Thursday, February 26, 2015

What would be a proper reply to "Gruss Gott !"? "Ja, danke." (Kees van Kooten and from Lech, Austria, Corne Verschrijver)

SOMBERMANS ZON
 
Het is een dag waarop Somberman het wel ziet zitten. Dat komt niet vaak voor in zijn leven, maar de dag begon goed. Eerst die glijpartij in de badkamer waarbij hij pijnlijk op zijn stuitje terecht kwam, daarna bij het openmaken van zijn post de herhaalde aanmaning van de belasting, gevolgd door het op straat in botsing komen met een roekeloze skateboarder, wat hem een gekwetst scheenbeen bezorgde. Wie weet wat de dag hem verder nog brengen zal.
 
Dan begint het mis te lopen. De zon schijnt bijvoorbeeld. De mensen hebben opgewekte gezichten, fluiten zelfs een deuntje. Somberman ergert zich suf, fluiten is ongeveer het onnozelste wat hij zich kan voorstellen. Tot overmaat van ramp komt hij een vrouwelijke kennis tegen, die hem warm omhelst. 'Is het geen zalig weer?', zegt ze. Met een grauw duwt hij haar van zich af. Ze lijkt verbijsterd en geschokt. Goed zo! Dat zal haar leren.

Hij is op weg om zijn zelfbedachte plicht als zzp'er te doen, ditmaal het opruimen van de glasscherven in een buurt waar voetbalhooligans hebben toegeslagen. Daarna gaat hij naar het park om er hondendrollen te verwijderen. Daar wordt hij aangesproken door de toevallig passerende burgemeester, die van zijn fiets stapt en prijzende woorden tegen hem zegt. Tot in zijn ziel gekwetst kijkt hij de burgemeester na.
Een dik wolkenpak schuift voor de zon. Even later begint het te stortregenen. Doorweekt thuisgekomen bonkt hij een paar keer met zijn hoofd tegen de muur. Vervolgens serveert hij zichzelf zijn avondmaaltijd, bestaande uit gebakken vetranden op een bedje van rottende sla, vergezeld van een flink glas geschifte melk. Wat zal de avond verder brengen? Zal hij eindelijk eens door zijn bed zakken?
 
Remco Campert
 
 
 
In de natuur der mensen
ligt de sterfelijkheid besloten
komend uit de ballen gaan we
ook weer naar de kloten.
 
Ischa Meijer
 
 
 

INSOMNIA

Denkend aan de dood kan ik niet slapen,
En niet slapend denk ik aan de dood,
En het leven vliet gelijk het vlood,
En elk zijn is tot niet-zijn geschapen.

Hoe onmachtig klinkt het schriel `te wapen',
Waar de levenswil ten strijd mee noodt,
Naast der doodsklaroenen schrille stoot,
Die de grijsaards oproept met de knapen.

Evenals een vrouw, die eens zich gaf,
Baren moet, of ze al dan niet wil baren,
Want het kind is groeiende in haar schoot,

Is elk wezen zwanger van de dood,
En het voorbestemde doel van 't paren
Is niet minder dan de wieg het graf.


 
J.C. Bloem

 
 

No comments: