpen aan de verdediging van de stad.

Tijdens en na haar leven had ze al een slechte bijnaam onder de Haarlemmers. Dit kwam vooral door haar moeilijke karakter. Uit verschillende rechterlijke bronnen is op te maken dat ze voortdurend procedeerde. Bijna twintig jaar na haar dood werd ze zelfs nog uitgemaakt voor een tovenares. Haar naam werd uiteindelijk gebruikt als scheldwoord voor manwijven. Soms wordt met 'Kenau' echter ook een moedige, doortastende en zelfstandige vrouw bedoeld.


Het Kenaupark te Haarlem is ook naar haar genoemd.

Emanuel van Meteren schrijft:

Die van binnen Haarlem hadden ooc een cloecke vrouwe ende eerbaer weduwe, omtrent XLVI jaren out, Kennau genoemt, die dander vrouwen in allen noot aenvoerde ende met eenighe andere veel manlycke daden boven vrouwen aert bedreef op ten vijant, met spiessen, bussen ende sweert, als een man haer behelpende in vrouwelycke habijt.

Tuesday, July 10, 2007

Lucratori te salutant

Lucratori te salutant: zij die zich gaan verrijken groeten u, variant op morituri te salutant: zij die gaan sterven groeten u.

Op school had ik Latijn en ik verveelde me stierlijk, omdat ik soms een domme jongen ben. De leraar Latijn vroeg mij "errare humanum est" te vertalen omdat hij dat toepasselijk vond voor mij. Ik zei: "vergissen is menselijk"
"Nee, nee, ik dacht aan zwerven is menselijk", zei de leraar Latijn.

Toch wordt in het onderstaande overzicht het bovenstaande ook vertaald met "vergissen is menselijk". Wat ik nu bijzonder vind is dat latijn 2000 jaar geleden gesproken werd, zonder auto's, televisie, mobieltjes, muziek, nauwelijks boeken, geen kranten, maar dat uitdrukkingen en gezegden toepasselijk blijven. Emoties en gevoelens blijven hetzelfde voor mensen, de omgeving verandert.


A fortiori
"Sterker nog..."
A posteriori
"Achteraf gedacht" of "Vanuit de ervaring"
A priori
"Van vroeger" of "Vóór de zintuigelijke waarneming"
A mari usque ad mare
"Van zee tot zee" (Het motto van "Canada", afkomstig uit Psalm 71(72), V.8)
Absentem laedit, qui cum ebrio litigat
"Hij die met een dronkaard bekvecht, kwetst een afwezige."
Ab amicis honesta petamus
"Laten we van onze vrienden louter eerzame dingen vragen"
Ab imo pectore
"Uit het diepst van het hart."
Ab uno disce omnes
"Leer allen kennen door (de misdaad van) één."
Acta est fabula
"Het verhaal is ten einde" (De laatste woorden van Julius Caesar Octavianus" en van Romeinse toneelstukken)
Ad astra per aspera
"Naar de sterren via moeilijkheden"
Adde parvum parvo magnus acervus erit.
"Voeg een beetje bij een beetje en je hebt een grote stapel"
Ad fontes
"Naar de bronnen" (oproep tot gefundeerde bezinning)
Ad fundum
Terug naar de bron
Ad impossibile nemo tenetur.
"Je kunt niemand tot het onmogelijke verplichten."
Ad valvas
"Aan de deuren" (Aanduiding gebruikt om aan te geven dat aanvullende informatie op informatieborden zal verschijnen)
Adolescens laudandus, ornandus, tollendus
"De jongeman moet worden geprezen, onderscheiden en .... ter zijde geschoven"
Age quod agis.
"Doe wat je doet"
Age quod agis
modern: "Doe je ding"
Alea iacta est
"De teerling is geworpen"
Alias
"(Anders) een andere identiteit"
Alibi
"Op een andere plaats"
Alma mater
"De voedende moeder"
Alter ego
"Mijn andere ik"
Amare et spere vix deo condetitur
"Zelfs de goden kunnen niet verliefd en wijs zijn tegelijk."
Amicus certus in re incerta cernitur
"Een echte vriend wordt in onzekere tijden opgemerkt"
Amor patriae nostra lex
"Vaderlandsliefde is onze wet"
Amor vincit omnia

Amore, more, ore, re, nascuntur amicitiae
"Uit liefde, gebruiken, omgang en allerlei andere dingen, ontstaan vriendschappen".
Animalium hominumque saluti
"Tot heil voor mens en dier"
Aquila non captat muscas
"Een adelaar vangt geen vliegen"
Ardet Nec Consumitur
"Afgebrand maar niet verwoest" (Het motto van de "Abdij van Grimbergen"
Ars longa, vita brevis.
"Kunst is lang, het leven is kort." vaak gebruikt buiten de originele context; de kunst (kunde) was diens "Geneeskunde" : het duurde langer dan een leven om die te beheersen.

