Friday, September 23, 2016

Hoe het gaat

Goh, herinner me nu dat ze zelfs dat afschuwelijke zinnetje van die kleuter overnam "zulke gesprekken zijn natuurlijk nooit leuk". Dat deed die vorige dame ook, die nam "deal with it" over. Als ik daaraan denk word ik eerst triest en daarna zo enorm vrolijk.


Kijk nu naar droomland Amerika over een (zwart)gekleurde jongen die door de politie gemarteld werd; toen hij in huilen uitbarstte tijdens zijn verhaal hield ik het ook niet meer droog. Lang geleden, echte tranen. En wat afschuwelijk, 10-20 jaar geleden nog maar, die 200 gemartelde mensen en die 10-50.000 mensen die daar echte pijn lijden (dood of invalide geschoten kinderen; ben ook gevoeliger en ongemakkelijker dan de afgelopen weken, lichte stress door me hersenen).


Als je zulke reacties na zoveel jaar terugleest, rijst onwillekeurig de vraag: hoe hield hij het schrijven vol?
Daarover zei hij: „Om mijn werk te blijven doen, ben ik niet afhankelijk van erkenning. Ik herinner me niet dat ik bitter ben geworden, of gedesillusioneerd. Ik heb te veel ego.”
Misschien bleef hij ook staande omdat hij nooit veel illusies over de mens heeft gehad. „Er is niemand die niets wil”, laat hij een van zijn personages zeggen, waarmee hij, aldus Bruce Weber in The New York Times, bedoelde dat eigenbelang een universele, noodzakelijke, onweerstaanbare en giftige macht in het moderne leven is. In het antieke leven trouwens óók, vrees ik. Zijn personages dwalen rond in een mist van zelfbedrog. „Al mijn stukken gaan over mensen die de boot missen”, zei hij in een interview in 1991. „Ze haken te jong af, ze hebben op het einde van hun leven spijt van de dingen die ze niet gedaan hebben, tegenover de dingen die ze wél gedaan hebben. Ik vind dat de meeste mensen te veel tijd verspillen door te leven alsof ze nooit zullen sterven.”


 Zou eerder denken dat hij bedoelt dat hij egoloos is, of zo egovol dat kritiek, waardering of erkenning hem niet meer raken.



Hoe gaat het nu met je?”, vroeg ik aan een kennis die ik een poosje niet gezien had. Uit dat ‘nu’ sprak enige oprechte bezorgdheid, want de laatste keer dat we elkaar spraken, was hij nogal somber geweest. Hij kreeg allerlei fysiek ongemak waarover hij licht filosofisch zei: „Op den duur wordt alles erger.” We gingen op een terrasje zitten en keken naar het voorbij flitsende verkeer, waarvan je in Amsterdam kunt zeggen: „Op den duur wordt alles drukker.”


Hij stelde het antwoord op mijn vraag nog even uit en bestelde koffie bij een serveerster, die jong genoeg was om ons als een versie van haar grootvader te beschouwen. Toen zei hij tot mijn niet geringe verbazing: „Het gaat eigenlijk wel redelijk goed.” „Zo mag ik het horen”, mompelde ik. „Wat is er gebeurd?” Ik betrapte me op de nare gedachte dat om een of andere reden iemands tegenspoed interessanter is dan zijn voorspoed. „Ik loop tegenwoordig bij een maatschappelijk werker”, zei hij, „en die heeft me er weer aardig bovenop geholpen.” Ik keek hem verbluft aan. Een maatschappelijk werker? Dat leek me nou wel de laatste vluchtheuvel voor iemand met zijn nogal sceptische levenshouding. Maatschappelijk werkers waren voor hem altijd vage wezens geweest, overbodige bewoners van de Nederlandse welvaartsmaatschappij, om wie je vroeger meewarig moest lachen als Jan Blokker ze in zijn columns op de hak nam. „Ik zal het je uitleggen”, zei hij. De medici hadden hem ‘uitbehandeld’ verklaard, wat betekende dat hij het verder zelf maar moest uitzoeken. Eén arts had hem naar het maatschappelijk werk doorverwezen. Zo belandde hij op een zomerse ochtend in een kamertje van een groot kantoor tegenover een maatschappelijk werker. Het was een ‘zij’, wat misschien geholpen had, want hij hield wel van vrouwen, soms zelfs gevaarlijk veel. „Ze liet me rustig mijn verhaal doen”, zei hij. „Ik merkte al snel aan haar vragen dat ze goed luisterde. Het waren niet zozeer kritische, maar onderzoekende vragen. Ik liep helemaal leeg, alsof ik drie borrels te veel op had. Toen ik uitgepraat was, begon ze op een terloopse manier naar details te vragen.


‘U zei dat u slecht slaapt, maar hoeveel slaapt u precies?’, vroeg ze. Dat bleek toch nog gemiddeld zes uur per nacht te zijn. Dat vond ze voldoende; een mens heeft aan zes uur genoeg. Ik zei dat allerlei lichaamsfuncties achteruitgingen en dat ik daar somber van werd. Ze vroeg hoeveel ik bewoog. Ik antwoordde dat ik een uurtje per dag fietste en elke week naar de fitness ging. Dat vond ze ‘geweldig’. Wist ik wel hoeveel leeftijdgenoten mij dat niet meer konden nazeggen?” Hij nam een slokje van zijn koffie. „Toen begon ze over mijn vrijwilligerswerk. Hoeveel tijd me dat kostte. Algauw tien uur per week, rekende ik uit. En ik vond het nog leuk ook, constateerde ze. Dat was waar. Zo ging ze nog een poosje door. Ze liet me zien wat er nog wél deugt aan mijn lichaam en mijn leven. Sommige kwalen blijven, dat moet je aanvaarden, maar in plaats van daarover steeds te somberen kun je je beter richten op datgene wat nog wél functioneert. Dat was haar boodschap.” „En nu ook de jouwe”, stelde ik vast. „Zo kun je het stellen”, zei hij. „En hoe gaat het met jóú?”Frits Abrahams

De rat in opmars


Het kan niet op – na Airbnb, Jan Roos, DENK! en de Zaanse treitervlogger hebben we er in Nederland weer een nieuw onheil bijgekregen: ratten. Het aantal rattenmeldingen is de laatste twee jaar met 90 procent gestegen. Zowel op het platteland als in de stad is de rat in opmars. Van sommige mensen wordt wel gezegd dat ze zich „suf neuken”, maar ratten kunnen dag en nacht door neuken, zonder enig teken van versuffing. Ze laten zich door niets van de wijs brengen. Eerst het vreten, dan het neuken – en vooral geen moraal, want daar is de mens voor. Het gevolg is dat ze snel bezit nemen van ons vroeger o zo propere landje. In een stad als Rotterdam zijn er al zoveel dat men van ‘Ratterdam’ spreekt. Maar Amsterdam moet zich vooral niet verbeelden dat het er op dit gebied veel beter toegaat. Ook hier zie ik ratten door de grachten zwemmen en vrolijk in de tuinen hupsen. Mijn vrouw begint er al griezelige fantasieën van te krijgen. Stel dat ze ons appartement binnendringen en onze poes bedreigen als wij niet thuis zijn? Dat beestje is 16 jaar oud en misschien te reumatisch geworden om zich te kunnen verweren tegen zo’n rotrat. Of wie weet is ze al half dement en ziet ze de rat voor een kat aan die haar het hof wil maken. Allerlei noodlottige scenario’s zijn denkbaar. Zou de rat via het kattenluik toegang tot ons appartement kunnen forceren om vervolgens onze slaapkamer te bereiken? Nu zijn we al in het hachelijke stadium beland waarin mijn vrouw midden in de nacht iets over zich heen voelt trippelen, iets wat snuffelt en snuift. En de volgende dag hebben we allemaal de ziekte van Weil – die smerige ziekte die ratten via hun urine kunnen overbrengen op „onschuldige burgers”, alsof die het al niet moeilijk genoeg hebben met de aanslagen van IS. In Nieuwsuur wees een deskundige erop dat de rat na de mug de meeste ziektes verspreidt. Omdat het onderwerp mij interesseert en mijn vrouw obsedeert, was ik blij toen ik laatst toevallig in een Amsterdams café in gesprek raakte met een man die van beroep rattenverdelger bleek te zijn. Zijn werkdag zat er bijna op en ik vroeg hem hoeveel ratten hij gevangen had. „Twee dooie”, zei hij, „op de 32 plaatsen waar ik geweest ben.” Het leek mij een bedroevende score, maar hij zat er niet mee. „Elke dag is anders”, zei hij. Hij was, misschien mede dankzij zijn beroep, een realistisch man. „We winnen het nooit van de rat”, zei hij. „Ze planten zich veel sneller voort dan wij ze kunnen doden. De oude ratten zijn te wijs om in zo’n val te trappen, dat doen alleen de jonkies met weinig ervaring. Ratten moet je bij de bron bestrijden: geen afval laten slingeren, geen voedsel voor de vogels strooien, geen kippen houden.” Hij begon over tomatenplanten in de tuin. „Vinden ratten heerlijk. Weg ermee! Ratten verdwijnen alleen als je ze geen voedsel aanbiedt.” Namens mijn vrouw vroeg ik hem of onze kat zich zorgen moest maken. „Welnee”, zei hij, „ratten zullen katten mijden. Ratten houden niet van katten.” Het rijmde en het was ook daarom het mooiste gedicht dat ik mijn vrouw kon aanbieden.



FA


De gezondheidszorg is geen ijsje


Toen Peter Brabeck, de baas van Nestlé, het grootste voedingsmiddelenconcern ter wereld, in een interview pleitte voor privatisering van water omdat mensen die „blijven doordrammen over water als een mensenrecht er een extreme, radicale visie op nahouden”, was ik heel blij. Niet omdat ik het eens was met hem, maar omdat het een zeldzaam eerlijke uiting was van hoe veel mensen in toplagen van multinationals denken. Ze zijn oprecht van mening dat alles vermarkten, zelfs water, verstandig is. Door dit denken, dat in de afgelopen dertig jaar ook werd overgenomen door de meeste – zelfs sociaal-democratische – politici, is ‘de markt’ een soort alwetende god geworden. ‘Gaat heen en privatiseer!’, is zijn heilige motto. Dankzij Brabeck was dat weer even helder. Begrijp me niet verkeerd, ik ben geen communist. Ik vind niet dat de staat verantwoordelijk moet zijn voor bijvoorbeeld ijs, bier of kleding. Dat soort goederen kunnen het beste geproduceerd worden in een vrije markt, waarbij 'vrij’ altijd met een lichte korrel zout moet worden genomen. Zo zal die vrije markt zonder publiek bekostigde infrastructuur nauwelijks functioneren. Zonder regulering door de overheid bestaat het risico dat giftige stoffen belanden in consumentenproducten. De staat heeft, kortom, altijd een rol in de economie, zelfs in een vrije markt.


Van belang is of we de fundamentele vraag durven te stellen of zaken als onderwijs, zorg, veiligheid en water ook producten zijn die we, net als een ijsje, kunnen reduceren tot een op winst gericht rekensom. Als ieder mens, rijk of arm, recht heeft op goede zorg, lijkt het beleid dat in ons land is ingezet vooral gericht op het tegenovergestelde. Door decentralisaties, bezuinigingen en machtsuitbreiding naar zorgverzekeraars is onze zorg minder toegankelijk geworden. Patiënten-, sorry, ‘zorgconsumenten’-organisaties, artsen en andere experts luiden elk jaar de alarmbel. Zo bleek uit een onderzoek van Binnenlands Bestuur en van gehandicaptenkoepel Ieder(in) dat een kwart van de mensen afziet van zorg waar de gemeente voor verantwoordelijk is. Reden: de steeds hogere eigen bijdragen. Het Nibud publiceerde onlangs een rapport waaruit blijkt dat zorgkosten voor chronisch zieken en gehandicapten de afgelopen vijf jaar verdubbeld zijn, onder andere vanwege het stijgende eigen risico en de toenemende ‘eigen bijdrage’ voor hulpmiddelen. Alle onderzochte groepen zijn er op jaarbasis meer dan een maandsalaris op achteruit gegaan.


http://thumbnails1.pressdisplay.com/pressdisplay/docserver/getimage.aspx?regionguid=3b64edda-c7ef-4f9e-b57f-9cff17527707&scale=105&file=32112016092200000000001001&regionKey=vPRkKGL%2fPAr%2fR7b6w6yxfg%3d%3d


Dat zou allemaal noodzakelijk zijn vanwege de vergrijzing in ons land. Terwijl in landen zoals Denemarken, Zweden en Finland, waar de vergrijzing nog veel groter is, de relatieve zorgkosten lager zijn en de kwaliteit vergelijkbaar of hoger is. Zou het kunnen zijn omdat die landen er niet voor hebben gekozen om een essentieel mensenrecht zoals zorg enkel als consumptiemiddel te gaan beschouwen? „Er is geen gratis ijs”, zei minister Edith Schippers afgelopen zondag toen ze het stijgende eigen risico in de zorg verdedigde. Soit, ze gebruikt een stropop: iets publiek bekostigen is heel wat anders dan ‘gratis’. Niettemin verdient Schippers, net als Nestlébaas Brabeck, alle lof voor haar uitspraak. Ze geeft eerlijk aan dat ze ziekte en gezondheid als niets anders beschouwt dan een ijsje. Als je geld hebt koop je de lekkere, goed gevulde Magnum Almond. Als je weinig geld hebt koop je hoogstens het eigen merk ijsje van de Vomar. Die is van buiten hetzelfde, maar er zitten nauwelijks amandelen in. En de vanille is nep.




Zihni Özdil is historicus en auteur van Nederland mijn vaderland (De Bezige Bij).



Tuesday, September 20, 2016

Nazisme is narcisme (narziss)

Haast is haat, liefde is geduld

Als kind dacht ik dat dat hetzelfde betekende, het leek zo op elkaar. Thinking is negation.

Volgens mij klopt het wel, een gevangene zijn van ijdelheid. Hitler, Wilders, trump, Mussolini, gevangenen van ijdele, egocentrische, zieke, naargeestige, bevooroordeelde, negatieve gedachten. Alles is ijdelheid.


Een gevangene van ijdelheid. Een ijdele gevangene. De gevangenis van ijdelheid. De ijdelheid van de gevangenis and so on and so forth.



Engels van Nederlandse politici blijft 'pulling on a dead horse'

'We are a nation of undertakers', zou Joop den Uyl in de jaren zeventig hebben gezegd om Nederland aan te prijzen als land van ondernemers, 'wij zijn een land van begrafenisondernemers'. Sindsdien is niet veel verbeterd aan de beheersing van de Engelse taal door Nederlandse bewindspersonen, zo bleek dinsdagochtend.

Minister Lilianne Ploumen zei dinsdag op gewichtige toon tegen een gezelschap van ondernemers in Congo: 'There is no such thing as a Dutch product in terms of quality!' Oftewel: 'Nederland heeft geen kwaliteitsproducten', aldus de minister voor Buitenlandse Handel. Ze bedoelde natuurlijk het tegenovergestelde: 'There is nothing like a Dutch product.'

Money over the balk
Intensief schoolonderwijs heeft de talenkennis van politici nog niet veel goed gedaan. Europarlementariër Wim van de Camp (CDA) weet daar alles van. 'Throwing away a child with the badwater', is een regelmatig gehoorde kreet, vertelt hij lachend per telefoon vanuit Straatsburg. Hij steekt nadrukkelijk ook de hand in eigen boezem. 'Van de 26 Nederlandse europarlementariërs zijn er eigenlijk maar twee die goed Engels spreken.' 'To pull on a dead horse' komt dus ook vaak voorbij. Tijdens financiële EU-debatten ving hij op: 'Stop throwing money over the balk.'