Ars vivendi
"De kunst van het leven."
Asinus ad lapidem non bis offendit eundem
"Een ezel stoot zich geen twee keer aan dezelfde steen"
Audaces fortuna iuvat
"Geluk is met de heldhaftigen"
Aude audenda
"Waag wat gewaagd moet worden"
Audentes Deus iuvat
"God helpt hen die zelf wat durven"
Audi, vide, tace, si tu vis vivere
"Hoor, zie, zwijg, als je wilt leven"
Audi alteram partem
"Luister naar de andere kant"
Audiatur et altera pars
"Hoor en wederhoor"
Aurea Mediocritas: "De Gulden Middenweg"
Aut Caesar, aut nullus
"Of de keizer, of niemand"
Aut nunc aut numquam
"Nu of nooit"

B
Balnea vina venus corrumpunt corpora nostra, sed vitam faciunt balnea vina venus.
"Baden, wijn en seks vernielen onze lichamen, maar baden wijn en seks maken het leven."
Barba non fecit filosofum
"Een baard maakt nog geen filosoof" Beter is: Barba non facit philosophum.
Barbarus hic ego sum, quia non intellegor ulli
"Ik ben een barbaar daar ik door niemand begrepen word."
Beati pauperes spiritu
"Zalig zijn de armen van geest"
Beatus homo qui invenit sapientiam
"Gelukkig is de mens die wijsheid vindt/gevonden heeft" (motto Gymnasium Apeldoorn)
Beatus ille, qui procul hominibus
"Gelukkig hij die ver van de mensen woont"
Beatus, qui prodest, quibus potest.
"Hij die iedereen helpt die hij kan helpen, is een gelukkig man."
Bene diagnoscitur, bene curatur
"Iets dat goed gediagnoseerd wordt, kan genezen worden"
Bis dat, qui cito dat.
"Hij die snel geeft, geeft tweemaal."
Bis repetita non placent
"Herhalingen vallen niet in goede aarde"
Bis repetita manent
"Wat men tweemaal herhaald heeft, blijft in de herinnering"
Bona diagnosis, bona curatio.
"Een goede diagnose is een goed medicijn"
Bona valetudo melior est quam maximae divitiae.
"Goede gezondheid is meer waard dan de grootste rijkdom"
Bene agere et nil timere.
"Goed doen en niets vrezen!" (Familiespreuk van Albada Jelgersma)

C

Canes latrantes non mordent
"Blaffende honden bijten niet"
Canis timidus vehementius latrat quam mordet
"Een bange hond blaft heftiger dan hij bijt"
"Carpe diem"
"Pluk de dag"
"Carpe diem quam minimum credula postero"
"Pluk de dag, zo min mogelijk gelovend in/vertrouwend op de volgende"
Cave canem
"Pas op voor de hond"
Caveat emptor
"Laat de koper op zijn hoede zijn"
"Cede maiori"
"Ga opzij voor uw meerdere"
"Ceterum censeo Carthaginem esse delendam"
"En overigens ben ik van mening dat Carthago verwoest moet worden."
Cibi condimentum est fames
"Honger maakt elke maaltijd gekruid", oftewel "Honger maakt rauwe bonen zoet"
Citius, altius, fortius
"Sneller, hoger, sterker" "Olympische Spelen"
Concordia civium murus urbium.
"Harmonie onder haar bewoners is de dikste muur van elke stad."
Concordia parvae res crescunt, discordia maximae dilabuntur.
"De kleinen groeien door eendracht, de grootsten gaan ten onder door tweedracht."
Concordia res parvae crescunt.
"Eendracht maakt macht."
"Condicio sine qua non"
"Voorwaarde zonder welke (het gevolg) niet (zou ingetreden zijn)"
Confiteor
ik beken
Conjunctus viribus
"Met vereende krachten"
Conscia mens recti, famae mendacia ridet.
"Wie zich bewust is van de waarheid, lacht om de leugens van het gerucht."
Consuetudinis vis magna est
"De macht der gewoonte is groot"
Consuetudo altera natura est
"Gewoonte is een tweede natuur"
"Contradictio in terminis"
"Tegenspraak in termen", "Interne tegenspraak"
Contraria contrariis curantur
"Tegenovergestelden worden genezen door tegenovergestelden"
Contra vim mortis non est medicamen in hortis
"Tegen de dood is geen kruid opgewassen"
Corvo quoque rarior albo
"het is een witte raaf"
Creatio ex nihilo"
"Schepping uit het niets"

Cuiusvis hominis est errare
"Iedereen maakt fouten"
Cum non tum age
"Zo niet dan toch!"
Cum grano sale
"Met een korreltje zout"
Cum tacent, clamant
wanneer ze zwijgen, roepen ze


http://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst_van_Latijnse_spreekwoorden_en_uitdrukkingen

Monday, July 9, 2007

Carl Friedman

Met veel plezier "de grauwe minnaar" van Carl Friedman gelezen, vooral dat tweede verhaal in de bundel: een dommige jongen die in korte tijd fanatiek orthodox joods wordt met bijbehorende passie en fanatisme, leidend tot doodslag.

Sunday, July 8, 2007

Miguel de Cervantes Saavedra

Wat kan die Femke Halsema goed schrijven en denken in de Volkskrant. Waarom geen Halsema, Kant en Bos als premier van Nederland ? Illusies en dagdromen zijn bedrog. En het communisme van sommige sp-leden, daar kun je twijfels bij hebben. Misschien moet je bij alle politici twijfels hebben...


Miguel de Cervantes Saavedra (Alcázar de San Juan, 29 september 1547Madrid, 23 april 1616) is één van de belangrijkste roman- en toneelschrijvers uit de Spaanse literatuur. Hij schreef een twintigtal toneelwerken, maar is vooral bekend geworden door zijn boek Don Quichot van La Mancha (El ingenioso hidalgo Don Quixote de la Mancha).

Biografie
Cervantes was van bescheiden afkomst: zijn familie leefde in het Spaanse Alcázar de San Juan en volgde nooit een universitaire opleiding. Hoewel hij katholiek was, maakte zijn deels joodse afkomst dat hij scheef werd aangekeken in het Spanje van de toen strenge contrareformatie. In 1569 verliet hij Spanje en ging naar Italië waar enkele elegieën werden gepubliceerd. Als lid van het Spaanse leger vocht hij mee tegen de Ottomanen in de Slag bij Lepanto in 1571. In de gevechten verloor hij het gebruik van zijn linkerarm en werd vanaf toen el manco de Lepanto (de éénarmige van Lepanto) genoemd. Hij keerde echter niet naar Spanje terug, maar vertrok naar de Spaanse Nederlanden (waarschijnlijk was hij nog steeds soldaat). Toen hij daarvan terugkeerde in 1575 werd hij door piraten uit Algiers (in Algerije) gevangengenomen. Hij verbleef 5 jaar in gevangenschap en werd in 1580 vrijgelaten toen zijn losgeld was betaald.
Terug in Spanje huwde hij met Catalina de Salazar y Palacios (1584) en publiceerde La Galatea in 1585. Korte tijd was hij actief als leverancier en belastingambtenaar.
In 1597 begon hij met het schrijven van zijn meesterwerk, Don Quichot, toen hij gevangen zat voor schulden in Sevilla. In 1605 publiceerde hij het eerste deel (El Ingenioso Hidalgo Don Quijote de la Mancha - De vernuftige edelman Don Quixote van La Mancha). Het tweede deel verscheen pas 10 jaar later, in 1615. In die tussentijd voltooide hij ook Novelas Ejemplares (De voorbeeldromans), een collectie van 12 korte verhalen. Nog in 1615 gaf hij Ocho Comedias y Ocho Entremeses Nuevos Nunca Representias uit, hoewel zijn beroemdste toneelstuk, La Numancia, onveranderd bleef tot in de 18e eeuw.
De roman Don Quichot was weliswaar succesvol, maar Cervantes verloor de daardoor verworven inkomsten weer waardoor hij in 1616 in armoede kwam te overlijden in Madrid. Na zijn dood werd zijn roman Los Trabajos de Persiles y Sigismunda uitgegeven. Dit minder bekende verhaal wordt door kenners unaniem als veel beter beoordeeld dan 'Don Quichot'.

Bibliografie (selectie)
La Galatea (1585)
Don Quichot van Mancha (1605)
De hoofdpersoon in Don Quichot is een oude maar idealistische dwaas die, geholpen door zijn knecht Sancho Panza, ten strijde trekt tegen allerlei (vermeend) onrecht.
Persilas en Sigismunda (1616)

Cervantes nu
Cervantes' belangrijkste werk is Don Quichot. Het boek was al bij de uitgave een bestseller, omdat het de eerste roman was die zich durfde af te zetten tegen het klassieke epos. Het verhaal was eerst als een roman voor volwassenen bedoeld, maar doet nu in sommige opzichten wat kinderlijk aan.
Zijn invloed op het Spaans en het Frans is zo groot dat de Spaanse taal door beide als la langue/la lengua de Cervantes wordt beschouwd.
De Spaanse euromunten van 10, 20 en 50 cent tonen zijn beeltenis.

Saturday, July 7, 2007

Je wilt zijn wat je begeert

Gedachtengo(e)d of gedachtensle(ch)t van een 45 jarige zieke m/v, gevonden te Brussel

Zo rond je 45ste levensjaar verkeer je wel eens tussen hoop en vrees….zojuist was het roer omgegaan en daarvan werd ik moe en energiek, raakte ik vervreemd en voelde ik me thuis. Nu was ik niet alleen moe, maar ook verdrietig, want van het mislukken van andermans dromen word je niet opgewekt. Daarbij kwam dat er ook in mijn eigen leven een paar dingen waren misgegaan, zoals dat wel eens wil gebeuren met mensen die op de vijftig afzweven. Uiterlijk niet zichtbaar, ik ben altijd onberispelijk, maar van binnen merkte ik dat je rond je 46ste het domein betreedt van de (v)rouw, de dingen die men niet of juist wel gedaan heeft, het lege gebied van gestorven vrienden of de verloren geliefden, niemandsland. De lucht heeft soms de smaak van as, de dagen verliezen soms hun kleuren, de gedachte aan verdwijning, dus aan de dood, die voor het eerst dichtbij lijkt, spookt. Love leaves me sad and lost. How could, what you need the most, leave you standing just like a ghost.

Hoe kon ik toch rust in mijn hoofd krijgen ? Ik was altijd druk bezig met denken: wat is er gebeurd, hoe had ik moeten reageren, hoe ziet de toekomst eruit…..ik werd er rusteloos en gestresst van. Neurotisch en egocentrisch voel ik me. Ik ben een control freak, ik ben een early adaptor, ik ben een alfamannetje van mars. Maar dan een vrouwelijke variant.
En...eenzaam, de kinderen zie ik te weinig en ben ik nu 45 geworden om in het Europese parlement te vertellen dat keuzevrijheid het belangrijkste is ? Op topniveau de politiek beinvloeden ? Dan wordt er bij zo’n snoepfirma een functie voor mij gecreëerd….toch ben ik mijn geld waard, want in dat parlement denken ze waarschijnlijk nog steeds dat ik consumentenactivist ben…of niet…ca m’est egale...ik heb mijn "net" werk en mijn energie en kracht. Ik ben de beste lobbyiste, zo zie ik dat. Altijd de beste zijn, je talenten ontplooien en geld verdienen.

"Tanden flossen is beter dan tanden poetsen, kun je het je veurstellen, Mano, KUN je je het VEURstellen ?"
"Ja hoor"

“Sex en geld, daar draait alles om, kun je het je veurstellen, Mano ?”
"De film the eternal sunshine of the spotless mind gaat over onze, nu en dan verwarde gevoelens. Mensen hebben soms gezelschap en liefde nodig en gaan tegen het gezond verstand in, om er naar op zoek te gaan. De televisie, wat is daarmee gebeurd ? Vroeger was ik zo blij dat er voor de eo maar twee uur per week stond, nu staan ze bijna elke avond op twee zenders geprogrameerd. Ik taal niet echt naar vroeger, maaar waar zijn James Herriot, Van Kooten en de Bie en andere goede dingen gebleven ? Ik praat of schrijf niet als aanklacht tegen de tv, de media, de politiek of de laffe en leugenachtige ex leidinggevenden, maar om op de steile helling van de tijd een wankel evenwicht te bewaren. Gelukkig zie ik af en toe nog eens een goede film of een bbc serie die de moeite waard is."