Toch vallen onze prestaties mee vergeleken bij andere Europeanen. 'Ons Engels is niet altijd perfect, maar we redden ons wel. Veel Spanjaarden en Italianen spreken echt geen woord over de grens', zegt europarlementariër Hans van Baalen (VVD).

I fok horses
Maar de onbevestigde voorbeelden van het steenkolenengels van onze politici zijn het leukst. 'I fok horses', zou voormalig minister Joseph Luns ooit tegen president John F. Kennedy hebben gezegd toen deze vroeg naar zijn hobby's. Kennedy antwoordde naar verluidt geschokt met de woorden: 'Pardon?', waarop Luns enthousiast reageerde: 'Yes, paarden!'

'Goodbye', zou oud-premier Gerbrandy bij zijn eerste ontmoeting tegen Churchill hebben gezegd: 'Tot ziens!' Churchill antwoordde gevat: 'Dit is de kortste vergadering die ik ooit had'

Saturday, September 17, 2016

Thinking is, indeed, essentially the negation of that which is before us." ..stink for think; stank voor dank.

Zou dat vertalen met "gedachten zijn de ontkenning van de werkelijkheid" of "denken ontkent de werkelijkheid". Toch vind ik de geschreven gedachten van sting, jeremy grantham, zihni ozdil, maarten t hart en vele anderen vaak wel goed. Human kind cannot bear very much reality.



You're just too good to be true
I can't take my eyes off you
You'd be like heaven to touch
I wanna hold you so much
At long last love has arrived
And I thank God I'm alive
You're just too good to be true
Can't take my eyes off you
Pardon the way that I stare
There's nothing else to compare
The sight of you leaves me weak
There are no words left to speak
But if you feel like I feel
Please let me know that is real
You're just too good to be true
I can't take my eyes off you
I love you baby
And if it's quite all right
I need you baby
To warm the lonely nights
I love you baby
Trust in me when I say
Oh pretty baby
Don't bring me down I pray
Oh pretty baby
Now that I've found you stay
And let me love you, baby
Let me love you
You're just too good to be true
I can't

Menno metse kinderlijke muziek smaakje:


Friday, September 9, 2016

Life is the way you think about yourself through the day; life is the way you feel about yourself sroeh the day

Als je je in een gelukkige relatie bevindt, dan weet je dat waarschijnlijk zelf ook wel. Toch blijft het altijd fijn om wetenschappelijke bevestiging te krijgen.Hoe komt het dat sommige relaties vrijwel direct stranden en anderen een leven lang stand houden? Als je deze dingen met je partner doet, dan zit het volgens de wetenschap dus blijkbaar wel goed:

1. Jullie doen samen huishoudelijke klusjes

Couples who do the dishes together, stay together.

Uit onderzoek blijkt namelijk dat het delen van huishoudelijke klusjes véél meer teweeg brengt dan alleen het verlichten van de werklast. Naast trouw en seks, is dit namelijk het derde cruciale aspect van een succesvolle relatie. Het is zelfs zo dat stellen waarvan de man meer in het huishouden doet, meer en betere seks hebben. Waar is die theedoek?

2. Jullie blijven nieuwe dingen proberen

Gaan jullie iedere date night naar dat eeuwige Italiaanse restaurant?

Spice things up a little! De pasta is er vast heerlijk, maar je wordt er gelukkiger van als je af en toe iets nieuws probeert.

Onderzoek laat namelijk zien dat het delen van nieuwe ervaringen er écht voor kan zorgen dat je weer even vlinders in je buik krijgt. Hoewel het normaal is dat de romantiek langzamerhand terugloopt, zorgen gelukkige stellen er op deze manier voor dat het nooit helemáál verdwijnt.

3. Jullie zijn niet bang om alleen te zijn

Tijd kunnen doorbrengen zonder de ander is ook een sleutel tot een succesvolle relatie. In ieder geval kan gebrek aan persoonlijke ruimte een relatie om zeep helpen, zo blijkt uit onderzoek. Over het algemeen hebben vrouwen hier meer behoefte aan dan mannen, maar bijna een derde van de participanten gaf aan graag meer ruimte te krijgen van hun partner. Het is dus héél gezond om niet alles met je wederhelft te delen, maar ook zelf een leven te hebben.