“In mijn hele leven heb ik nooit een goede relatie gehad, kun je je het veurstellen, Mano ?”
“Hoe komt dat nou ?”
“Zo’n afstandelijke, koele, superieure vader, ik haalde een 8,5 op mijn eindexamen, was op de tv en dan zei hij “hebben ze daar geen mediatraining voor ?” En toch hield ik meer van hem…dan wie ook, we kussen de hand die ons geselt...ach...en dat viel ook wel mee...als je vader sterft, is het net of iemand wegvalt die tussen jou en de dood staat.
Hoewel ik me enerzijds aan alles en iedereen superieur, ambivalent en egalitair voel heb ik ook een overdreven behoefte aan waardering en liefde. Ik heb eigenlijk altijd een man gehad, altijd een relatie gehad sinds ik de universiteit bezocht en dat vind ik eng, kun je je het veurstellen, Mano ?”

Rusteloos voel ik me, kan niet met mannen omgaan, weet niet wat ik ermee aan moet. Ik maak van een man een man, maar wat moet ik er daarna mee, na hun slopende eiwitverlies ? Ik praat veel tegen ze en ren vaak weer weg of ga maar met ze sporten. Be a happy woman, travel as fast as I can, or maybe I'm just looking for too much.
Ik ga voor rustige oude mannen. Die kalen zijn goede minnaars en dan voel ik me niet zo onzeker, bijveurbeeld in bed, ook omdat ik niet echt van ze hou, gewoon een stabiele, rustige, hunkerende man die daardoor vrij makkelijk te manipuleren valt, die de dingen doet die ik zeg en die ik verlang, kun je je het veurstellen, Mano ?”

Eerst vertelde ik in het Europese Parlement dat snoepgoed obesitas en tandbederf veroorzaakte, nu roep ik dat keuzevrijheid het belangrijkste is....het leidt toch allemaal tot niets....dit leven, mijn leven, dus kan ik net zo goed het een als het ander roepen, daarom ben ik aangenomen, ipv 165.000 EUR verdien ik nu 195.000 EUR en ik hou netto veel meer over dankzij de expat toelage en belastingen. Met mijn "net"werk en smoelwerk ben ik dat meer dan waard. Ik ben top lobbysite te Brussel. Ha, belastingen, afschaffen.

Parfois je me sens une pute, tout simplement, mais non, mais non, mais non, je m’en fiche, c’est l’argent qui compte. Honni soit qui mal y pense. Degelace. The eye of the beholder. Dat hoerenjong, dat rukkertje, die mooie woorden van een mano met zijn…jaloeser...mijn schelle lach zal misschien wel eens te hard en onecht in de oren geklonken hebben…mijn folietje….het interesseert me verder niet meer…het leidt toch allemaal tot niets. Het grote niets, de oneindigheid, de dood.

Ik ben een workaholic en me onberispelijk gedragen en mijn iq, daarmee ben ik zover gekomen en mijn natuurlijke superieuriteit. Life is a battlefield. Een slagveld, ook inzake de liefde….en even heb ik gedacht dat ik wel de ware…en het is ook niet echt mijn bedoeling, ik heb gewoon een man nodig die zijn liefde aan mij betuigt....continu waardering en aandacht nodig....daar kan ik dominant, agressief en opdringerig om vragen, ja, bezitterig....concurrentie, rusteloos, continu in de aanval, in de verdediging, keihard kan het zijn. Of de liefde rationaliseren, verstandig benaderen. Helaas. Liefde is voor de doeners. Laat het verstand en de ratio thuis. Geef ruimte aan het magische en onbegrijpelijke dat het leven en de liefde is. Pretentieus egocentrisch verstandig ouwelijk getet. Ook ik tet en klets de leegte uit mijn bestaan.

Ik heb teveel nare dwanggedachten van sex en geld, dat die alles bepalen, ook al zou dat zo zijn, mensen zijn daar toch niet dag in dag uit mee bezig ?

Ik lijk wel een politicus, zo'n Karien van Gennip bij haar afscheidsbijeenkomst, een half uur opsommen wat ze allemaal wel niet gedaan en bereikt had, dat egocentrische getet, of zo'n egotetter als een Sander Dekker, wethouder in Den Haag. Bij politiek denk ik steeds vaker aan Michael Jackson die in een clip van Phil Collins opgepakt wordt en in een dwangbuis afgevoerd wordt...die uitzendingen van gemeenteraadsvergaderingen van Den Haag...van tweede kamer vergaderingen....verschrikkelijk, sinds ik 15 ben heb ik al een hekel aan politiek.

Het beste zag ik de kloof tussen de politiek en een mens in een film, the cave of the yellow dog, de slotscene, hoe een familie in Mongolie er alles aan doet om in primitieve omstandigheden in leven te blijven en dan rijdt er opeens een relatief moderne auto met een megafoon door het beeld in de slotscene: "stem voor pocatepetl !" "stem voor!".

Al het hardnekkige streven van mensen naar meer geld, naar meer aanzien, maar meer resultaten lijkt futiel en lachwekkend wanneer ze eenmaal koud en bleek in hun kist liggen. Aan de andere kant, hoe zou je zonder ambitie kunnen leven zolang iedere dag een overwinning, hoe klein ook, op de dood betekent.

De koorts moet nu erg hoog zijn, ik kan haast niet meer denken, voor zover ik daartoe al in staat was. Ik ben nooit ziek, zo ontzettend sterk en nu overkomt me waarvoor ik gevreesd heb. Maar ik wil de kinderen nog 30 zien worden! Ik wil nog 23 jaar leven ! Die ziekte holt mij helemaal uit. Wat heb ik ook alweer gezegd ? Ieders leven is een boek dat hij moet lezen…soms wordt er plotseling een brok uitgescheurd en is het verhaal afgelopen voor je het weet.





Niet morgen, maar nu.

Hoe functioneren mensen die vrij zijn van problematisch denken en gedrag ? Psycholgie kijkt vaak naar geestesziektes. In de onderstaande beschrijving wordt gekeken naar een geestelijk gezond individu.
Ze houden bijna van alles in het leven en verknoeien geen tijd met klagen of hopen dat iets anders was. Ze mopperen niet. Als het regent vinden ze het fijn. Als het heet is, accepteren ze de hitte en klagen er niet over. Ze nemen alles zoals het komt. Ze doen niet alsof en genieten van de realiteit. Vraag hen waar ze niet van houden en ze zullen het moeilijk vinden om een antwoord te verzinnen.
Hoewel plagen als ziekte, droogte, ongedierte, overstromingen en dergelijke door zulke mensen niet met gejuich worden begroet, klagen ze niet. Als er iets veranderen moet, zullen ze zich inspannen en daarvan genieten. Het zal moeilijk zijn iets te bedenken wat ze niet graag doen. Het zijn ware levensgenieters. Ze zijn vrij van schuldgevoelens en raken niet immobiel door gebeurtenissen uit het verleden. Ze kunnen toegeven dat ze fouten hebben gemaakt en proberen onproduktief gedrag in de toekomst te vermijden. Maar ze verspillen geen tijd door te wensen dat ze iets anders hadden gedaan of met van streek te zijn om iets wat ze in een eerder stadium van hun leven hebben gedaan.
Het volledig vrij zijn van schuldgevoelens is een van de kenmerken van gezonde individuen. Geen gelamenteer over het verleden en geen pogingen om anderen zich schuldig te laten voelen door het stellen van zinloze vragen als “waarom heb je het niet anders gedaan ?” “schaam je je niet ?”
Ze zien in dat aan het verleden niets meer te veranderen valt. Ze zijn zelf vrij van schuldgevoelens en zullen anderen ook nooit schuldgevoelens aanpraten. Treuren over het verleden versterkt een armzalig eigenbeeld. Je zult hun nooit anderen zien manipuleren door hen erop te wijzen hoe slecht ze zijn geweest en evenmin zul je hen met deze tactiek kunnen manipuleren. Ze zullen niet kwaad op je worden maar je negeren. Ze laten zich niet van streek maken.
Geestelijk gezonde mensen tobben nergens over. Omstandigheden die veel mensen gek maken, raken deze individuen nauwelijks. Ze maken geen plannen voor de toekomst en schuiven niets op de lange baan. Ze zijn niet noodzakelijk altijd de kalmte zelf, maar ze weigeren te tobben en te piekeren over iets dat buiten hun macht ligt. Ze zijn erg georiënteerd op het heden en het is raar en zinloos om hun actuele momenten te besteden aan gepieker en getob. Ze voelen zich niet bedreigd door het onbekende, ze zoeken juist ervaringen die nieuw en onbekend voor hun zijn. Ze houden van verrassingen. Ze weten dat het heden alles is wat ze hebben. Ze leven niet toe naar een gebeurtenis in de toekomst, maar genieten hier en nu. Het is dwaas om met genieten te wachten. Ze hebben geen last van zelfverwijt. Het is een natuurlijke manier van leven, zoals een kind of een dier. Ze hebben het druk met het benutten van actuele momenten terwijl de meeste mensen hun leven lang op geluk wachten en het nooit weten te grijpen.
Deze gezonde mensen zijn uiterst onafhankelijk. Het zijn geen “nestblijvers” en vinden dat in alle relaties onafhankelijkheid boven afhankelijkheid moet gaan. Ze koesteren geen bepaalde verwachtingen, hun relaties zijn gebaseerd op wederzijds respect van het individu zelf te mogen beslissen. Wanneer ze van iemand houden, dringen ze hun partner geen normen op. Ze zijn erg op hun privacy gesteld, wat anderen het gevoel kan geven afgewezen te worden. Ze zijn van tijd tot tijd graag alleen en zullen alles doen om hun privacy te beschermen. Je zult merken dat deze mensen geen talrijke verhoudingen hebben. Ze zijn selectief. Afhankelijke of ongezonde mensen zullen niet gauw van hun houden omdat ze zo op hun vrijheid zijn gesteld. Als iemand hen nodig heeft, verwerpen ze een dergelijk behoefte als pijnlijk voor zowel de ander als henzelf. Ze willen dat degenen van wie ze houden onafhankelijk zijn, hun eigen keuzes maken en hun eigen leven leiden. Hoewel ze van anderen genieten en graag bij hun zijn, willen ze ook dat die anderen het zonder ruggesteuntje kunnen stellen. Op het moment dat je op deze mensen gaat steunen, zul je merken dat ze zich terugtrekken, erst emotioneel en tenslotte ook fysiek. Ze weigeren in een relatie met een volwassene afhankelijk te worden of toe te staan dat de ander afhankelijk van hen wordt. In hun relaties met kinderen zijn ze uiterst zorgzaam, maar vanaf het allereerste begin moedigen ze zelfvertrouwen aan terwijl ze iedere nieuwe stap met veel liefde begeleiden.