4. Jullie hechten waarde aan intimiteit

Of jullie nu één keer per week of vijf keer per week seks hebben, intimiteit is minstens zo belangrijk voor een goede relatie. Hoewel het logisch is om je af en toe af te vragen of jullie wel genoeg seks hebben, blijkt uit onderzoek dat stellen niet gelukkiger worden als ze het vaker dan één keer per week doen. Natuurlijk ontmoedigen we dit niet, maar kussen en knuffelen is dus mínstens zo belangrijk.





Dem ist es schlecht in seiner hau(p)t, der in seiner eigenen gedanken glaubt.

                                                                                    De viese cirkel

Als ik blijf kijken zoals ik altijd heb gekeken,
blijf ik denken zoals ik altijd heb gedacht.

Als ik blijf denken zoals ik altijd heb gedacht,
blijf ik geloven zoals ik altijd heb geloofd.

Als ik blijf geloven zoals ik altijd heb geloofd,
blijf ik doen wat ik altijd heb gedaan.

Als ik blijf doen wat ik altijd heb gedaan,
blijft mij overkomen, wat mij altijd overkomt.

Maar als ik nu mijn ogen sluit
en voel van binnen
dan kom ik deze cirkel uit
en kan ik steeds opnieuw beginnen.







Dit is een mogelijk verschil tussen mensen die zich ontwikkelen en mensen die stilstaan en steeds tegen dezelfde problemen aan lopen.

Dit is misschien het verschil tussen mensen met veerkracht en optimisme en mensen die zich gedragen als slachtoffer van de situatie.

Je kunt ervoor kiezen te leven vanuit de gedachte dat een situatie verandert naarmate je verandert van perspectief. Of: hoe je kijkt bepaalt wat je ziet. Waar je je aandacht op richt is wat jouw beeld, dus je gedachte, bepaalt.

Gedachten uiten zich soms in acties en je acties zijn verantwoordelijk voor je interacties in het leven.

Dus als de dingen in je leven niet gaan zoals jij het graag zou willen, verander dan van perspectief. Kijk anders, richt je op andere dingen. Richt je dus vooral op wat je wél wilt.

Meestal zijn we bezig met dingen die we niet willen, waar we tegen zijn, waar we een hekel aan hebben, waar we bang voor zijn of waar we ons tegen verzetten. Dat zijn allemaal gedachten, allemaal energie, allemaal informatie waarin je soms stikt.

Door continu je aandacht te richten op dingen die je wél wilt, ben je dus positieve energie aan het uitstralen.

Voor alles wat je niet wilt is er per definitie iets wat je wel wilt. Het vergt misschien een beetje oefening en het voelt in het begin misschien een beetje geforceerd, maar dat geeft niks. Gewoonten veranderen kost nou eenmaal tijd en fouten maken mag.

Het effect zal desalniettemin meteen voelbaar zijn. Doordat je positievere gedachten kiest zal ook je gevoel volgen. Je voelt je lichter, blijer, positiever en jij bent de baas over je gedachten, je gevoel, je acties, je leven. Je hebt de keus. Zelfs als je iets overkomt dat vervelend is of moeilijk of verdrietig, jouw gedachten daarover bepaal jij. Door zelf je perspectief te kiezen.

Kies je voor slachtofferschap of kies je voor zelfbewustzijn.

Cirkel van de gedachte


Wat brengt deze situatie mij?

En mogelijk zie je het niet meteen, laat het dan. Later, als het verdriet, boosheid, teleurstelling of wat dan ook, gezakt is, kijk je gewoon opnieuw. Bepaal je opnieuw je perspectief.

  • Kijk anders.
  • Denk anders.
  • Geloof anders.
  • Doe anders.
  • Beleef anders.

Jij hebt meer invloed op je leven dan je misschien denkt.