Bij deze gelukkige, zichzelf verwezenlijkende mensen zal je opvallen dat ze geen waardering zoeken. Ze kunnen functioneren zonder de waardering of de bijval van anderen. Ze zijn niet gesteld op eerbetoon zoals de meeste mensen. De mening van anderen deert hen niet, het kan hen weinig schelen of iemand anders instemt met wat ze doen of zeggen. Ze proberen niet anderen te schokken, noch hun waardering te winnen. Het zijn mensen die zo vanuit zichzelf gericht zijn dat ze zich letterlijk niet bekommeren over wat anderen van hun gedrag vinden. Ze zijn niet gevoelig voor applaus en waardering; ze schijnen het niet nodig te hebben. In hun eerlijkheid kunnen ze bijna onbeleefd zijn omdat ze dat wat ze zeggen niet verpakken in zorgvuldig afgewogen zinnen bedoeld om anderen te behagen. Als je wilt weten wat ze denken, dan hoor je dat precies. Omgekeerd, wanneer je iets ten nadele van hen zegt, zullen ze niet van streek raken. Ze hebben het niet nodig dat iedereen van hen houdt; evenmin hebben ze het onzinnige verlangen waardering te oogsten voor alles wat ze doen. Ze zullen de gegevens die jij aandraagt accepteren, ze beoordelen volgens hun eigen waardesysteem en ze gebruiken om te groeien. Ze zijn in zoverre ongewoon dat ze functioneren zoals zij -en niet anderen- dat willen.

Ze kiezen zelf, ze kunnen zinloze regels overtreden en kleine sociale verplichtingen met schouderophalen afdoen. Het zijn geen mensen van recepties en small talk. Ze zijn zichzelf en hoewel de maatschappij een belangrijk onderdeel is van hun bestaan, weigeren ze erdoor te laten ringeloren of er een slaaf van te worden. Ze rebelleren niet tegen regels, maar weten hoe ze op verstandige wijze de regels kunnen negeren of creatief gebruiken.

Ze weten te lachen en anderen te laten lachen. Het zijn geen serieuze zwaarwichtige mensen die zich somber en grimmig door het leven worstelen, ze worden vaak verweten op de verkeerde momenten luchhartig te zijn. Ze houden van humor en toch heeft hun humor nooit iets vijandigs; nooit zullen ze lachen ten koste van een ander. Ze lachen mensen niet uit, maar lachen met hen. Ze lachen om het leven en zien het als een grote g(r)ap. Wanneer ze een stapje achteruit doen en naar het leven kijken weten ze dat ze niet naar een bepaalde plaats in het bijzonder gaan. Af en toe staan ze er bij stil dat de dood de eindbestemming is, maar die hoort erbij, dat is de natuur.

Het zijn mensen die zichzelf zonder klagen accepteren: kaal, dik, lang, klein, krullend haar als een schaap, het zijn allemaal net mensen. Ze accepteren de wereld en zichzelf zoals die is. Boos of verdrietig zijn ze niet heel vaak, omdat woede en verdriet erop gebaseerd zijn dat andere mensen zich niet gedragen zoals jij dat gewenst/verwacht had. Ze houden van de natuur en zwerven er graag rond. Ze voelen zich daar thuis. Ze hebben inzicht in het gedrag van anderen en wat complex lijkt en voor anderen onontwarbaar, is voor hen duidelijk en begrijpelijk. De problemen die zovelen verlammen, worden door deze mensen als kleine moeilijkheden gezien. Ze hebben ook inzicht in zichzelf en zien direct wat anderen hen proberen aan te doen. Hun emotionele wereld draait niet om problemen. Ze hebben een sterk innerlijk gevoel van eigenwaarde en daardoor kunnen alle externe problemen objecief worden bekeken zodat ze niet als een bedreiging van hun waarde worden gezien. Gezonde, onafhankelijke mensen weten niet hoe ze bedeigd kunnen worden en juist dit kenmerk kan hen voor anderen bedreigend maken. Het zijn frontsoldaten in de strijd voor maatschappelijke veranderingen, maar toch nemen ze niet elke avond hun strijd mee naar bed als een kweekplaats voor hartafwijkingen, maagzweren en andere lichamelijke kwalen.

Ze zien liegen als een verstoring van hun eigen realiteit en daarom zijn het eerlijke mensen. Ze hebben geen zin zichzelf of anderen te misleiden. Ze schuiven de schuld niet op anderen. Ze zijn intern gericht en weigeren de verantwoordelijkheid voor wat ze zijn op anderen te schuiven. Ze praten niet over mensen, ze praten met mensen. Mensen van de daad doen. Critici klagen en bekritiseren andere mensen.

In het leven van deze mensen is weinig plaats voor orde, organisatie of systemen. Ze bezitten zelfdiscipline, maar zaken en mensen hoeven niet te voldoen aan hun eigen opvattingen. Ze dringen anderen geen regels op. Ze bekommeren zich niet om netheid en orderlijkheid. Als iets niet loopt zoals ze graag zouden willen, dan is dat ook goed. Organisatie is een nuttig middel, maar geen doel op zich. Z e pakken alles op hun eigen unieke manier aan, of het nu een rapport schrijven, soep maken of het gras maaien is. Ze schakelen bij alles hun verbeeldingskracht in en het gevolg is een creatieve benadering. Ze raadplegen geen handboeken of experts; ze pakken eenvoudigweg het probleem aan zoals zij denken dat het moet. Dat is creativiteit en dat hebben ze allemaal. Ze hebben een onuitputtelijke energie en willen helemaal opgaan in hun activiteiten of werk. Ze weten niet wat verveling is, daarvoor houden ze teveel van het leven. Ze zijn buitengewoon nieuwsgierig, nooit weten ze genoeg. Ze bekommeren zich er niet om of ze het goed of verkeerd doen.Bij de kapper willen ze alles over zijn vak weten; ze voelen zich nooit hoger en beter dan anderen en lopen nooit met hun verdiensten te koop in de hoop bewonderd te worden. Ze leren van kinderen, effectenhandelaren en dieren. Ze willen weten wat het betekent lasser, kok, wielrenner, directrice of voetballer te zijn. Ze weten nooit genoeg en ze weten niet hoe ze zich snobistisch of superieur moeten gedragen, omdat ze zich dat nooit voelen. Elke persoon, elke gebeurtenis is een gelegenheid om meer te weten te komen. En in hun interesses zijn ze agressief, ze wachten niet op informatie, ze gaan erachter aan.