Thursday, September 8, 2016

How insensitive

Trekken aan een dood paard



How insensitive
I must have seemed
When he told me that he loved me
How unmoved and cold
I must have seemed
When he told me so sincerely
Why he must have asked
Did I just turn and stare in icy silence
What was I to say?
What can you say
When a love affair is over?

Now he's gone away
And I'm alone
With a memory of his last look
Vague and drawn and sad
I see it still
All the heartbreak in his last look
How he must have asked,
Did I just turn and stare in icy silence
What was I to say?
What can you say
When a love affair is over?










ZIHNI ÖZDIL Rutte, moet ik ook oppleuren?

 Iedereen weet dat Italië nog steeds zeer primitief is, dat de mensen daar geneigd zijn om messen te dragen en meteen geweld te gebruiken bij onenigheid. Door een meerderheid van de bevolking daar wordt de wet niet gerespecteerd. We willen ze niet. Ons immigratiebeleid heeft urgente herziening nodig. We hebben de poorten veel te lang opengelaten. Het is hoog tijd om een restrictief immigratiebeleid te hanteren”, aldus de New York Times in 1907. Toen premier Mark Rutte in Zomergasten ‘Ga terug naar Turkije. Pleur op’ zei aan de hand van een fragment van Turks-Nederlandse jongeren die in Rotterdam het werk van een journalist onmogelijk maakten, moest ik denken aan het citaat hierboven. In Amerika is sinds 1907 veel veranderd. Er is hard gewerkt aan daadwerkelijk burgerschap, dat wil zeggen dat de culturele beleving van het ‘Amerikaan zijn’ aansluit op het formele staatsburgerschap. Zo zal tegenwoordig niemand meer zeggen dat een Italian-American moet ‘oppleuren naar Italië’ als hij de wet overtreedt. Ook de suggestie dat namen als De Niro en Guiliani geen Amerikaanse namen zouden zijn, zal iedereen tegenwoordig absurd vinden. Terwijl het idee dat Özdil een Nederlandse naam zou kunnen zijn, als lachwekkend wordt beschouwd.

De meeste reacties op mijn columns, of ze nou over ons zorgstelsel gaan of over ons klimaatbeleid, gaan over mijn etniciteit: ‘Ga dan terug naar Turkije, als je kritiek hebt op de zorg in Nederland!’. Na Zomergasten weet ik dat ook onze premier in staat is om mij zoiets te verwensen als ik bijvoorbeeld zijn beleid hekel. De onverenigbaarheid van immigranten met de cultuur van de ontvangende samenleving is een mythe die in Nederland de afgelopen jaren steeds meer wordt omarmd. Als zelfs een premier niet snapt dat Nederlanders – in dit geval griezels die journalisten intimideren – gewoon Nederlanders zijn, hebben we een groot probleem als het gaat om burgerschap. De huidige kijk op Amerikaans burgerschap is er niet vanzelf gekomen. Het is van onderaf opgeëist door die minderheden die werden uitgesloten.

 Dat gebeurt helaas niet genoeg in Nederland. De – nota bene meestal in Nederland geboren jongeren – uit het Zomergasten-fragment vinden hetzelfde als Rutte. Ze zijn bereid te sterven voor Turkije en zien hun eigen land niet als hun eigen land, maar als een tijdelijk iets. Afgelopen dinsdag kwam er nog een derde partner bij. Het Turkse Ministerie van Buitenlandse zaken publiceerde een statement over het ‘pleur op’ van Rutte in Zomergasten: „Deze ongelukkige uitspraken kunnen de participatie van de Turkse gemeenschap in Nederland schaden.” Door überhaupt te reageren op iets waar ze niks mee te maken heeft, maar dan ook nog eens steeds over ‘de Turkse gemeenschap in Nederland’ te spreken in plaats van ‘Nederlanders’, geeft Turkije aan volledig te onderschrijven wat zowel de griezels in Rotterdam als Rutte vinden: Turkse Nederlanders zijn geen echte Nederlanders. Ik aanschouw het allemaal met enige verbazing. Wonderlijk dat ze zo met elkaar ruziën terwijl ze het volledig met elkaar eens zijn.