Ze zijn niet bang om te falen. Ze zijn er vaak blij mee. Ze stellen slagen in een onderneming niet gelijk met geslaagd zijn als mens. Hun eigenwaarde komt van binnenuit. Falen, of hoe een ander dat ziet, kan de eigenwaarde niet aantasten. Andere mensen behoorden zich niet anders te gedragen en gebeurtenissen hoefden niet anders te verlopen. Ze accepteren anderen zoals ze zijn en proberen situaties te veranderen die hun niet aanstaan. Woede is dus niet mogelijk omdat er geen verwachtingen zijn. Ze hebben geen behoefte om zich te laten gelden en spelen geen spelletjes om indruk te maken op anderen. Ze zoeken geen waardering van anderen door hun kleding. Ze hebben iets eenvoudigs, iets natuurlijks. Ze zetten hun standpunt uiteen, luisteren naar anderen en zien in dat het dwaas is proberen iemand anders te overtuigen. Hun waarden zijn niet lokaal, ze identificeren zich niet met familie, buurt, gemeenschap, stad, provicie of land. Het zijn geen chauvinisten, ze zien zichzelf als deel van de mensheid. Ze overschrijden traditionele grenzen, waardoor anderen hen soms rebellen of verraders noemen.

Ze hebben geen helden of idolen. Alle mensen zijn menselijk en stellen in belangrijkheid niemand boven zichzelf. Wanneer iemand anders meer privileges heeft, zien ze dat als een voordeel voor die persoon en niet als een reden om zelf ongelukkig te zijn. Ze staan er niet op dat iedereen gelijk wordt behandeld, streven daar wel naar, maar zoeken innerlijk hun geluk.

Deze individuen houden van zichzelf, ze behandelen zichzelf goed, eten goed en doen aan sport. Geen plaats voor zelfmedelijden, zelfverwerping of zelfhaat. Als je hun vraagt "hou je van jezelf ?" krijg je het antwoord "Natuurlijk!". Qua jaloezie hebben ze hun eigen innerlijke geluk en het is ongunstig om je geluk af te laten hangen van een ander. Het zijn zeldzame vogels. Elke dag is een verrukking, alle actuele momenten beleven ze intens. Mensen die geen probleemgebieden hebben, jagen het geluk niet na: ze leven en geluk is hun beloning.

Wednesday, July 4, 2007

Europa papaververnietiging

Papaververnietiging, een woord dat het falen in Afghanistan aardig weergeeft. Wat is de geschiedenis van de mens en de bijbel verschrikkelijk gewelddadig. Laat ik er niet teveel aan denken. Veel nadenken doet zachtjes huilen of boos worden uit onmacht.

http://www.newyorker.com/reporting/2007/07/09/070709fa_fact_anderson?currentPage=10

Ik sta achter een solidair, vrij, gelijk, sociaal Europa, niet voor het Europa van geld, geweld, exploitatie, elite en onderdrukking.

Gunther Verheugen, commisssaris, een soort Minister van de Europese Unie, van de interne markt (Liberaaal !) verbiedt nederland om een roetfilter op die vieze diesels verplicht te stellen: meer fijnstof, meer stikstofoxyde, meer astma in Nederland dus. Dat is toch van de gekken, waar bemoeit Verheugen zich mee ? Als Nederland een schoner milieu wil, dan moet het die mogelijkheid benutten en gewoon diesels zonder roetfilter verbieden, bijvoorbeeld fiscaal, want daar heeft Brussel niets over te zeggen. Marktverstoring ? Als een bedrijf ziekmakende kruiden verkoopt in nederland dan kun je die ook verbieden, lijkt me.

Raar nieuw geloof van omstreeks 1988/1980, die marktwerking. God wegtwijfelen, dan geloven we maar in de markteconomie, in concurrentie, het nieuwe geloof in Europa. De overheid als een strak geolied bedrijf met harde regels inzake optimale marktwerking, mensen zijn onbelangrijk, marktwerking is heilig.

Kolencentrales ? Kunnen we niet verbieden, ook vanwege die Europese richtlijn. Wat is dat toch voor gekkigheid, dat Europa van geldbeluste bureaucraten, door gevaarlijke gekken omringd te Brussel. Een Europa van concurrentie, strijd en onverdraagzaamheid of een Europa van samenwerking, vrede en verdraagzaamheid...what's on a (wo)man's mind.

http://www.nrc.nl/

Nederland kan nog zeker 20 tot 25 jaar vooruit met aardgas, voorspelt ingenieursbureau Fugro
‘Vijf nieuwe kolencentrales zijn niet nodig’

Ingenieursbureau Fugro begrijpt niet waarom de keuze voor kolencentrales niet op meer weerstand stuit. „Er is veel meer gas dan wordt aangenomen en dat is veel schoner.”
Door onze redacteur Daan van Lent
Archief:
overzicht - Meer economisch nieuws
Rotterdam, 3 juli.
Paul van Riel, directeur ontwikkeling en productie van ingenieursbureau Fugro, begrijpt er niets van. Waarom stuiten de plannen van energiemaatschappijen om de komende jaren vijf nieuwe kolencentrales in Nederland te gaan bouwen alleen op verzet van de milieubeweging en blijft het verder stil? Waarom neemt iedereen klakkeloos van de stroomproducenten Nuon, Essent, Eon, RWE en Electrabel aan dat de Nederlandse gasvoorraad slinkt, de aanvoer uit het buitenland onzekerder wordt en het schonere aardgas veel duurder is dan steenkool als brandstof voor energiecentrales? Hoe kan er over vermindering van de Nederlandse CO2-uitstoot gesproken worden als we voor vieze kolen kiezen en niet voor het schonere aardgas, waarbij de centrales maar de helft van de hoeveelheid CO2 uitstoten?
Van Riel ging zelf rekenen. Het beursgenoteerde Fugro (omzet ruim 1,4 miljard euro) is gespecialiseerd in bodemonderzoek en zoekt over de hele wereld naar de aanwezigheid van olie, gas, steenkool en mineralen en adviseert hoe die kunnen worden gewonnen aan oliemaatschappijen en mijnbouwconcerns.
Zijn conclusies: Nederland kan nog zeker 20 tot 25 jaar vooruit met zijn aardgas, en niet de 14 jaar waar bijvoorbeeld het ministerie van Economische Zaken nu van uitgaat. „Daarmee ben ik nog voorzichtig. Als de prijzen van gas omhooggaan en de technologie verder verbetert, dan is er nog meer gas te vinden. Bovendien kan gas makkelijk geïmporteerd worden.”
Dat biedt volgens Van Riel genoeg tijd om de overgang te maken van een energievoorziening die leunt op fossiele bronnen naar een die volledig kan terugvallen op duurzame energiebronnen als wind, biomassa en zon. Op de totale Nederlandse uitstoot van CO2 kan zo 7 tot 8 procent worden bespaard. Bovendien worden bij het gebruik van het schonere aardgas geen stikstof (NOx), fijnstof en zware metalen uitgestoten. Wereldwijd is er nog voor 130 jaar aan gas beschikbaar en niet de 63 jaar waar vaak van wordt uitgegaan. „En dat is nog een conservatieve inschatting”, zegt Van Riel. Vandaag brengt Fugro het eigen onderzoek naar buiten.
Waarom heeft niemand dit eerder opgemerkt?
„Daar zitten wij ons ook over achter de oren te krabben. We vermoeden dat mensen bang zijn geworden sinds de Russische president Poetin de gaskraan naar Oekraïne dichtdraaide en men is gaan denken dat de olieprijs alleen maar verder zal stijgen en dus ook de prijs van aardgas die daaraan, kunstmatig, is gekoppeld. Maar we zijn niet alleen van Rusland afhankelijk, er wordt veel nieuw gas gevonden in Noorwegen en in Noord-Afrika.”
Maar hoe kunnen uw voorspellingen hoger zijn dan wat wordt aangenomen?
„De voorspelling dat er wereldwijd nog voor 63 jaar aardgas is bij het huidige niveau van verbruik, komt doordat daarbij alleen wordt uitgegaan van de bewezen reserves. Dat zijn de reserves die met de boorbeitel zijn aangetoond, die met de huidige techniek en onder de huidige economische omstandigheden kunnen worden gewonnen. Maar er blijkt altijd meer gas te zijn in een veld dan in eerste instantie wordt aangenomen. En er zijn veel gebieden waarvan we weten dat er waarschijnlijk olie en gas te vinden zijn. Bovendien maakt de technologie sprongen voorwaarts.”
Waar zit dat extra Nederlandse gas dan?
„Vooral in de Noordzee. Volgens het ministerie van Economische Zaken is er nog voor 250 miljard kubieke meter aan gas, die rendabel te vinden en te winnen is, uitgaande van een olieprijs van minimaal 50 dollar per vat. Alleen al daarmee kun je de vijf kolencentrales voor lange tijd op gas stoken. En het kan de staat 30 miljard euro meer aan aardgasopbrengsten opleveren. Aan de import van kolen verdient de staat niets.
„Bovendien blijft het altijd mogelijk nog meer gas te vinden in geologische structuren die nog niemand kent. Nederland loopt sterk achter met het verzamelen van nieuwe data voor exploratie.
„De overheid moet zorgen dat het lucratiever wordt om hier te zoeken naar olie en gas en dat er meer data beschikbaar komt. In Noorwegen en Groot-Brittannië is dat beter geregeld. Nu houden we vaak bij de grens van Nederland op met data verzamelen.”
Gas is veel duurder dan kolen in elektriciteitsproductie, zeggen de energiemaatschappijen. Dat maakt Nederland op energiegebied nu al een duur land.
„Eenderde van de prijs van gas is belasting, op kolen zit helemaal geen belasting. Je kunt als overheid dus de prijs van gas lager maken. Bovendien zal je voor de uitstoot van CO2 rechten moeten gaan kopen in het emissiehandelsysteem. Als je twee keer zoveel CO2 uitstoot, ben je dus ook meer geld kwijt aan die rechten. Dan wordt het plaatje heel anders.
„Het is bovendien nog helemaal geen uitgemaakte zaak dat opvang van CO2 uit kolencentrales mogelijk is. Want die is vervuild met fijnstof, NOx en zware metalen. Dat kan de pijpleidingen te veel aantasten. De CO2 die vrijkomt bij gascentrales is wel schoon, die kun je veel makkelijker opslaan.”
Heeft u er ook niet zelf belang bij dat er in Nederland weer meer naar gas kan worden gezocht?
„Natuurlijk kun je dat zeggen. Maar Nederland maakt voor dit soort onderzoek maar een fractie uit van onze omzet. Wij zijn ons hier in huis flink zorgen gaan maken en vinden het dan onze maatschappelijke verantwoordelijkheid om met deze gegevens naar buiten te komen.”